Kernmedicatielijst
ACE remmers → captopril, enalapril, perindopril
ACE-remmers zijn veel gebruikte medicijnen bij zowel hypertensie als hartfalen. Ook kan het ter
preventie van symptomatisch hartfalen bij een asymptomatische linkerventrikeldisfunctie (EF <35%)
gebruikt worden. Ze remmen het ‘angiotensine converting enzyme’ die angiotensine I in
angiotensine II omzet. Hierdoor wordt het RAAS geremd.
Bijwerkingen: prikkelhoest, asthenie, duizeligheid, misselijkheid.
Aldosteron antagonist → spironolacton
Een aldosteron antagonist kent verschillende indicaties: oedeem tgv hartfalen, ernstig hartfalen,
oedeem/ascites tgv levercirrose, nefrotisch syndroom indien diuretica niet effectief zijn/niet
gebruikt kunnen worden.
Spironolacton is een kaliumsparend diureticum dat zijn werking voornamelijk in de distale tubulus
uitoefent door een competitief antagonisme met aldosteron.
Bijwerkingen: hoofdpijn, maag-darm complicaties, erectiestoornis, menstruatiestoornissen.
Anti-aritmica → amiodaron, sotalol
Amiodaron wordt gebruikt als profylaxe en behandeling van ritmestoornissen wanneer andere
therapieën niet effectief of gecontra-indiceerd zijn. Sotalol kan worden ingezet bij paroxismale
ritmestoornissen.
Beide medicijnen vertragen de geleiding en verlengen de refractaire periode.
Bijwerkingen: Veel verschillende bijwerkingen.
Anticoagulantia/coumarinederivaat → fenprocoumon, heparine
Zowel fenprocoumon als heparine kunnen worden ingezet bij preventie en behandeling van trombo-
embolische aandoeningen.
Fenprocoumon remt de bloedstolling door als antagonist van vitamine K de synthese van de
stollingsfactoren II, VII, IX en X en van proteïne C en proteïne S te blokkeren. Heparine grijpt direct
aan op de stollingsfactoren.
Bijwerkingen: bloedingen, hemorragische anemie
Anticholinergica → ipratropium, tiotropium
Ipratropium is geïndiceerd bij astma en bij COPD. Tiotropium wordt als onderhoudsbehandeling bij
COPD gebruikt en bij ernstige astma. Ipratropium is kortwerkend en tiotropium is langwerkend.
Beide medicijnen zijn parasympathicolytica en zorgen voor bronchodilatatie.
Bijwerkingen: droge mond, hoest
Antimicrobiële middelen:
Penicillines → benzylpenicilline, amoxicilline (+ clavulaanzuur)
Tetracyclines → doxycycline
Cefalosporinen → ceftazidim
Macroliden → claritromycine, azitromycine
Chinolonen → ciprofloxacine
, Tuberculostatica → isoniazide, rifampicine, pyrazinamide
Angiotensine II antagonisten → irbesartan, losartan, candesartan
Angiotensine II antagonisten kunnen worden gebruikt bij hypertensie en hartfalen. Ze worden vaak
voorgeschreven als ACE-remmers niet effectief zijn of gecontra-indiceerd zijn. Het wordt niet
aangeraden om ze te combineren met ACE-remmers.
Ze remmen angiotensine II en remmen hiermee het effect van het RAAS
Bijwerkingen: hypotensie, hyperkaliëmie, duizeligheid.
Bètablokkers → metoprolol, carvedilol, propranolol, atenolol
Bètablokkers kennen verschillende indicaties: hypertensie, onderhoudsbehandeling bij stabiele AP,
supraventriculaire en ventriculaire ritmestoornissen.
Atenolol en metoprolol → selectief
Carvedilol en propranolol → niet-selectief
Bijwerkingen: bradycardie, maag-darmklachten
Bètamimetica → salbutamol, terbutaline, salmeterol, formoterol, indacaterol
Bètamimetica worden gebruikt bij astma en COPD. Er wordt eerste begonnen met een kortwerkende
en er kan een langwerkende worden toegevoegd bij onvoldoende effectiviteit. Salbutamol en
terbutaline zijn kortwerkend en salmeterol, formoterol en indacaterol zijn langwerkend.
Bijwerkingen: tachycardie, tremor
Calcium antagonisten → verapamil, diltiazem, nifedipine, amlodipine
Calcium antagonisten worden gebruikt bij stabiele AP, met name wanneer bètablokker gecontra-
indiceerd zijn. Ook kan het gebruikt worden bij lichte tot matige hypertensie, paroxismale
supraventriculaire ritmestoornissen, atriumflutter en -fibrilleren en hypertrofische obstructieve
cardiomyopathie.
Calcium antagonisten remmen de langzame influx van Ca2+-ionen door de celmembraan van de
contractiele en prikkelgeleidende cellen in het hart en van glad spierweefsel van coronaire en
perifere arteriën, waardoor de contractie vermindert en een remmend effect op de sinusknoop en
de AV-geleiding optreedt.
Bijwerkingen: oedeem, maagdarmstoornissen.
Corticosteroïden → prednisolon
Prednisolon kent veel verschillende indicaties. Hieronder vallen reumatologische aandoeningen,
longaandoeningen (zoals astma en COPD), maag-darmaandoeningen en nieraandoeningen (zoals
nefrotisch syndroom). Het is een corticosteroïd met glucocorticoïde eigenschappen.
Bijwerkingen: veel, vooral belangrijk: Cushing syndroom en medicatie geïnduceerde diabetes
mellitus.
Hartglycoside → digoxine
Digoxine wordt gebruikt bij chronisch hartfalen, met name wanneer dit gepaard gaat met
atriumfibrilleren (wanneer de ingestelde therapie niet effectief is). Ook wordt het wel eens gebruikt
bij atriumfibrilleren en atriumflutter.
Digoxine verhoogt de inotropie en verlaagt de chronotropie.