Samenvatting Kennislijn OP2
Lesweek 1
Werkgroep 1
Gezondheidsbevordering en leefstijl, een praktische handleiding: Hoofdstuk 1.1 – 1.5
o Gezondheid en ziekte behoorde niet alleen tot het domein van de zorg en medici. Goede
zorgvoorzieningen zijn weliswaar een basis voorwaarden, maar ziekte en gezondheid
overstijgen het terrein van de zorg.
Ziekte: een schadelijke lichamelijke (somatische) of psychische afwijking of aandoening van een
organisme waardoor dit organisme minder goed functioneert.
o Veel voorkomende ziekte zijn infectieziekten, hart en vaat ziekten, kanker, psychische
aandoeningen en chronische ziekten.
o Een chronische ziekte is gedefinieerd als een ziekte waarbij over het algemeen geen uitzicht
is op volledig herstel. Een chronische ziekte gaat meestal gepaard met pijn, geestelijk lijden,
beperkingen in functioneren of andere klachten. De mate waarin mensen er hinder van
ondervinden verschilt per ziekte en per individu.
o Van ziekte of aandoeningen kunnen we herstellen, maar van sommige ziekten komen we
niet of moeilijk af en aan andere sommige ziekten komen we te overlijden. Van de meeste
ziekte herstellen we weer. Deze ziekten voor oorzaken slechts een tijdelijke verslechtering
van kwaliteit van leven. Chronische ziekte daarentegen leider in veel gevallen tot een
langdurige vermindering van kwaliteit van leven. De aard en ernst van bepaalde Groningse
ziekten bepalen in hoeverre de kwaliteit van leven wordt beïnvloed. Somatische
(lichamelijke) en psychische ziekte kunnen ook samengaan en elkaar versterken. Andere
negatieve aspecten van chronische ziekte zijn meer frequente en langdurige ziekte opnamen,
meer kans op complicaties na een operatie en meer kans op voortijdig overlijden. Bovendien
hebben chronische ziekte relatief veel en langdurige zorg nodig.
o Er bestaan veel verschillende definities van gezondheid. Vraag 100 mensen wat gezondheid
is en je krijgt 100 verschillende antwoorden. Voor de één is gezondheid niet ziek worden en
voor de ander is het je fit voelen of gelukkig zijn.
Pathogenese: inzicht hebben in het ontstaan, de ontwikkeling en het verloop van een aandoening.
o Hoe duidelijker de pathogenese, hoe beter de preventie van een ziekte of aandoening kan
worden ontwikkeld.
Salutogenese: het gaat om een benadering van de mens, die zich richt op factoren die gezondheid en
welbevinden stimuleren in plaats van de factoren die ziekte veroorzaken en die in het middelpunt
van de pathogenese staan.
o De centrale vraag van salutogenese is: wat houdt mensen gezond en wat bevorderd de
gezondheid?
o Lalonde beschrijf vier deelgebieden die van invloed zijn op gezondheid: biologische factoren,
leefstijlfactoren, omgevingsfactoren en factoren die te maken hebben met de kwaliteit en
toegankelijkheid van de zorg.
o Motto van Wereldgezondheidsorganisatie (WHO): gezondheid is een toestand van volledig
lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn, en niet slechts de afwezigheid van ziekte of
andere lichamelijke gebreken.
1
,Zes dimensies van gezondheid volgens Huber:
1. Lichaamsfuncties
Medische feiten, medische waarnemingen, fysiek functioneren, klachten en pijn, energie
2. Mentaal welbevinden
Cognitief functioneren, emotionele toestand, eigenwaarde/zelfrespect, het gevoel controle
te hebben, zelfmanagement en eigen regie, veerkracht
3. Zingeving
Doelen/idealen nastreven, toekomstperspectief, acceptatie
4. Kwaliteit van leven
Kwaliteit van leven/welbevinden, gelukt beleven, genieten, ervaren gezondheid, lekker in je
vel zitten, levenslust, balans
5. Meedoen
Sociale en communicatieve vaardigheden, betekenisvolle relaties, sociale contacten,
geaccepteerd worden, maatschappelijke betrokkenheid, betekenisvol werk
6. Dagelijks functioneren
Basis-ADL (algemene dagelijkse levensverrichtingen), instrumentele ADL, werk vermogen,
health literacy
o Epidemiologie bestudeert gezondheidssituatie in een populatie en kijk daarbij onder andere
naar het voorkomen en de verspreiding van ziekte binnen en tussen populaties.
Vier gezondheidsindicatoren die elk de basis vormen van een specifieke soort gezonde
levensverwachting:
• Levensverwachting in goed ervaren gezondheid;
• Levensverwachting zonder beperkingen;
• Levensverwachting in goede geestelijke gezondheid;
• Levensverwachting zonder chronische ziekten
Morbiditeit: geef de mate van het voorkomen van een specifieke ziekte aan
Mortaliteit: de sterfte in een bepaalde periode
Prevalentie: het aantal gevallen van een aandoening op een specifiek moment in de bevolking
Incidentie: het aantal nieuwe gevallen van een ziekte per tijdseenheid
Multimorbiditeit: Er zijn meerdere aandoeningen of ziekten tegelijkertijd aanwezig.
2
,Gezondheidsbevordering en leefstijl, een praktische handleiding: Hoofdstuk 2.1
o Hoe weten we in beeld hebben welke factoren onze gezondheid beïnvloeden, hoe efficiënt
de verblijd en zorg kunnen inzetten om ziekten te voorkomen en gezondheid te bevorderen.
Factoren die (on) gezondheid beïnvloeden noemen we ook wel determinanten. Het gaat
daarbij om risicofactoren, maar ook om factoren die de gezondheid bevorderen. En
determinant veronderstelt een causale relatie. Dat wil zeggen dat een verandering in de
determinant leidt tot een verandering in de gezondheid.
Hoe delen we determinanten in:
• Endogene determinanten
Endogene determinanten van gezondheid liggen besloten in het lichaam, de constitutie van
een individu. De genen en de kwetsbaarheid voor bepaalde aandoeningen zijn erfelijk,
andere endogeen determinanten van gezondheid verwerft iemand tijdens het leven. Denk
hierbij aan te hoge bloeddruk, hoge glucosewaarden en hoge cholesterolwaarden.
• Exogene determinanten
Exogene determinanten liggen buiten het lichaam. Denk daarbij aan gedrag, leefstijl en
invloeden uit de sociale en fysieke omgeving.
o In de literatuur vinden we verschillende modellen voor de beschrijving van de determinanten
van gezondheid. Wij hanteren het model dat door de RIVM wordt gebruikt. In dit model
wordt onderscheid gemaakt tussen drie groepen determinanten die gezondheid
beïnvloeden: persoonsgebonden factoren, leefstijlfactoren en omgevingsfactoren. Daarnaast
zijn er nog meer factoren van invloed op de gezondheid. Zo is het systeem van preventie en
zorg zelf ook een determinant van gezondheid en ziekte. Het gaat bij dit systeem om de
invloed van het medisch handelen (behandeling, verpleging en verzorging) en de invloed van
preventieve maatregelen op de gezondheidstoestand. Ook kunnen ziekten of aandoeningen
fungeren als determinant voor andere ziekte. Een aantal externe ontwikkelingen, zoals
macro-economische, demografische en technologische ontwikkelingen, hebben daarnaast
ook invloed op onze gezondheid. Deze ontwikkeling volgen hun eigen dynamiek en hebben
hier weinig tot geen invloed op.
Persoonsgebonden factoren:
• Kunnen genetisch zijn of in de loop van het leven verworven zijn. Zo worden de bloeddruk en
het lichaamsgewicht in de loop van het leven opgebouwd.
• Deze factoren hebben erfelijke component die aan de verworven eigenschap ten grondslag
ligt.
Leefstijlfactoren:
• Hier onder vallen de BRAVO + D gedragingen: bewegen, roken, alcoholgebruik, voeding,
ontspanning en drugsgebruik.
• Een gezonde of ongezonde leefstijl wordt gevormd door het samenspel van de verschillende
gedragingen. Leefstijl is voornamelijk een kwestie van gedrag
Omgevingsfactoren:
• Dit zijn factoren uit de fysieke en sociale omgeving die van buitenaf op onze gezondheid
inwerken of onze gezondheid helpen vormen.
• Bij factoren uit de fysieke omgeving kun je denken aan geluid, straling, luchtverontreiniging,
voedingsadditieven, de kwaliteit van de woning of van de inrichting van een wijk.
• De sociale omgeving bestaat uit sociale contacten en netwerken in de familie, de school en
de woonomgeving en werkomgeving
3
, Pharos onderscheidt de volgende indicatoren van SEGV (sociaaleconomische gezondheidsverschillen)
• Inkomen: naarmate het inkomen hoger is, is ook de gezonde levensverwachting hoger
• Opleidingsniveau: hoe lager het opleidingsniveau, hoe lager de sociaaleconomische status
(SES) van mensen
• Biologische factoren (genetische factoren en geslacht)
• De fysieke omgeving
• De sociale omgeving
• Leefstijl en gezondheidsgedrag
• De toegankelijkheid en kwaliteit van de gezondheidszorg
• Gezondheidsvaardigheid en het vermogen tot zelfmanagement
4