WEEK 1 AANSPRAKELIJKHEID EN VERJARING
Week Onderwerp Literatuur Onderwijs
1 Onrechtmatige daad algemeen (afd. 6.3.1) Brahn, 1x1 uur HC
Korte herhaling criteria Hoofdstuk 21 tot §21.3, 1x2 uur WC
Gevaarzetting inleiding Hoofdstuk 24
Verjaring
Arresten:
- HR 22 april 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1347, NJ 1994, 624 (Taxusstruik)
Twee mensen woonden naast elkaar. De ene buurman ging de taxusstruiken snoeien en gooide de
taxusstruiken over de schutting bij de buren bij de paarden. De paarden aten van deze struiken en kwamen
te overlijden. De eigenaar van de paarden stelde de buurman aansprakelijk op grond van de onrechtmatige
daad, omdat hij in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid heeft gehandeld De Hoge Raad zei dat het
niet onrechtmatig is om planten onder je te hebben die gevaarlijk/giftig zijn, tenzij je de gevaren kende of
behoorde te kennen. Dus: voor planten en struiken hanteert de Hoge Raad een ander criteria.
- HR 8 januari 1982, ECLI:NL:HR:1982:AG4306, NJ 1982, 614 (Natronloog)
In een dorsphuis vond een werkster een emmertje met een onbekende vloeistof. Ze vroeg aan de beheerster
wat ze ermee moest doen. Ze moest er een plastic zak omheen doen en voor de afvaldienst klaarzetten. De
vuilnisman pakt die zak en gooit hem in de wagen. Het spul spoot in het oog van de man. De ogen van de man
raakten beschadigd (voor het leven verminkt). De vuilnisman sprak de vrouw aan op grond van de
onrechtmatige daad. De Hoge Raad zei dat het in strijd is met de maatschappelijke plicht om zomaar een
emmertje met een onbekende vloeistof aan de kant van de weg te zeggen.
De Hoge Raad heeft hierover het volgende gezegd: Het is in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid om
een emmertje met een onbekende vloeistof langs de weg te zetten. Tenzij je weet of gegronde redenen hebt
om aan te nemen dat het ongevaarlijk is.
- HR 5 november 1965, ECLI:NL:HR:1965:AB7079, NJ 1966, 136 (Coca Cola-Duchateau)
Een medewerker van een frisdrankfabrikant heeft in de doorgang naar het toilet van een café een kelderluik
geopend om hier flessen in te kunnen leggen. Het geopende kelderluik valt in de omgeving van het café niet
goed op waardoor personen die naar het toilet lopen hier geen aandacht aan besteden. Deze gevaarlijke
situatie heeft direct een ongelukkige wending gekregen, doordat een man op weg naar het toilet in het gat
viel en daarbij ernstige verwondingen opliep.
Om te beoordelen of in dergelijke situaties er een aansprakelijk bestaat, dan moet je kijken naar een aantal
gezichtspunten (dus niet cumulatief). Je weegt ze af en als je het geheel hebt afgewogen, dan bepaal je of er
sprake is van gevaarzetting/onrechtmatige daad. Belangrijk: In zijn algemeenheid en gezien de ervaringsregels
moet je beoordelen of er een grote kans is dat er ongevallen ontstaan, dus niet: hoe ernstig zijn de gevolgen?
(2e gezichtspunt) De gezichtspunten zijn als volgt:
• Hoe waarschijnlijk kan de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid worden
geacht? (i.c. hoe waarschijnlijk is het dat iemand het kelderluik over het hoofd ziet?)
• Hoe groot is de kans dat daaruit ongevallen ontstaan? (i.c. hoe groot is de kans dat iemand die het
geopende kelderluik over het hoofd ziet, ook werkelijk in de kelder valt en letsel oploopt?)
• Hoe ernstig kunnen de gevolgen zijn? (i.c. hoe ernstig kan het letsel zijn ten gevolge van een val in de
kelder?)
• Hoe bezwaarlijk zijn de te nemen veiligheidsmaatregelen? (i.c. hoeveel werk of kosten zijn er gemoeid
met het sluiten van het luik of het aanbrengen van een beveiliging, bijv. door er iets voor te zetten?)
Inleiding
,Eerder in je studie (K1) zijn jullie in aanraking gekomen met de overeenkomst als ontstaansbron van
verbintenissen. Tijdens de K3 gaan we kijken naar een andere belangrijke ontstaansbron van
verbintenissen, te weten de verbintenis uit de wet. In deze gevallen komt het rechtsgevolg tot stand,
ongeacht of partijen dit rechtsgevolg hebben beoogd.
Verbintenissen uit de wet kunnen ontstaan op grond van rechtmatige daad (zaakwaarneming,
onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking) en op grond van de onrechtmatige daad.
Vooral deze laatstgenoemde vormt een belangrijke en omvangrijke bron van verbintenissen. Deze
week zullen we de rechtsvoorwaarden van de onrechtmatige daad herhalen en aanvullen en bekijken
we wat er overblijft van een vordering uit onrechtmatig daad indien de schadevergoeding niet meteen
wordt geëist, maar na een bepaalde periode. Is de vordering dan verjaard of kan de schuldeiser nog
steeds de vordering innen?
Leerdoelen
De student kan:
- in casuïstiek gemotiveerd aangeven of sprake is van aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad;
- aan de hand van de in de jurisprudentie ontwikkelde criteria het leerstuk gevaarzetting uitleggen
en toepassen;
- de wettelijke regels van de verjaring van een vordering uit onrechtmatige daad analyseren en
toepassen in een casus.
Opdrachten
Opdracht 1
Boaz Zoetjes gaat op een donderdagavond uit in het centrum van Tilburg. Pim de Goei komt op Boaz
afgelopen en vraagt of hij diens mobiele telefoon mag lenen. Pim is zijn telefoon vergeten en wil graag
een vriend bellen waar die blijft. Boaz vertrouwt Pim niet en weigert de telefoon aan Pim uit te lenen.
Pim wordt door deze weigering erg boos en slaat Boaz met zijn vuist hard in zijn gezicht. Boaz valt tegen
de grond. Boaz wordt naar het ziekenhuis gebracht en daar constateert de arts dat Boaz zijn kaak heeft
gebroken.
Geef gemotiveerd aan of Pim aansprakelijk is voor de schade van Boaz.
Pim kan aansprakelijk worden gesteld voor de schade van Boaz. Er is namelijk voldaan aan alle
voorwaarden van art. 6:162 BW. Allereerst is er sprake van een gedraging. Pim slaat met zijn vuist Boaz
hard in zijn gezicht. Ten tweede is de gedraging onrechtmatig, want Pim heeft een inbreuk gemaakt op
een recht, namelijk het recht op de lichamelijk integriteit. Ten derde was er geen rechtvaardigingsgrond
aanwezig. Ten vierde is de gedraging Pim toe te rekenen op grond van schuld. Het valt Pim namelijk te
verwijten dat hij Boaz heeft geslagen. Ten vijfde is er sprake van schade. Boaz heeft namelijk zijn kaak
gebroken. Waarschijnlijk is er zowel vermogensschade (doktersrekeningen) en ander nadeel (pijn en
verdriet door de klap). Ten zesde is er sprake van een causaal verband. Door de klap van Pim heeft Boaz
letsel opgelopen en schade gekregen. Tot slot is er voldaan aan het relativiteitsvereitse. Het recht op
lichamelijke integriteit is er om mensen te beschermen tegen aanvallen op hun lijf van buitenaf. Nu Pim
Boaz heeft geslagen heeft hij de norm van de lichamelijke integriteit geschonden.
Voor de beantwoording van deze vraag moet er worden gekeken naar het artikel dat gaat over de onrechtmatige
daad, namelijk: artikel 6:162 BW. Aan dit artikel zijn een aantal voorwaarden verbonden waaraan voldaan moet
zijn wil er sprake zijn van een onrechtmatige daad. De voorwaarden zijn:
1. Er moet sprake zijn van een gedraging
Het kan hierbij gaan om actieve en passieve gedragingen. Je kan actief handelen door bijvoorbeeld expres een
,bal door de ruit van je buurvrouw te trappen en je kan passief handelen door bijvoorbeeld niks te doen als je
iemand ziet verdrinken.
2. De gedraging moet onrechtmatig zijn (3 keuzes)
Inbreuk op een recht
Het kan hier gaan op een inbreuk op een persoonlijkheidsrecht (zoals lichamelijke integriteit, eerbaarheid,
recht op privacy, goede naam enzv.) Het kan ook gaan om vermogensrechten (zoals octrooirecht,
auteursrecht, eigendom enzv.)
Doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht
Hierbij gaat het er eigenlijk om dat je je niet aan de wet houdt. Het begrip ‘wet’ beperkt zich niet tot
alleen tot de formele wet. Het kan hier bijvoorbeeld ook gaan om een APV van de gemeente Den Bosch.
Stel: A mishandelt B. B moet naar het ziekenhuis omdat hij een gebroken neus heeft. Volgens art. 310 Sr
is de gedraging van A strafbaar. A handelt dus in strijd met een wettelijke plicht.
Doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer
betaamt (strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid)
Dit is het derde en meest ruime onrechtmatigheidscriterium. Het gaat uit van de gedachte dat de mens,
wanneer hij van zijn vrijheid van handelen gebruikmaakt, zich tot een bepaalde hoogte rekenschap moet
geven van de gerechtvaardigde belangen van anderen in de samenleving.
Bij dit criterium horen verschillende arresten, namelijk: Taxusstruik-arrest, Lindebauw/Cohen-arrest,
Waterjuffer-arrest, Natronloog-arrest.
Belangrijk De HR kijkt binnen het criterium maatschappelijke zorgvuldigheid naar een aantal
categorieen en die categorieen worden op dezelfde manier beoordeeld. (bijvoorbeeld:
gevaarzetting/kelderluik-arrest)
3. Is er een rechtvaardigingsgrond aanwezig?
Een gedraging verliest haar onrechtmatigheid indien degene die de gedraging heeft verricht een
rechtvaardigingsgrond kan aanvoeren. (art. 6:162 lid 2) Rechtvaardigingsgronden zijn:
Noodweer
Bevoegd gegeven ambtelijk bevel
Toestemming benadeelde
Overmacht/noodtoestand
Wettelijke bevoegdheid
4. Is de gedraging toerekenbaar?
Bij deze vraag moet je jezelf afvragen of de gedraging de ander wel toe te rekenen is? Misschien heb je te maken
met een minderjarige en moet je de ouder of voogd aanspreken? Kortom: de toerekenbaarheid legt de
verbinding tussen de daad en de dader. Er kunnen drie categorieën worden onderscheiden. Dit zijn de volgende:
Schuld
Hier gaat het erom dat de gedraging de dader te verwijten valt. Hem kan dus een verwijt worden
gemaakt. Bijvoorbeeld: A rijdt over een 80-weg. Opeens steekt er een ree over en A schrikt zo dat hij
zijn stuur omgooit waardoor de auto op de linkerbaan belandt. Op de linkerbaan rijdt B die in frontale
botsing met A komt. B heeft veel schade en wil dit verhalen op A. De Hoge Raad heeft bepaald dat hier
sprake is van schuld, omdat A anders heeft kunnen handelen. De handeling is dus aan A’s schuld te
wijten (HR: Meppelse ree)
Oorzaak die krachtens de wet voor zijn rekening komt
Soms bepaalt de wet rechtstreeks dat de onrechtmatige gedraging aan de dader toerekenbaar is of dat
het juist niet het geval is. Bijvoorbeeld: Op grond van art. 6:164 BW kan een kind, dat de leeftijd van 14
jaren nog niet heeft bereikt, niet aansprakelijk worden gesteld op grond van de onrechtmatige daad. In
, plaats daarvan zijn de ouders of voogd aansprakelijk te stellen (art. 6:169 BW). Het kan ook zijn dat er
sprake is van een geestelijke of lichamelijke tekortkoming. Dit vormt echter geen belemmering voor de
toerekening van de gedraging aan de dader. Let wel op, het moet gaan om een doen te beschouwen
gedraging (een zuiver nalaten is onvoldoende).
Oorzaak die krachtens de verkeersopvatting voor zijn rekening komt
Soms kent de onrechtmatige daad een oorzaak die toerekening op grond van schuld uitsluit, maar
waarvan het desondanks tot toerekening komt op grond van de in het verkeer geldende opvattingen.
Denk bijvoorbeeld aan onervarenheid of een verhuisbedrijf dat de laadklep van de vrachtwagen open
heeft laten staan waardoor alle spullen gestolen zijn.
5. Is er schade?
Er zijn twee vormen van schade (art. 6:95 BW). Er kan sprake zijn van vermogensschade (art. 6:96 BW) of ander
nadeel (art. 6:106 BW). De vermogensschade wordt ook wel de materiële schade genoemd. Hier kan onder
vallen: geleden verlief, gederfste winst enzv. Je moet denken: heb ik er een bonnetje van? Bij ander nadeel gaat
het vooral om pijn en verdriet. Dit wordt ook wel de immateriële schade genoemd. Je kan bijvoorbeeld als
gevolg van de gedraging niet meer lopen.
6. Is er een causaal verband?
Is er een evrband tussen de onrechtmatige gedraging en de schade? Kortom: heeft de gedraging de schade
veroorzaakt? Je moet twee leerstukken goed onderscheiden, namelijk:
De leer van de redelijke toerekening Hier kijk je naar als je met de vraag zit: welke schade moet nu eigenlijk
worden vergoed?
Causaal verband gaat over oorzaak en gevolg relaties.
*Art. 6:98 BW gaat erover welke schade kan worden toegerekend aan de gebeurtenis en welke niet meer (kan
alleen als er sprake is van een onrechtmatige daad)
7. Is er voldaan aan het relativiteitsvereiste?
Het relativiteitsbeginsel staat verder uitgewerkt in art. 6:163 BW. Niet alleen het gedrag tegenover de ander
dient onrechtmatig te zijn, bovendien moet ook de aard van de schade evenals de wijze waarop deze is ontstaan
onder de bescherming van de geschonden norm vallen.
Inbreuk op een subjectief recht
Strijd met een wettelijke plicht
Strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
1. Is er sprake van een gedraging?
- actieve gedraging (doen)
- passieve gedraging (nalaten)
2. Is deze gedraging onrechtmatig?
- inbreuk op een recht
- doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht
- doen of nalaten in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid
3. Is er een rechtvaardigingsgrond?
- noodweer
- bevoegd gegeven ambtelijk bevel
- toestemming benadeelde
- overmacht/noodtoestand
- wettelijke bevoegdheid
, 4. Is de gedraging toerekenbaar?
- schuld
- krachtens de wet voor zijn rekening
- krachtens de verkeersopvatting voor zijn rekening
5. Is er schade?
- vermogensschade
- ander nadeel
6. Is er een causaal verband?
- kan de schade door de gebeurtenis worden toegerekend?
7. Is er voldaan aan het relativiteitsvereiste?
- inbreuk op een subjectief recht
- strijd met een wettelijke plicht
-strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid
Opdracht 2
Tijdens de zomervakantie is het een drukte van belang voor Camping “De Blije Haring” in het Zeeuwse
Kamperland. De grote camping (toegankelijk voor mensen met tent, vouwwagen of caravan) ligt aan
het Veerse Meer. De camping heeft een campingwinkel, goede sanitaire voorzieningen, 200
campingplaatsen en een sportveld. Het veld heeft een betonnen vloer. De campingdirectie heeft
voetballen en voetbaldoelen ter beschikking gesteld aan de campinggasten.
Diverse campinggasten besluiten om ’s avonds te voetballen op het sportveld. Die dag heeft het flink
gehoosd en het beton is erg glad. Een van de campinggasten die gaat voetballen is Karl de Jager. Bij het
voetballen komt hij ongelukkig ten val en raakt met zijn hoofd de betonnen vloer.
Geef gemotiveerd aan of de directie van de camping onrechtmatig gevaarzettend heeft gehandeld.
Betrek in je antwoord relevante jurisprudentie.
Deze vraag slaat terug op de vraag of de gedraging onrechtmatig. Je kan dan kiezen uit drie opties. Het gaat hier
om de derde optie, namelijk: doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het
maatschappelijk verkeer betaamt. Bij gevaarzetting moet er worden gekeken naar de gezichtpunten die de Hoge
Raad heeft geformuleerd naar aanleiding van het Kelderluik-arrest.
Hoe waarschijnlijk kan de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid worden
geacht? (i.c. hoe waarschijnlijk is het dat iemand niet door heeft dat de vloer nat is?) als mensen gaan
voetballen, dan letten ze niet goed meer op en gaan ze helemaal op in het spel. Het is dan waarschijnlijk
dat men niet meer goed oplet.
• Hoe groot is de kans dat daaruit ongevallen ontstaan? (i.c. hoe groot is de kans dat iemand die gaat
voetballen op het betonnen veld uitglijdt?) De kans is groot dat als iemand gaat voetballen op een
natte betonnen vloer dat diegene uitglijdt. Beton kan als het nat is spekglad worden.
• Hoe ernstig kunnen de gevolgen zijn? (i.c. hoe ernstig kan het letsel zijn ten gevolge van een val door het
betonnen veld?) Indien iemand ten val komt kan men verkeerd terecht komen en ernstig letsel
oplopen. Een betonnen vloer is keihard. Als daarop iemand ten val komt, dan kunnen je verwondingen
ernstiger zijn dan wanneer je op bijvoorbeeld een grasveldje valt.
• Hoe bezwaarlijk zijn de te nemen veiligheidsmaatregelen? (i.c. hoeveel werk of kosten zijn er gemoeid
met het aanleggen van het veld of het veilig maken van het veld?) Een betonnen veld kan veiliger
gemaakt worden door bijvoorbeeld grind te strooien, zodat bij gladheid mensen niet uitglijden. Ook