Leerpsychologie Hoofdstuk 1 Wat is leren
-Kern van het vak leerpsychologie op de pabo= Hoe kun je als leerkracht het leren van kinderen in je
klas faciliteren?
-Het schoolse leren wordt ook wel formeel of intentioneel leren genoemd.
-Het buitenschoolse leren noemen we: informeel en incidenteel.
-Bolhuis (2000) wijst erop dat formeel leren niet per se intentioneel leren hoeft te zijn. Tijdens een
les in de klas (formeel leren) kan het best zo zijn dat een leerling helemaal niet bij de les is, maar
denkt aan zijn verjaardagsfeestje na schooltijd. Bij deze leerling – hoewel in een formele leersetting –
is geen sprake van intentioneel leren.
-Voor het leren van jonge kinderen geldt volgens Goorhuis-Brouwer (2016) dat niet het formele,
schoolse leren op de voorgrond mag staan, maar het spelend leren.
-Leren is een duurzame verandering in gedrag of in het vermogen daartoe, als resultaat van oefening
of andere vormen van ervaring (Schunk, 1996)
-Leren is het verzamelen van kennis, inzicht en vaardigheden door ervaring of studie (Morris, 1971)
-De rol van de leerkracht is die van stimulator en begeleider.
-Leren kan worden gedefinieerd als: Het ontstaan of tot stand brengen van relatief duurzame
veranderingen in kennis, houding en vaardigheden en / of in het vermogen om te leren, door middel
van het selecteren, opnemen, verwerken, integreren, vastleggen en gebruiken van en het betekenis
geven aan informatie door individuen, groepen.
-De acht dimensies van het leren:
Dimensie/ categorie: Loopt van: Via: Naar:
Plaats School, opleiding Werkplek Elders
Bewustzijn (bij de lerende) Onbewust leren, impliciet Bewust van werkdoel, Bewust van leerdoelen en
leren alleen vagelijk bewust leerprocessen
van leren
Sturing Externe sturing Gedeelde sturing door Zelfsturing
lerende en externe
instantie
Inhoud Gestructureerd en er bestaat Half gestructureerd, half Niet/ slecht gedefinieerde,
consensus over ongestructureerd ongestructureerde problemen
Aansluiting referentiekader Leren als aanbouwen Leren als verbouwen Leren als afbreken en opbouwen
Aanzet tot leren Uit eigen beweging Vanuit de sociale Door een sturende instantie
omgeving, vanuit
problemen
Door wie Individu Groep (deel) organisatie
Voor wie Persoon (leren als tool of Groep, organisatie en Groep, organisatie (leren als tool
person development) persoon zelf of management)
-Declaratieve kennis= kennis van feiten, begrippen, regels, principes, wetmatigheden, concepten,
definities, theorieën enz.
-Procedurele kennis= (mentale) handelingen of (cognitieve) vaardigheden, die volgens bepaalde
regels/ voorschriften/ afspraken dienen verricht te worden om gewenst resultaat te bereiken.
-Cognitief leren= gaat het om memoriseren, feitenkennis, inzicht bevorderend leren en
automatiseren.
-Sociaal-affectief leren= gaat het om het ontwikkelen van emoties en gevoelens.
-Psychomotorisch leren= Gaat het om automatismen.
-Competentieleren= integrativiteit, leerbaarheid, contextgebondenheid en handelingsgericht.
1
, -Leerstijlen Vermunt:
Ongericht: je doet maar wat.
Reproductief: toets gericht.
Toepassingsgericht: wat is het nut hiervan, kan ik het in de praktijk doen.
Betekenisgericht: deze mensen willen het snappen.
-Leerstijlen Kolb:
Dromer: bekijkt vaak iets vanuit verschillende invalshoeken = = reflectieve aanpak
De denker: zoekt naar de logica = zelfstudieaanpak
De beslisser: plant zijn taken en zoekt naar de oplossing = instructieaanpak
Doener: doet graag dingen en denkt er daarna over na = oefenaanpak
Hoofdstuk 2 Behaviorisme
-Hoe beïnvloeden externe factoren het leren/gedrag.
-Stimulus= respons, externe prikkel-waarneembare reactie.
-De zes taxonomieën van Bloom zijn: onthouden, begrijpen, toepassen, analyseren, evalueren en
creëren.
-Pavlov is van het experiment met de hond, het eten en de bel. Er wordt een verband gelegd tussen
nieuwe stimulus en de bestaande reflex/ respons. Dit is klassiek conditioneren.
-Skinner stelt de persoonlijkheid gelijk aan het gedrag dat mensen vertonen. Gedrag wordt beloond
of gestraft. Dit fenomeen noemde hij de operante conditionering.
-Bandura mensen denken na over zichzelf en kunnen bewuste keuzes maken. Leren door gedrag na
te bootsen. Dit noemen we modelleren.
-Oriëntatiereflex= de onwillekeurige, instinctieve reactie op alles wat nieuw is.
-Geprogrammeerde instructie= een instructietheorie op microniveau, het heeft dus betrekking op de
instructie van kleine bestanddelen die binnen één les aan de orde komen.
-De geprogrammeerde instructie bevat drie belangrijke aspecten:
Reïnforcement= versterking van gewenst gedrag.
Cue= is een aanwijzing in de tekst die toeleid naar de vraag die aan de lerende over de tekst
wordt gesteld, denk aan een dikgedrukt woord.
Participation= actieve deelname.
-We spreken van hogere denkvaardigheden als leerlingen in staat zijn nieuwe informatie samen te
brengen en te verbinden met informatie waarover ze al beschikten.
-Branching= vertakking, als een antwoord goed is door naar de volgende zo niet dan niet.
-Vier niveaus van constructief feedback geven:
Taakniveau: hoe is de taak uitgevoerd.
Procesniveau: hoe is de taak uitgevoerd en verbonden.
Zelfregulatieniveau: zelfsturing
Zelffeedback
-Carol Dweck deed onderzoek naar wat feedback met de mindset doet.
-Fixed mindset= kinderen hebben het idee dat intelligentie onveranderlijk is.
-Growth mindset= kinderen gaan ervan uit dat je, je eigen intelligentie kunt ontwikkelen door bij te
leren.
-Formatief beoordelen= vindt plaats in de interacties met leerlingen.
-Summatief beoordelen= na een bepaalde periode maak je de balans op.
2