Methodologie en dataverzameling
College 1 – Op zoek naar werkelijkheid
➔ Leeswijzer erg belangrijk voor het lezen van het boek
Wetenschap Geen wetenschap
Theorie en systematisch onderzoek Ervaringen, traditie/ideologie, anderen/media/autoriteit
Definitie wetenschap → staat in het boek.
Op een systematische objectieve manier kennis opdoen over de wereld om ons heen met
methodologische spelregels.
Binnen onderzoek is de empirische cyclus. Dit zijn al de stappen die je als onderzoeker moet nemen
om tot een goed onderzoek te komen. Soort onderzoeksvraag, invulling van concepten, het gebruik
van theoretische inzichten, de te onderzoeken populatie, dataverzameling en het rapporteren.
Aggregaten: individuele handelingen die je gebruikt om uitspraken te doen over de gehele groep.
Fundamenten van de wetenschap
• Theorie: mechanismen. Theorie komt tot stand door meerdere empirische cyclussen.
• Empirie: observaties
• Normen en waarden: intellectuele eerlijkheid, kritisch, objectiviteit
1
,Inductie: specifiek → algemeen
Deductie: algemeen → specifiek
Inductieve proces → van specifieke problemen ga je een
algemene theorie maken → wordt weer specifiek wanneer
je naar bijvoorbeeld groepen mensen gaat kijken (deductie)
→ dit ga je onderzoeken en observeren hoe dit gaat. Deze
cyclus gaat de hele tijd rond. Zo komt een theorie tot stand.
Wat is een theorie?
Systematische verklaring voor een bepaald fenomeen/verschijnsel. Het is een geheel van
samenhangende uitspraken die bepaalde fenomenen beschrijven of verklaren.
Falsificatie: het ontkrachten van een theorie.
Verificatie: het bevestigen van een theorie.
Beide essentieel voor het vormen van een theorie. Het is leuk als elke theorie bevestigd wordt, maar
het doel van de wetenschapper moet eigenlijk zijn dat hij de theorie ontkracht. Als je een theorie die
al lang bestaat onderuit haalt, is dat heel sterk. Als een theorie heel vaak geverifieerd is dan heb je
een goede theorie te pakken, anders nog even kritisch naar kijken. → Karl Popper
Kwalitatief onderzoek: inductie. Iets specifieks in een kleine groep onderzoeken. Vaak niet veel over
bekend. In een kleine groep kan je niet echt goede vragenlijsten afnemen.
Kwantitatief onderzoek: deductie. Je gaat eerst je hypotheses formuleren, data verzamelen,
resultaten, conclusie.
Theorievorming – theorie van sociale ongelijkheid → een proces!
College 2 – van conceptueel model naar onderzoeksplan
Onderzoeksplan
Relevantie
• Wetenschappelijke relevantie: brede theorieën
• Maatschappelijke relevantie: krantenartikelen
• Sociologische relevantie: koppelen aan sociologie.
2
,Geïnteresseerd in verschillende lagen: micro (individuele buurtbewoners), meso
(buurtgemeenschap), macro (normen en waarden van de samenleving).
Filosofie & paradigma
• Op een systematische objectieve manier kennis opdoen over de wereld om ons heen.
• Sociaal wetenschappelijk onderzoek wordt uitgevoerd in een traditie. Drie benaderingen:
o Empirisch-analytische benadering
o Interpretatieve benadering
o Kritisch-emancipatoire benadering (niet nu voor dit vak)
Onderzoeksparagdigma: gedeelde opvattingen over wat wetenschap is, waar een theorie aan moet
voldoen, hoe wetenschap moet worden aangepakt.
Een paradigma bestaat uit de volgende componenten:
• Ontologie: veronderstelling over de aard van de werkelijkheid. WAT is de oorsprong van de
werkelijkheid, hoe is de werkelijkheid opgebouwd? (zijnsleer)
• Epistemologie: HOE is de kennis over de werkelijkheid mogelijk en HOE kan de kennis over de
werkelijkheid verkregen worden? (de kennisleer)
• Methodologie: Hoe kan een onderzoeker iets te weten komen over de werkelijkheid? Via
welke stappen ontwikkelen we kennis? Brede concept over wat voor soort onderzoek je wil
gaan doen.
• Methoden: Welke technieken worden gebruikt om data te verzamelen en te analyseren?
Empirisch-analytisch paradigma: de basis van deze benadering ligt in de natuurwetenschappen.
• Herhaalbaarheid: repriceren. Het onderzoek moet opnieuw uitgevoerd kunnen worden.
• Controleerbaarheid: betrouwbaarheid en validiteit
• Nomothetische kennis: wetmatigheden, feiten.
• Waardenvrij / ‘etic’ perspectief: je kijkt vanaf een afstand naar wat er gebeurt en deelt op die
manier de kennis. Jij staat als onderzoeker ver bij de respondenten vandaan. Je wil objectief
blijven!
• Kwantitatief onderzoek (vaak in statistieken uitgedrukt)
3
, Het is erg belangrijk om dit voor een voorbeeld in te vullen. Dus ga dit goed oefenen.
Interpretatieve paradigma: deze benadering is ontstaan als verzet tegen de empirisch-analytische
benadering.
• Begrijpen (verstehen): je wil erg goed begrijpen hoe het zit. Diepere zin van leven, betekenis
achter dingen in het leven.
• Holistisch (gehele context): wat maakt iemand tot wie hij is. Afkomst, opleiding, leeftijd.
• Waardenverheldering: iets subjectiever, je hebt al bepaalde ideeën en je gaat praten met
iemand waardoor subjectiviteit bestaat. Je bent je als onderzoeker hiervan bewust.
• Idiografische kennis: het unieke beschrijven, de diepte in
• Kwalitatief onderzoek (vaak in woorden uitgedrukt)
Onderzoeksvragen
Plaats, tijd, doelgroep. Niet dubbelzinnig
Soorten onderzoek: veel studies bevatten elementen van alle drie deze onderzoeksvragen.
1. Explorerend: kwalitatief onderzoek, over een onderwerp waar nog weinig over bekend is.
2. Beschrijvend: wat, waar, wanneer, hoe? Je hebt een explorerend onderzoek en kan je daar
wat meer beschrijvend onderzoek doen. Nog niet echt toetsen doen, maar wel simpele
vragen beantwoorden. Simpele kwantitatieve vragen.
a. Trendvraag: hoe verandert een trend?
3. Verklarend: onderzoek naar effecten en correlaties. Waarom? Afhankelijke en onafhankelijke
variabele. Effect toetsen is altijd verklarend! Kwantitatief!
4. Evaluatief: staat in boek
5. Voorspellend:
6. Prescriptief:
Paradigma’s koppelen aan soort onderzoek.
4