Samenvatting Rechtspsychologie
Week 1
Hoorcollege
Wanneer iemand ten onrechte wordt veroordeeld spreken we van een rechterlijke dwaling. De twee
types zijn: verkeerd iemand wordt veroordeeld (Kees B, schiedammer parkmoord) of er is geen sprake
van een misdrijf (Lucia de B (werd veroordeeld voor moord op ziekenhuispatiënten)). We spreken
van een rechterlijke dwaling, omdat het de fout is van de rechter. Het feit dat bewijs wettig kan zijn,
wil niet zeggen dat het overtuigend bewijs is om iemand te veroordelen. Er wordt gebruik gemaakt
van verschillende onderzoeksmethoden, o.a. het dossieronderzoek. Het dossier is ondersteunend voor
de tenlastelegging, wat opgesteld is door de OvJ. Dit dossier ondersteunt dus vrijwel altijd de
gedachte dat de verdachte schuldig is. Door deze asymmetrie kan tunnelvisie ontstaan.
Experimenten binnen de rechtspsychologie hebben een hoge interne validiteit, maar daardoor een lage
externe validiteit, ze zijn vaak niet realistisch. Quasi-experimenten wijken af van het klassieke
ontwerp (voor- en nameting, groep met manipulatie en controlegroep).
Loftus met botsende auto’s
Bij het eerste experiment (onderzoek naar suggestie en invloed van post-hoc informatie) werd er
gevraagd hoe hard de auto’s reden, nadat ze elkaar … (verschillend woord). Hoe heftiger het woord,
hoe hoger de antwoorden. Hieruit blijkt dat de vorm van een vraag het antwoord van getuigen
beïnvloeden. Elke vraag (voornamelijk gesloten) bevat informatie, dus ook suggestie. Na
verschillende experimenten concludeert Loftus het volgende: men kan het geheugen van getuigen
achteraf veranderen door misleidende informatie te geven. Dit is relevant voor de rechtspraktijk,
omdat getuigen ook vaak onder verschillende invloeden staan.
The door study
Bij dit experiment werd het vermogen van mensen onderzocht om veranderingen in visuele informatie
te detecteren. Meer dan de helft merkt deze verandering niet op, hier was sprake van
veranderingsblindheid. De studie laat zien dat dit voornamelijk voorkomt wanneer mensen
informatie oppervlakkig encoderen. Dit verklaart waarom onschuldigen soms als daders worden
aangewezen, wanneer ze op een plaats delict waren.
Alt-toets-experiment
Experiment bewijst dat confronteren met vals ooggetuige bewijs leidt tot een toename valse
bekentenissen. Dit is belangrijk voor de rechtspraktijk, omdat dit laat zien dat bijvoorbeeld
verhoortechnieken (Reid-techniek) tot een toename van valse bekentenissen zal leiden. Het doel van
het verhoor zou waarheidsvinding moeten zijn, terwijl dit nu het krijgen van een bekentenis is. Er is
echter kritiek op de generaliseerbaarheid van het experiment.
Commissies in het geheugen: crashing memories en het probleem van source monitoring
In verschillende onderzoeken worden delicten gebruikt waarvan geen beelden bestaan. Toch blijkt dat
meer dan de helft van de mensen rapporteert dat zij die wel hebben waargenomen. Dit kan verklaard
worden door twee fenomenen: inferentie van kennis (nieuwe kennis afleiden uit al bestaande kennis)
en de source monitoring error (bronverwarring).
,Simpele pseudo-herinneringen: het Deese-Roediger-McDermott-paradigma
In dit experiment leest men een lijst met woorden, waar een bepaald lokwoord niet bij staat. Wanneer
er wordt gevraagd welke woorden men nog weet, wordt het lokwoord vaak genoemd. Dit wordt
aangemerkt als een pseudo-herinnering. Dit kan op twee manieren worden verklaard: allereerst
vanuit de activation/monitoring-theorie (sterke associatie van de woordenlijsten heeft ook het
lokwoord geactiveerd, hierdoor treedt bronverwarring op). Ten tweede kan het worden verklaard
vanuit de fuzzy trace-theorie: twee geheugensporen van ervaringen blijven achter. Ook hier is er
kritiek op het Dream-paradigma, omdat dit niet vergelijkbaar is met herinneringen aan een serieus
delict. Wel weten we door dit experiment de algemene regels achter dat soort geheugenfouten.
Asch met compliance
We hebben allemaal de neiging om ons aan te passen aan gedrag van meerderheidsgroepen. Een
groep moest bij dit experiment dezelfde lengte van de lijn aanwijzen, als de voorbeeldlijn. In de
experimentele conditie werd een stuk vaker het foute antwoord gegeven. Een groot deel
proefpersonen conformeert. Dit zie je ook wanneer een groep in een lift zich gek gedraagt, het
proefpersoon gaat hieraan meedoen. De Gudjonsson Compliance Scale (GCS) meet verschillen hierin;
meegaandheid wordt in verband gebracht met het afleggen van valse bekentenissen.
Groepsconformiteit wordt gezien als een proces dat tunnelvisie versterkt. Hier moet voornamelijk
voor gewaakt worden bij zware misdrijven en bij het beraadslagen in de raadkamer door rechters
(hiervoor is bedacht dat de meest ervaren rechter als eerst aan het woord komt).
Gehoorzaamheid: Milgram met elektrische schokken
Men dacht schokken toe te moeten dienen aan ander “proefpersoon”, 65% van de proefpersonen was
in staat om een dodelijke schok te geven. Hiervoor zijn twee verklaringen: het idee van conformisme
en het idee dat je er niet zelf verantwoordelijk voor bent.
Effect van dossierkennis van rechters vooraf
Bij belief perseverance houdt men zich vast aan een standpunt, ook al is de grondslag hiervan
weggeslagen. Schünemann gaf de helft van de rechters vooraf dossierkennis. Uit het experiment bleek
dat ook rechters gevoelig zijn voor belief perseverance.
De rechter heeft drie taken: beoordelen of het feit bewezen is, nagaan of het strafbaar is en het de
verdachte kan worden toegerekend en een passende straf opleggen. In art. 348 en 350 Sv staat
voorgeschreven hoe de rechter tot zijn beslissing moet komen. De hoofdvragen (materiële vragen van
art. 350 Sv) zijn voor dit vak van belang. Om het tenlastegelegde feit bewezen te verklaren, moet de
rechter overtuigd zijn (art. 338 Sv). De overtuiging van de rechter is een gevoel dat is opgewekt door
bewijs (beyond reasonable doubt). Deze bewijsbeslissing is niet meetbaar, maar subjectief (rechter
moet o.a. beslissen op basis van waarnemingen van getuigen, wat subjectief is). Toch moet de rechter
een strikte discrete beslissing nemen (wel/niet bewezen). Van tevoren weet de rechter dat er een grote
kans is te dat de verdachte schuldig is, aangezien het OM meestal goed vooronderzoek heeft gedaan
(commitment heuristiek). De rechter neemt genoegen met een stuk onzekerheid (hij hoeft niet 100%
zeker zijn). Naast correcte beslissingen zijn er foutpositieven (veroordeeld een onschuldige;
rechterlijke dwaling) of foutnegatieven (vrijspreken van een schuldige). Volgens het Nederlandse
strafproces is de laatste geen fout, omdat een verdachte onschuldig is tot een rechter overtuigd is, dit
is dan ook geen rechterlijke dwaling. Wanneer er hogere eisen aan bewijs gesteld zullen worden,
zullen er minder onschuldigen worden veroordeeld, maar lopen er meer schuldigen vrij. Bij lagere
eisen is dit juist andersom, hiermee zullen er meer rechterlijke dwalingen zijn. Wettig bewijs is nog
geen overtuigend bewijs. Het ene bewijs maakt een adequater onderscheid tussen schuldigen en
, onschuldigen dan het andere, dus de diagnostische waarde (mate waarin het steun verleent aan de
gedachte dat de verdachte schuldig is in relatie met de mate waarin het steun verleent aan de
rivaliserende hypothese) verschilt. De diagnostische waarde bereken je door correcte herkenningen te
delen door de foutpositieven (in procenten); bij de waarde 1 zegt het niks over daderschap. Hoe hoger
de waarde, hoe sterker het bewijs is. Het rekenen met diagnostische waardes gebeurt niet door de
rechter in de praktijk, van geen bewijsmiddel is deze waarde namelijk bekend en is het bewijs
onderdeel van een heel verhaal. Wettig bewijs is niet altijd diagnostisch bewijs.
Literatuur
Deskundigen zijn er om de rechter te ondersteunen in het maken van een beslissing. De Theorie van
Verhaal en Verankering houdt in dat de tenlastelegging in verhaalvorm is. Aanraakbaar bewijs moet
in verhaalvorm worden weergegeven om het te kunnen interpreteren (Balpenmoord). Scenario’s zijn
allesbepalend voor wat er wordt geanalyseerd en hoe dit wordt gedaan. Het kan echter ook sturend
zijn bij de interpretatie van wat er aan de deskundige is voorgelegd. Het scenario (de context) kan een
dermate sterke verwachting creëren, dat daardoor de analyse van de deskundige wordt gestuurd, dit
wordt het verwachtingseffect genoemd. Bij het hired-gun effect vraagt een partij een deskundige
een rapport op te stellen, dit moet verplicht aan het dossier toegevoegd worden. Een advocaat is
hiertoe niet verplicht, wat dan weer een nadeel is.
Ook kan een deskundige helpen bij het opsporingsproces. Van deskundigen wordt verwacht een
objectief oordeel te geven, wat tot een vaststaand feit leidt. Dit is paradoxaal, omdat de rechter niet op
de wetenschap mag varen. De rechter moet de kwaliteit van de deskundige en diens verhaal toetsen.
In de VS beslist de rechter over welk bewijs aan de jury voorgelegd mag worden en welke niet, hier is
de rechter gatekeeper. In Nederland is de rechter zowel de gatekeeper als beslisser. In de zaak van
Lucia de Berk bleek dat bepaalde resultaten van deskundigen niet klopten en getuigenissen niet
betrouwbaar waren.
Getuigenverklaringen is gebaseerd op het geheugen, deze bestaat uit verschillende deelsystemen.
Allereerst heb je het lange- en kortetermijngeheugen. Het langetermijngeheugen kan worden
onderverdeeld in het declaratief geheugen (kennis en ervaringen, kan je verwoorden) en het
procedureel geheugen (vaardigheden, impliciet geheugen (we zijn er niet bewust van)). Het
procedureel geheugen heeft ook verschillende vormen: conditionering (associaties vormen tussen
gebeurtenissen die kort na elkaar gebeuren) en priming (vorm waarbij informatie de volgende keer
sneller/efficiënter wordt verwerkt). Het declaratief geheugen kan worden onderverdeeld in het
semantisch geheugen (algemene kennis) en episodisch geheugen (herinneringen aan persoonlijke
ervaringen, gekoppeld aan een bepaald moment). Het semantisch geheugen is ontstaan uit
herhalingen, hierin zullen niet snel fouten gemaakt worden. Men is niet uitgerust met een perfect
episodisch geheugen, dit is handig om dat wij voornamelijk de relevante informatie onthouden. Ons
geheugen is gericht op het begrijpen van het heden
Herinneringen zijn een combinatie van emoties, zintuiglijke indrukken en gedachten (episodisch
geheugen heeft dus reconstructief karakter). Het is een actief proces van informatieverwerking
(codering). Hoe meer gecodeerd wordt, hoe meer er later herinnerd worden. Alcohol, drugs en
emoties kunnen hier effect op hebben. Milde emoties hebben een positief op herinneringen (wordt
vaker herhaald), heftige emoties kunnen leiden tot fysiologische arousal en hebben een negatief effect.
Er gaat hierbij minder aandacht naar de gehele gebeurtenis, maar voornamelijk naar de emotie