Samenvatting inleiding sociologie
Probleem 1 – Verschillende brillen Ballantine (31-39)
Macionis (38 -43)
Giddens (31-37)
Probleem 2 – Verboden praktijken Ballantine (143 – 156)
Macionis (603)
Giddens (936)
Probleem 3- Make US discriminate again Ballantine (219 -245)
Macionis (354- 359)
Giddens (640)
Probleem 4- Stratificatie in het onderwijs Ballantine (181, 185, 321)
Macionis (251)
Giddens (442)
Probleem 5 – Jongens tegen de meisjes Ballantine (254)
Macionis (389, 405)
Giddens (293, 600, 614, 623, 1119)
Probleem 6- Wie ben ik? Ballantine (91, 106=agency groepen)
Macionis (209, 214, 227)
Giddens (266, 286)
Probleem 7- Wat krijgen we voorgeschoteld? Ballantine (109, 263)
Macionis (760, 775)
Giddens (724, 760)
Probleem 8- Grenzen aan mondiale Ballantine (83)
betrokkenheid? Macionis (167, 912)
Giddens (107, 138)
1
,Probleem 1 – Verschillende brillen
Ballantine en Roberts (31-39)
Macionis en Plummer (38 -43)
Giddens (31-37)
Wat zijn de vier perspectieven en wat houden ze in?
Perspectieven op microniveau:
Symbolisch interactionisme (ook wel sociaal constructionisme of interpretatieve theorie genoemd)
beschouwt mensen als actieve wezens die gedeelde betekenissen van symbolen en gebeurtenissen
creëren en vervolgens op basis van deze betekenissen communiceren. Het bestudeert de manier
waarop en waarom mensen met elkaar communiceren.
Mensen communiceren via symbolen (zoals taal, woorden, of een trouwring etc.)
Door het menselijke proces om betekenis te vinden in onze omgeving, definiëren we onze
identiteit, lichamen en gevoelens, en gaan we de wereld om ons heen sociaal construeren.
Dit proces verschilt per persoon.
‘Human agency (Mead): mensen zijn actief betrokken bij het creëren van hun sociale
omgeving (agency: als je een agent bent, kun je zelf invloed uitoefenen op je omgeving/een
eigen betekenis geven aan symbolen)
Door onze interacties leren we algemene/gedeelde ideeën te delen, te begrijpen wat we van
anderen moeten verwachten en het vergroten van vermogen om de maatschappij te
beïnvloeden.
Weber: structuren van de samenleving zijn gecreëerd door sociale acties van individuen.
Ontstaan vanuit interpretatieve sociologie van Gofmann. Goffman heeft het over een
dramaturgische analyse, hij benadrukt dat mensen lijken op acteurs op een podium, die
verschillende rollen spelen.
Samenvattend, de moderne theorie van symbolisch interactionisme benadrukt het volgende:
Mensen creëren en her-creëren de maatschappij continue door met elkaar te interacteren
Mensen interacteren door te communiceren met elkaar via het gebruik van gedeelde
symbolen
We leren wie we zijn en wat onze plaats in de maatschappij is door te interacteren met
anderen.
Er zijn drie soorten interactionisme:
1. Symbolisch interactionisme focust zich op het micro-level van interactie en de manier
waarop meningen worden gevormd en overgebracht aan andere leden van de maatschappij.
Mead beweert dat de individuele persoon een sociaal persoon is.
2. Fenomenologie is een tweede interactionistisch perspectief. Het gaat hier om hoe het sociale
leven wordt ervaren. Schutz concentreerde zich op alledaagse ervaringen van mensen en de
manier waarop ze uiteindelijk vanzelfsprekend worden. Hij noemt dit de natuurlijke attitude.
Voor Schutz gaat fenomenologie over dit proces. Ook heeft hij het over typering, de manier
waarop ervaren fenomenen worden getypeerd volgens eerdere ervaringen.
3. Etnomethodologie: het systematische onderzoek van methodes die gebruikt worden door
leden van een bepaalde maatschappij om hun sociale worden te construeren.
Kritiek:
Het negeert de structuren van de samenleving op macroniveau.
Door de focus op interpersoonlijke interacties, wordt er minder rekening gehouden met
grootschalige sociale krachten zoals een economische depressie of politieke revolutie.
Het is vaak minder afgestemd op belangrijke kwesties op macroniveau.
2
,Rationele keuze theorie (uitwisselingstheorie): mensen zijn fundamenteel geconcentreerd op eigen
belang, het maken van rationele keuzes op basis van de afweging tussen kosten en opbrengen of het
verwachte resultaat van een actie.
De keuzes die we maken worden geleid door de ratio -> rationele keuzes.
Als de opbrengsten hoog zijn en de kosten laag zal de interactie worden gewaardeerd. Elke
interactie bevat berekeningen van eigenbelang, verwachtingen en wederkerigheid en het
maken van keuzes op basis van het feit dat de actie zich uiteindelijk uitbetaalt voor het
individu = exchange theorie
Wederkerigheid is een sleutelconcept voor rationale-keuze theorie. Het idee is dat wanneer
een relatie langere tijd instabiel is, het onbevredigend zal worden. Deze theorie ziet
menselijke interactie als een ‘voor wat, hoort wat’, dit is nodig om in balans te blijven. Als de
een meer macht heeft dan de ander brengt dit de relatie in gevaar. Een relatie zou een
principe van de minste interesse zijn -> de persoon die het minste heeft, zal het meest zijn
best doen om de relatie staande te houden, de persoon met het meeste hoeft minder zijn
best te doen. Mensen blijven in een relatie op basis van die uitwisseling.
Individueel rationeel gedrag kan leiden tot collectief irrationeel gedrag
Samenvattend heeft deze theorie de volgende kernprincipes:
Mensen zijn egocentrisch, en eigenbelang leidt hun gedrag
Mensen berekenen de kosten en opbrengsten voor het maken van beslissingen
Mensen zijn rationeel in het principe dat ze hun keuzes afwegen om de hoogste opbrengst
te behalen.
Iedere interactie omvat uitwisselingen die beloningen, straffen of kosten met zich
meebrengen
Een hoofdelement is het principe van wederkerigheid- een balans in de uitwisseling van
opbrengsten.
Mensen houden in hun hoofd bij of ze iets aan iemand verschuldigd zijn of die persoon aan
hen.
Kritiek op deze theorie: besteedt geen aandacht aan het micro-level interne mentale proces, zoals
zelfreflectie. Het goede gevoel dat een actie op kan leveren kan ook een compensatie zijn voor de
kosten.
Perspectieven op macroniveau:
Structureel-functionalisme (functionalisme): deze theorie ziet de samenleving als een complex
systeem waarvan alle delen van de sociale structuur (groepen, organisaties en instituties), de cultuur
(waarden en overtuigingen) en sociale processen (bijv. onderwijzen van een kind) samenwerken om
de hele samenleving soepel en harmonieus te laten verlopen.
Het gaat uit van het idee van sociale orde -> hoe kan de samenleving bijeen worden
gehouden wanneer alle individuen uitgaan van hun eigen wensen ten koste van anderen. In
plaats van mensen te straffen zou er juist op een positieve manier gestuurd moeten worden,
zoals het leren delen van normen en waarden.
Einddoel is solidariteit en stabiliteit
Om de sociale wereld vanuit dit perspectief te begrijpen, moeten we kijken hoe de delen van
de samenleving (structuur) bij elkaar passen en hoe elk onderdeel bijdraagt aan het behoud
van de samenleving. Het doel van het krijgen van kinderen is bijv. een reden waarom de
samenleving in stand blijft.
Het werkt als een lichaam -> alles heeft een eigen functie en vormt samen 1 geheel
Individuen vormen zich naar de regels in de samenleving.
Het heeft veel te danken aan Comte, die probeerde sociale integratie te bevorderen. Spencer was
ook belangrijk, hij beredeneerde dat verschillende sociale structuren onderling afhankelijk zijn en
3
, samen moeten werken om de samenleving te behouden. Het structureel perspectief organiseert
sociologische observaties door verschillende structuren van de samenleving te identificeren en de
functie ervan te onderzoeken. Durkheim is vooral gericht op sociale solidariteit. Volgens hem bestaat
de maatschappij uit delen die noodzakelijk in elkaar passen om te werken als geheel. Hij geloofde dat
individuen in overeenstemming zijn met de regels, vanwege een collectief geheugen (de gedeelde
overtuigingen van de waarden van een groep). Mensen groeien op met dezelfde waarden en
gedragsregels als de mensen om hen heen. Mensen krijgen daardoor intern een beeld van wat goed
gedrag is. Het functionalistische perspectief legt de nadruk op sociale consensus, die aanleiding geeft
tot stabiele en voorspelbare patronen van orde in de samenleving. Mensen houden zich aan
groepsregels, omdat ze groepen nodig hebben om te overleven. Dit betekent dat de meeste
samenlevingen ordelijk functioneren, waarbij de meeste individuen passen in hun positie in de
samenleving.
Merton beschreef de verschillende functions: manifest (herkenbare en beoogde gevolgen),
latent (niet herkende en onbedoelde gevolgen) en dysfunctions (ongewenste gevolgen).
Functions: zijn consequenties van een actie of gedrag, en deze kunnen manifest (duidelijk) of latent
(verborgen) zijn. Manifest functions zijn de geplande gevolgen van interacties, sociale organisaties of
instituties. Latent functions zijn de ongeplande of onbedoelde gevolgen van acties of van sociale
structuren. Latent functions kunnen functional (handig) of dysfunctional (slecht voor de organisatie
of maatschappij) zijn. Functional actions dragen bij aan de stabiliteit, terwijl dysfunctions het
evenwicht juist ondermijnen. Vanuit het structureel-functionalistische perspectief is het belangrijk
om mogelijke functions en dysfunctios te onderzoeken om de harmonie en balans te behouden.
Samenvattend, is het structureel-functioneel perspectief:
Het onderzoekt organisaties en patronen in de maatschappij op macro-niveau
Kijkt naar wat gemeenschappen bij elkaar houdt en wat de sociale continuïteit verbetert
Houdt rekening met de gevolgen of functies van elk belangrijk onderdeel in de samenleving
Focust zich op de manier waarop structuren (groepen, organisaties en instituties), de cultuur
en sociale processen samenwerken om ervoor te zorgen dat de samenleving soepel verloopt.
Noteert manifest functions, latent functions en dysfunctions.
Kritiek:
Sommige ideeën zijn te ingewikkeld om te kunnen testen.
Het laat geen sociale veranderingen in de maatschappij zien.
De theorie gaat ervanuit dat als een samenleving stabiel is, er geen sprake is van conflict en
dat conflicten schadelijk zijn.
Dit perspectief doet denken dat de wereld begrijpelijk, ordelijk en stabiel is.
Functionalisme leidt tot ongelijkheid. Deze theorie wordt tegenwoordig veel minder
gebruikt.
Het kijkt vooral naar de beperkingen van de samenleving en geeft geen ruimte voor creatieve
acties van individuen.
Conflictperspectief: conflict is onvermijdelijk in een groep of samenleving. Het ziet de samenleving
als een arena van verschillen en ongelijkheden die conflicten en verandering genereren. Deze
benadering vult het functionele perspectief aan door niet solidariteit te benadrukken, maar
verdeeldheid op basis van verschillende belangen en mogelijke ongelijkheid. Nadruk ligt ook op de
strijd tussen mensen (arm en rijk, oud en jong etc.). Het conflictperspectief helpt ons om te zien hoe
ongelijkheid en het ontstane conflict, geworteld is in de organisatie van de samenleving zelf.
Dit is het tegenovergestelde van het structureel-functionele perspectief. Het beweert dat
ongelijkheid en onrecht de bron zijn van conflicten die de samenleving doordringen. Middelen en
macht zijn ongelijk verdeeld. De rijken beschermen hun posities door de kracht die ze hebben
verzameld om anderen van hun plaats te houden. De armen willen meer middelen, waardoor er een
conflict ontstaat tussen de haves (degenen die de middelen beheersen) en de have-nots (degenen
die de middelen niet hebben). Deze conflicten zorgen soms voor een verandering in de samenleving.
4