Geschiedenis van de moderne wereld sinds 1750
Week 1
Hoorcollege 1
Geschiedenis als ‘de voortzetting van politiek met andere middelen’.
Verlichting als een historisch concept
Wat is de Verlichting?
De Verlichting is een stroming uit de 18 e eeuw die grote invloed heeft gehad op de manier van denken in
het westen op het gebied van godsdiensten, economie, politiek, de samenleving. Ging uit van rationeel
denken, alles kon opgelost worden met verstand. Al deze ideeën botste met de religie van die tijd. De
leiders op dat moment vonden de Verlichting maar niets. De Verlichting vormde uiteindelijk de basis voor
de huidige westerse samenleving.
Verlichting en Romantiek als onderdeel (repertoire) van culturele structuur:
Samenhangend geheel van begrippen, redeneringen, waarden, mentale vaardigheden en
betekenisgevingen die in bepaald historisch tijdperk domineert/grote invloed heeft.
Betekenisgeving aan werkelijkheid (ook sociaal) en invloed op/richtinggevend aan handelen.
Basisprincipes van de Verlichting
De wereld is kenbaar en wordt gestuurd door natuurlijke en niet door supernatuurlijke krachten.
De rationele, experimentele, empirische wetenschappelijke methode zal uiteindelijk alle vragen
over de natuur en de samenleving kunnen beantwoorden.
De natuur en samenleving zijn beheersbaar en maakbaar door toepassing van deze universele
kennis.
De mensheid – en de menselijke samenleving – kan opgevoed en geschoold worden om steeds
grotere vormen van perfectie te bereiken (“vooruitgangsgeloof”).
Verlichting als intellectueel en sociaal fenomeen
Ontwikkeling van concept Verlichting in geschiedenis. Intellectuele geschiedenis.
Jacques-Louis David, 1787. Was het leidende figuur van het neoclassicisme (stroming in de kunst waarin
opnieuw de vermeende puurheid van de klassieken werd nagestreefd, richtte zich op oude Grieken en
Romeinen) en beïnvloedde veel 19e -eeuwse Franse schilders. Dood van Socrates. Socrates als lichtend
voorbeeld Sapere aude (durf te weten). Zijn dood als voorbeeld van angst voor weten, irrationaliteit en
vooroordelen. Hij was kritisch naar de gevestigde orde. Van de foto, stierf als held!
Aanloop: René Descartes (1596-1650)
Hij verwierp de filosofie van Aristoteles (met Socrates en Plato één van de invloedrijkste klassieke
filosofen in de westerse traditie), brak met de scholastiek en legde de basis voor de 17 e-eeuwese
filosofische stroming van het rationalisme. Ook was hij een van de centrale figureren van de
wetenschappelijke revolutie.
“Cogito ergo sum” ik denk dus ik ben.
Systematische twijfel over waarneming en ideeën.
Wiskunde als logisch redeneren.
Deductie (afleiden van een nieuwe stelling, bewering of hypothese uit bestaande stellingen of
theorieën).
Cartesiaans dualisme (onderscheid tussen lichaam en geest, gezien als ziel of bewustzijn).
Aanloop: Francis Bacon (1561-1626)
Grondlegger van de moderne wetenschap en vader van het empirisme (ervaringsleer). Hij creëerde met
zijn wetenschappelijke methode van het empirisme een belangrijk paradigma (stelsel van modellen,
theorieën) dat samen met het rationalisme het redeneren tijdens de Verlichting zou gaan bepalen.
Natuur begrijpen en beheersen.
Observeren, experimenten en redeneren als methode.
Inductie (men tracht algemene regels af te leiden uit specifieke gevallen).
Nova Atlantis (verhaal waarin Bacon zijn gedachten over religieuze tolerantie en over de centrale
rol van een empirische wetenschap schetst).
Denis Diderot (met d’Alembert) & L’Encyclopédie (1751-1772)
Een poging tot een uitputtende beschrijving van de beschikbare rationele kennis over de natuur en de
samenleving in 27 delen. De delen die politieke kritiek uitten op de 18 e -eeuwse monarchie werden door
de Koninklijke censuur verboden (1759).
Deïsme
Bepaalde vorm van geloof, dat het bestaan van God boven en buiten de wereld erkent, maar zijn
persoonlijke inwerking op den loop der dingen ontkent.
Tolerantie
Individuele beleving
, Afwijzen kerk/tradities
Voorbij natuurwetenschappen en begin maatschappelijke kritiek, ook verandering godsbeeld en kritiek op
traditionele greep van kerk op mens en maatschappij.
“Het christendom is de meest bespottelijke, de meest absurde en bloedige religie waarmee de wereld die
ooit geïnfecteerd werd.”
Verlichting als maatschappelijk fenomeen (observeerbare, bijzondere gebeurtenis)
Saloncultuur, genootschappen, loges, etc.
Saloncultuur: rijke burgerij en verlichte adel samenkomsten om nieuwe kennis op te doen en
discussie daarover. Betekenis als praktijken van verspreiding Verlichtingsdenken en ontwikkeling
publieke opinie.
Onderwijs
Onderwijs: verschil elite en volk. Platteland scholen onder invloed van kerk (geloof en
arbeidsvlijt). In steden voor burgerij en adel scholen met meer rekenen en lezen (ook
privéonderwijs). Geletterdheid neemt toe.
Positie (gast)vrouwen (Mme. Geoffrin, Mme. Julie de Lespinasse)
Vrouwen van gegoede afkomst meer geletterd en rol in saloncultuur. Ook eerste schrijfsters.
Censuur en boekdrukkunst
Censuur in absolutistisch Frankrijk omzeilen via Republiek en illegale drukkerijen. Smokkelen van
boeken.
Politiek denken & het natuurrecht
Veranderingen in wetenschappelijk denken ook toepassen op politiek denken in context van vorming
publieke sfeer. Declaration of Independence 1776 (de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring van de
12 koloniën die werd opgesteld door Thomas Jefferson, John Adams, Benjamin Franklin, Roger Sherman
en Robert Livingston. De verklaring hield de onafhankelijkheid van de Britse monarchie in).
Verschillende mensen met meningen over politiek:
Adam Smith was voor vrijheid van economisch handelen, kleine overheid. Diderot, Verlichte ideeën
werden in encyclopedie gezet zodat iedereen het kon lezen. Spinoza, God was volgens hem geen persoon
of wezen maar alles, de natuur, de mensen, de dieren. Er was complete vrijheid nodig. Voltaire zei dat er
een intelligente ontwerper te zijn gezien de natuurwetten. Alleen bemoeide god zich na het scheppen van
alles niet meer met de wens. Voltaire vond dat het niet uitmaakte of je god aanbad als je het maar deed.
Thomas Hobbes (1588-1679)
Engelse filosoof, geldt als een van de grondleggers van de moderne politieke filosofie.
De natuurtoestand en de oorlog van allen tegen allen.
Geweldsmonopolie (staat alleen recht om fysiek geweld en dwang gebruiken).
Absoluut gezag (niet gebonden aan regels of wetten).
John Locke (1632-1704)
John Locke zei dat mensen natuurrechten hebben, deze werden overgedragen aan de overheid die er
zorg voor moest dragen.
Individuele vrijheden
Instemming van de geregeerden
Parlement en vertegenwoordiging
Eigendom en arbeid
Jean-Jacques Rousseau (1712-1778)
Rousseau zei dat mensen uiteindelijk een soort overeenkomst met elkaar sloten om een samenleving te
beginnen, regering moest rekening houden met volk (volkssoevereiniteit).
Economische ongelijkheid als fundament voor algemene ongelijkheid
Du Contract Social (1762) als directe aanval op de hiërarchische standenstaat. Een politiek-
staatkundige verhandeling uit 1762 van Jean-Jacques Rousseau.
De algemene wil
Baron de Montesquieu (1689-1755)
Montesqieu vond dat macht gescheiden moest worden, Trias Politica.
L’Esprit des lois (1748) Boek van Montesquieu over de geest van de wetten.
De Trias Politica als politieke structuur voor de deling van de staatsmacht en regeringsfuncties.
Beschermen van vrijheid in de maatschappij.
Condorcet (1743-1794) en de triomf van de Verlichting
Een intellectueel in politiek en bestuur
Rechten voor de vrouw
o Natuurlijke gelijkheid competenties.
o Verschillen zijn gebaseerd op sociale context van onderdrukking.
Afschaffing slavernij
, o Natuurrechten (voor iedereen, ongeacht plaats op tijd, gelden rechten omdat ze door de
‘natuur’ gegeven zijn).
o Utilitarisme (de hoeveelheid geluk moet worden gemaximaliseerd en dat daarbij verlies
aan geluk bij sommigen kan worden gecompenseerd door meer geluk bij anderen).
o Kolonialisme en Verlichting (een systeem van heerschappij door de ene groep over de
andere, waarbij de eerste het recht claimt om exclusieve soevereiniteit uit te oefenen
door de tweede en om diens lotsbestemming vorm te geven).
Verlicht Despotisme
Despotisme is een regeringsvorm waarbij één persoon of een kleine groep personen absolute macht
heeft, die naar willekeur kan worden toegepast. Het gaat hierbij dus om een autocratie, oligarchie,
tirannie of dictatuur.
Seculier perspectief van vorsten
o Middeleeuwse krachten en gewoonten inperken.
o Centraliseren van de staatsmacht, belastingen, infrastructuur, wetgeving.
Voortgedreven door Philosophes maar ook door militaire noodzaak.
Beperkt door hervormbaarheid van standenstaat en de opkomende krachten van adel en de
Kerk.
Katalyseren van maatschappelijke onrust en problemen.
De Romantiek
Wat is de Romantiek? (1800-1850)
In 1769 ontstaat de stoommachine en dit veroorzaakt de industriële revolutie. Veel mensen trekken van
het platteland naar de stad om toch te kunnen werken, want hun eigen werk was er niet meer. Industrieel
proletariaat ontstaat, die verdiende veel geld. Rond 1800 ontstond het socialisme om de mindere
arbeidsklasse te helpen. Voor de Romantiek was de Verlichting, ze dachten toen dat alles op te lossen
was met rationeel denken. In 1800 waren mensen dit zat, de Romantiek ontstond.
Kenmerken van de Romantiek
Reactie op en voortzetting van de Verlichting.
Verlichting was denken, realiteit, objectief – Romantiek was voor voelen, fantasie en subjectief.
Tegen eenzijdige rationalisering (daad voor jezelf goedpraten door daar logische redenen voor te
verzinnen.
De mens kan zich alleen bevrijden door ook het hart te gebruiken.
De natuur is een levend wezen in plaats van machine (die beheersbaar is).
Universalisme (feiten zijn algemeen geldend) vs. Particularisme (eigen belang boven anderen).
Escapisme wegvluchten uit realiteit.
, Hoorcollege 2. The Dual Revolution
De Industriële Revolutie in Engeland, een start van de moderniteit
Revolutie: een verandering met grote en onomkeerbare gevolgen. Vanaf 1750 begon de industriële
revolutie in GB. Er werden dingen uitgevonden op het gebied van textielnijverheid, landbouw (agrarische
revolutie) en mijnbouw. Agrarische revolutie zorgt voor meer voedsel en grotere bevolking, daardoor
meer kleding nodig dus textielnijverheid en overschot aan landarbeiders die in de textielnijverheid
kunnen werken. Textielwerkplaatsen moesten bij rivieren staan omdat ze water nodig hadden, hadden
dus de mijnbouw nodig, James Watt vindt stoommachine uit die in de mijnen gebruikt wordt en kan
waterkracht vervangen.
Eerste Industriële Revolutie (1775-1850) energie: steenkool, materiaal: ijzer.
Tweede Industriële Revolutie (1850-1900) energie: elektriciteit en olie, materiaal: staal
Evoluties hadden grote economische gevolgen: huisnijverheid wordt verplaatst naar fabrieken, toename
van de productie waardoor prijzen weer daalden.
Landbouw stedelijke samenleving wordt een industriële samenleving. Voornaamste middel van bestaan is
nu industrie i.p.v. landbouw. Bevolking groeide enorm snel en urbanisatie (verhuizen van platteland naar
stad). Meer vervoersmogelijkheden, trein en auto i.p.v. alleen paard en wagen. Inkomensverschillen
werden steeds groter.
Factor: technologische innovaties en schaalvergroting
Schaalvergroting van productie in nijverheid en landbouw werd gestuurd door technologische innovatie
(samenwerken van ondernemers, technici en wetenschappers):
James Hargreaves’ spinmachine (1764)
James Watts verbeterde stoommachine (1777)
Eerst altijd arbeidsintensief want mensen deden het zelf, daarna arbeidsextensief omdat machines het
werk deden. Er wordt zo meer geproduceerd met minder arbeid. Innovatie heeft de juiste
omstandigheden nodig om toonaangevend te worden.
Factor: Enclosure movement in Engeland: de geleidelijke verdwijning van Commons en Open
Fields
De stijging van wol-, graan- en andere landbouwprijzen motiveerden boeren te investeren in de
uitbreiding van hun bezittingen om het land efficiënter te kunnen verbouwen. Boeren kregen de
mogelijkheid om te investeren zodat er meer geproduceerd kon worden en er zo meer winst
behaald kon worden.
In 1700 werd tussen 40% en 50% van de Engelse landbouwgrond nog gemeenschappelijk
gebruikt voor akkerbouw, moestuinen en het grazen van vee; in 1800 waren Commons
zeldzaam.
‘Enclosures’ in Engeland
Enclosures: gemeenschappelijke grond in bezit van grootgrondbezitters. Voegden alle stukken grond bij
elkaar en bouwden er muurtjes omheen, ze kregen zo grote velden die effectief bewerkt kunnen worden.
Er kwamen hierdoor nieuwe gewassen, zoals mais, bonen en aardappels. Werd meer van geproduceerd.
Door de technische verbeteringen in de landbouw en de enclosures waren er minder landarbeiders nodig
en moesten kleine boeren ermee stoppen, ook ambachtslieden en kleine zelfstandigen waren de dupe.
De werkloosheid steeg op het platteland, men trok daarom naar de stad. Deze mensen werden vaak
loonarbeiders in de fabrieken.
De ‘enclosure movement’ leidde tot grotere duidelijkheid in particulier grondbezit.
Daarbij kwam het effect van nieuwe landbouwtechnologie.
Resulteert in hogere agrarische productiviteit en versterking winstmotief.
Jethro Tull (1674-1741)
Was een Engels landbouwwetenschapper voor de Industriële Revolutie. Hij werd gezien als een van de
eerste die de landbouw wetenschappelijk en empirisch benaderde. Hij was de uitvinder van de
zaaimachine. Als uitbreider van grondbezit dankzij enclosures, als innovatieve boer en efficiëntere ploeg.
Jethro had connecties in het parlement waardoor hij zo kon regelen dat er meer grondbezit en productie
plaatsvindt.
De aardappel als nieuw volksvoedsel in Noordwest-Europa: meer calorieën per voedseleenheid in
vergelijking met graanproducten. Combinatie van dit met grotere productie meer voedselproductie.
Nieuwe inzichten in het belang van hygiëne in de 18e eeuw
Gebruik van zeep
Betere hygiëne in verloskunde: daling van het sterftecijfer van moeders en pasgeborenen.
Ontwikkeling van vaccine tegen de pokken (Edward Jenner 1796).