Rechtsbescherming tegen de overheid
Leereenheid 1 Inleiding
Stelsel van rechtsbescherming
- bestuursrechtelijke voorziening (bestuurlijke voorprocedure = verplicht volgordelijk)
bezwaar = voorprocedure bij het bestuursorgaan dat zelf het bestreden besluit heeft genomen;
administratief beroep = voorprocedure bij een ander bestuursorgaan dat het besluit heeft
genomen)
- burgerlijke rechter
- onderzoek nationale ombudsman (wijze waarop bestuursorgaan zich heeft gedragen in een
bepaalde aangelegenheid – alleen verzoek indien andere voorzieningen niet (meer) openstaan)
Belangrijkste doelstelling Awb is systematisering en harmonisering van het bestuursrecht.
Rechtszekerheid is gediend met een eenvormig procesrecht (=dwingend recht).
Gelaagde structuur van Awb brengt met zich mee dat als een bijzondere bepaling moet worden
toegepast, ook altijd de algemene bepalingen in de toepassingen moeten worden meegenomen,
alsmede de voorgaande bijzondere bepalingen.
Verder is van belang dat we in het bestuursprocesrecht als hoofdregel geen schorsende werking
toekennen aan een bestuursrechtelijke procedure (volgt uit artikel 6:16 Awb).
Leereenheid 2 De persoon in het publiekrecht
Rechtssubjecten = dragers van bevoegdheden, rechten en plichten
een bestuursorgaan is geen natuurlijke persoon en geen rechtspersoon, maar de drager van
bestuursrechtelijke bevoegdheden die gebruikt worden voor de uitvoering van overheidstaken.
Verschil openbaar lichaam en bestuursorgaan aldus theorie Logemann (ambtstheorie). Openbaar
lichaam heeft ook rechtspersoonlijkheid naar privaatrecht
Deconcentratie = attributie aan ondergeschikten (OM/Belastingdienst/Onderwijsinspectie)
Open huishouding = centrale overheid, provincies en gemeentes (territoriale decentralisatie)
Gesloten huishouding = waterschappen (functionele decentralisatie) (met gesloten doel in leven
geroepen en bevoegdheden alleen gericht zijn op verwezenlijking doel)
Organen
art 1:1 Awb
a-organen – krachtens publiekrecht ingesteld; niet vereist dat zij openbaar gezag uitoefenen
Ook bijvoorbeeld KNMI valt hieronder (ondanks geen bevoegdheden). In het artikel wordt enkel de
voorwaarde gesteld dat een orgaan deel uit moet maken van een rechtspersoon ingesteld krachtens
publiekrecht (een formele eis); de eis dat een dergelijk orgaan ook openbaar gezag moet uitoefenen
(een materiële eis) wordt t.a.v. a-organen niet gesteld. Dit brengt met zich dat op dergelijke – als a-
orgaan aangemerkte – instanties die geen openbaar gezag uitoefenen toch hoofdstuk 2 Awb en – via
schakelbepaling uit artikel 3:1, tweede lid, Awb – de algemene beginselen van behoorlijke bestuur uit
afdeling 3.2 tot en met 3.5 Awb van toepassing zijn (d.w.z. dat deze bepalingen van toepassing zijn op
de privaatrechtelijke en feitelijke handelingen die zij verrichten). Dit laatste geldt voor b-organen niet,
omdat zij buiten hun geoormerkte bevoegdheden geen toepassing hebben.
b-organen – vereist dat zij over openbaar gezag beschikken
- via wet (legaliteitsbeginsel)
- publieke taak (stichting Silicose)
- overwegende overheidsinvloed (criteria NV Schiphol); is enkel van belang voor beantwoording van
de vraag of er bij een rechtspersoon ingesteld krachtens privaatrecht ambtenaren werkzaam zijn. Een
dergelijke rechtspersoon is dan slechts bestuursorgaan in het kader van het Ambtenarenrecht. Bij
,beantwoording van de vraag of de rechtspersoon ‘naar buiten toe’ de burgers bindende besluiten kan
nemen speelt het criterium ‘overwegende overheidsinvloed’ echter geen rol.
art 2:1 BW – publiekrechtelijke rechtspersonen
staat, provincie, gemeente, waterschap, alle lichamen waaraan krachtens de Grondwet verordende
bevoegdheid is verstrekt en rechtspersoonlijkheid is toegekend.
ingevolge art 6 GemW worden de burgemeester, de raad en het college aangewezen als een orgaan
van de gemeente dus ontleent aan wet (art 171 GemW bijvoorbeeld) bevoegdheid (handelt dus op
eigen titel = daarmee bindt hij niet zichzelf maar de ambt waaraan de bevoegdheid toekomt).
Verwerende partij in het beroep is niet ‘de gemeente’ maar het bestuursorgaan dat het bestreden
besluit heeft genomen. Dat is in de Awb niet uitdrukkelijk geregeld, maar het valt wel af te leiden uit
onder meer artikel 8:72, vierde en zesde lid, Awb. Daarin is immers (onder meer) bepaald dat de
rechter ‘het’ bestuursorgaan kan opdragen een nieuw besluit te nemen en dat hij ‘het’ bestuursorgaan
daarbij een termijn kan stellen.
Indien er sprake is van een proceskostenveroordeling zal de rechter het bestuursorgaan opdragen de
kosten te vergoeden Uit art 1:1 lid 4 Awb volgt dan dat de vermogensrechtelijke gevolgen van een
handeling van een bestuursorgaan de rechtspersoon treffen waartoe het bestuursorgaan behoort
(bijvoorbeeld gemeente)
art 2:2 en art 2:3 BW – privaatrechtelijke rechtspersonen
kerkgenootschappen, verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, NV, BV met
beperkte aansprakelijkheid en stichtingen die rechtspersoonlijkheid bezitten.
Belanghebbende
Criteria:
• – actueel belang (voldoende zeker, niet toekomstig)
• – persoonlijk belang (nadeel op zichzelf is niet voldoende als hetzelfde nadeel door vele anderen ook
wordt ervaren (onder omstandigheden spelen hier het afstands- en zichtcriterium een rol – 300 meter)
• – rechtstreeks bij het besluit betrokken belang (causaal verband); eigendomsbelangen zijn echtstreeks
geraakt doordat de verhuurmogelijkheden kunnen afnemen. Volgens de huidige jurisprudentie doet
hieraan niet af dat er een contractuele relatie is (en evenmin dat de huurder een aan de verhuurder
parallel belang heeft). Of het pand wordt verhuurd of door de eigenaar zelf wordt gebruikt maakt voor
het belang dat wordt aangetast (nl. waardevermindering, beperktere verhuurmogelijkheden) geen
verschil
• – objectief bepaalbaar belang (niet subjectief/emotioneel); snel aan voldaan, bijv kappen van bomen
omdat het zonde is, is onvoldoende, omwonende is voldoende)
• – eigen belang (toepassingsbereik van artikel 1:2, derde lid Awb primair te willen reserveren voor
algemene belangen, dat wil zeggen belangen die naar hun aard niet door een individu kunnen worden
behartigd, maar niet los staan van de individuen)
• – feitelijk belang = gevolgen voor de rechtspositie
Indien geen materieel eigen belang gesteld kan worden (d.w.z. geen belanghebbende in de zin van art.
1:2, eerste lid, Awb is), is er een mogelijkheid als belanghebbende van artikel 1:2, derde lid, Awb te
worden aangemerkt. Belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, derde lid, Awb (In het najaar van 2008
heeft de HR de eisen met betrekking tot de concreetheid van de statutaire doelstellingen en de aard van
de feitelijke werkzaamheden aangescherpt. Statutaire doelstelling mogen niet te ruim (veelomvattend)
zijn. Verder moeten de feitelijke werkzaamheden meer behelzen dat het voeren van juridische
procedures en daarmee samenhangende activiteiten):
• er moet sprake zijn van een rechtspersoon: het bestaan ervan kan worden aangetoond met de
notariële akte waaruit de oprichting blijkt;
• is er geen notariële akte dan is toch aan het criterium van het zijn van rechtspersoon voldaan als
sprake is van een organisatie die beschikt over een ledenbestand, een zekere organisatiegraad heeft en
als eenheid deelneemt aan het rechtsverkeer;
,• blijkens de statuten en feitelijke werkzaamheden moet een bepaald algemeen of collectief belang in
het bijzonder worden behartigd door deze rechtspersoon;
• dit betreffende algemene of collectieve belang moet rechtstreeks bij het besluit zijn betrokken
Of iemand belanghebbende is, is voor de toepassing van de Awb in de volgende gevallen van
doorslaggevende aard:
1. art 1:3 Awb – alleen een belanghebbende kan een bestuursorgaan verzoeken om een besluit te
nemen
2. art 4:7 en art 4:8 Awb – alleen een belanghebbende kan zich beroepen op de hoorplicht
3. art 3:15 Awb – alleen een belanghebbende kan zienswijzen inbrengen als de uniforme openbare
voorbereidingsprocedure wordt gevolgd
4. art 7:1 en art 8:1 Awb – alleen voor de belanghebbende staat in beginsel de rechtsgang bij de
bestuursrechter en daaraan voorafgaand, bezwaar bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen
open
5. art 8:26 Awb – alleen een belanghebbende kan als partij deelnemen in een geschil bij de rechter
Stichting Silicose – ABRvS 30 november 1995
Weigering van de Stichting om een aantal personen een eenmalige uitkering te verstrekken.
• art 1:1 lid 1-b orgaan
De stichting is geen art. 1:1 lid 1a-orgaan, want niet krachtens publiekrecht opgericht, maar wel een
art 1:1 lid 1 b-orgaan, aangezien er een zodanige band (inhoudelijke relatie) tussen de stichting en
overheid bestaat (overheid treft voorziening, subsidie voor rekening van de overheid (directe
financiële relatie), reglement opgesteld door staatssecretaris. moet opgevolgd worden door de
stichting).
• art 1:3 lid 1 – besluit
De uitkering is gebaseerd op een buitenwettelijke regeling van publiekrechtelijke aard door de
rijksoverheid vastgesteld. De bevoegdheid tot toekenning van de subsidie is geattribueerd aan de
stichting. De uitvoering door de stichting van het reglement wordt gezien als een publiekrechtelijke
handeling.
NV Luchthaven Schiphol – ABRvS 3 oktober 1996
Weigering om afschriften van de goedkeuringsbesluiten inzake de tarieven te verstrekken.
NV Luchthaven Schiphol is geen bestuursorgaan (niet bij wet ingesteld en geen exclusieve
publiekrechtelijke bevoegdheid toegekend)
NV Luchthaven Schiphol is opgericht krachtens de Wet van 11 december 1957, maar dit is alleen van
belang voor de machtiging van de ministers voor privaatrechtelijke rechtshandelingen (dus alleen om
te beoordelen of hij tot de openbare dienst in de zin van de Ambtenarenwet kan worden gerekend).
Schiphol is dus een rechtspersoon als genoemd in art 2:3 BW en is dus geen bestuursorgaan en geen
krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon en daarom geen art 1:1 lid 1a-orgaan. Er is ook geen
sprake van een art 1:1 lid 1b-orgaan, omdat Schiphol geen enkel openbaar gezag bekleed en heeft ook
de daarvoor benodigde publiekrechtelijke bevoegdheden niet.
Er is sprake van enig openbaar gezag indien:
1. het een privaatrechtelijke rechtspersoon betreft op het handelen waarvan de overheid een zodanig
overwegende invloed heeft dat zij in wezen als een onderdeel van de openbare dienst moet worden
beschouwd (moet blijken uit statuten en feitelijk zichtbaar zijn); of
2. sprake is van de uitoefening van een incidentele bestuursbevoegdheid.
De Afdeling is echter van oordeel dat in gevallen als het onderhavige aan het al dan niet bestaan van
een overwegende overheidsinvloed, zoals onder (1) bedoeld, geen betekenis toekomt. Conclusie is dat
NV Luchthaven Schiphol geen art 1:3 Awb-besluiten kan nemen, omdat het geen bestuursorgaan is.
Het vaststellen van de tarieven is geen besluit, omdat de luchtvaartwet niet voorziet in enige
publiekrechtelijke titel voor de zeggenschap van de exploitatie over het luchtvaartterrein. De
bevoegdheid wordt uitsluitend aan het burgerlijk recht ontleend en daarom de grondslag alleen in
burgerlijk recht. Dat de exploitant grotendeels publiekrechtelijk wordt gestuurd doet daar niet aan af.
Criteria betreffende overwegende overheidsinvloed
, a. heeft een bestuursorgaan een overwegende invloed op de samenstelling van het bestuur en de
benoeming van bestuursleden van de stichting?
b. heeft het bestuursorgaan een belangrijke invloed op de financiën van de stichting
c. heeft het bestuursorgaan een rol ten aanzien van het personeelsbeleid
d. heeft het bestuursorgaan een goedkeuringsbevoegdheid ten aanzien van een of meer besluiten als
rechtspersoon.
Arrest Alexandria ‘66 (voetbalvereniging)
Intrekking van eenmalige subsidie. Appellante is eigenaar van een clubgebouw en verhuurt de zich in
het clubgebouw bevindende kleedkamers aan de voetbalvereniging. Het belang van appellante als
eigenaar van de kleedkamers is rechtstreeks betrokken bij het besluit waarbij de verlening van een
eenmalige exploitatiesubsidie voor de bouw van vier nieuwe kleedkamers en de renovatie van de
bestaande kleedruimten is ingetrokken. Nu het voor appellante voorafgaand aan het besluit tot
intrekking van de subsidieverlening duidelijk moet zijn geweest dat een van haar kant ingediend
financieringsvoorstel, dat (mede) was gebaseerd op een via een huurverhoging af te lossen lening van
het dagelijks bestuur, niet viel aan te merken als realistisch, heeft de rechtbank terecht overwogen dat
het dagelijks bestuur zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat niet is voldaan aan de in
het besluit tot subsidieverlening opgenomen voorwaarde, zodat dat besluit mocht worden ingetrokken
en de verleende subsidie op nihil mocht worden vastgesteld.
de Stichting B.E.K.A. ’66 is wel aangemerkt als belanghebbende ondanks het feit dat zijn een afgeleid
en aan de aanvrager parallel belang heeft. Dit houdt verband met het feit dat de subsidie-intrekking de
Stichting B.E.K.A. ’66 – als eigenaar van het te renoveren clubgebouw – in haar eigendomsrecht raakt
Vereniging Land –en tuinbouworganisatie Noord
Invulling van het begrip ‘collectief belang’ (1:2 lid 3 Awb). Het collectief belang moet volgen uit de
statutaire doelstellingen van de belangenorganisatie.
Leereenheid 3 Handelingen van bestuursorganen
Soms worden ook handelingen die op het eerste gezicht van privaatrechtelijke aard zijn door de
rechtspraak toch als besluit aangemerkt (publieke taak criterium, zelfstandige terugvorderingbesluiten
en bestuurlijke rechtsoordelen.
Kenmerken van het besluitbegrip:
het moet gaan om een schriftelijke beslissing
die genomen is door een bestuursorgaan
inhoudende een rechtshandeling (gericht op rechtsgevolg)
die publiekrechtelijk van aard is
Rechtsgevolg = voorbeeld: een mededeling dat op grond van de Woningwet wél een vergunning nodig
is, is niet een op rechtsgevolg gerichte handeling. De verplichting vloeide immers al rechtstreeks voort
uit de Woningwet. Onder omstandigheden kan deze mededeling wel worden aangemerkt als een
‘bestuurlijk rechtsoordeel’ dat voor bezwaar en beroep op een lijn gesteld moet worden met een
besluit in de zin van de Awb
De afwijzing van een verzoek om een besluit van algemene strekking te nemen is géén besluit in de
zin van artikel 1:3, eerste lid, Awb. Door de weigering een verkeersbesluit te nemen verandert er
immers niets in de wereld van het recht (geen sprake van een rechtsgevolg). Bij de afwijzing van een
aanvraag tot het nemen van een beschikking ligt dit anders.
Besluit – art 1:3 lid 1 Awb
een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling
algemeen verbindend voorschrift – AVV – art 1:3 lid 1 Awb