Collegedictaten
“Geschiedenis van het
economisch denken”
Week 1 tot en met week 7
Collegedictaten gebaseerd op de colleges van het vak “Geschiedenis van het economisch denken”
van dr. R.M. Verburg , collegejaar 2, blok 3, bijgevoegde slides zijn afkomstig van de Erasmus School
of Economics.
,Geschiedenis van het economisch denken
Week 1
1. Voorgeschiedenis
Begrip economie:
Volgens Lord Robbins:
“Economie is de wetenschap die menselijk gedrag bestudeert als een relatie tussen doeleinden en
schaarse middelen met alternatieve aanwendingsmogelijkheden”
Economie is de wetenschap van het rationele graaien, maar nu niet meer de wetenschap maar de
kunst van het rationele graaien.
Het gaat om het kunstje/de theorie met hieromheen een (maatschappelijke)context. Beide
veranderen continue.
Het idee was dat als het goed gaat met het individu, dat het dan vanzelf ook wel goed komt met het
collectief. Hebzuchtig (zou) nuttig zijn.
Context Selfsufficient Mercantile state Commercial society
community
Attitude t.o.v. Doodzonde Sociaal nuttig Sociaal nuttig
hebzucht
Tijdsperiode Tot 1500 1500-1700 1700-1776
Stroming Scholastiek Mercantilisme Voorlopers klassieke
school
Eerste periode/context:
Antieke wereld tot late Middeleeuwen
Hebzucht wordt onvoorwaardelijk veroordeeld (hebzucht is een van de zeven doodzonden, en komt
voort uit een zelfvoorzienende samenleving)
Zelfvoorzienende gemeenschap
Zero-sum game
Hebzucht is irrationeel
Aangezien het over een lange periode plaatsvindt, bestaan er ook veel veranderingen.
Jaar 1000:
Landbouwtechnieken
Bevolking omhoog
Bedrijvigheid omhoog
Geld/markten omhoog
1ste commerciële revolutie
Jaar 1350:
Zwarte dood/pest
Bevolking omlaag
Output omlaag
1
,Jaar 1450:
2de commerciële revolutie
Economische activiteit omhoog
Ruilhandel
Netwerk van markten
Steden
Geldeconomie
Nationale staat (door alle veranderingen wilt men een nieuwe structuur van de samenleving,
kenmerkend voor de tweede fase, het mercantilisme)
Mercantilisme
Economische doctrine tussen 1500 – 1776
Handelsbelangen en politieke doelstellingen nauw met elkaar verweven
Mercantilisten: overheidsfunctionarissen en kooplieden
Economie krijgt andere betekenis
Gaat over groei van welvaart en groei van macht, en het liefst zoveel makkelijk daarvan. Vandaar dat
de economie nu een andere betekenis toegewezen krijgt. “Economie” Latijnse betekenis: regels van
het huis. Nu met het mercantilisme wordt het meer gericht op de staat. Staatshuiskunde ook wel
genoemd. Het gaat nu om de politieke en militaire macht.
FIGUUR 1
Land Goederen Surplus = Fund of trade
Arbeid - Consumptie
Export > import
Surplus BB
Welvaart/Treasure Macht
Een handelsoverschot leidt tot toename van het geld en hierdoor neemt je machtspositie toe. Dit
alles is dus het idee van het mercantilisme. Maar dit kan dus nooit lukken bij alle landen
tegelijkertijd. Er moeten namelijk ook andere landen zijn die een handelstekort hebben. Welvaart in
de wereld is dus een constante. Om je eigen welvaart te laten toenemen, dan moet dit dus ten koste
gaan van anderen. Het is dus een zero-sum game.
Economic game
Zero-sum game: Positive-sum game
- Non-co-operatief Co-operatief
- Winst van de een = verlies van de ander Beide partijen profiteren
- Conflicterende voorkeuren (Gedeeltelijk) complementaire voorkeuren
Noodzaak sterke staat
2
,Markt roept conflicten op en regelgeving moet dit alles dus tot een goede afloop brengen. Het gaat
dus om geboden, verboden, voorschriften, uitvoer, invoer tot en met consumptie toe.
Mercantilisme:
Doel: macht/vermeerderen treasure
1. Regulering economie
2. Versterking economie d.m.v. positieve handelsbalans:
E > M Geldvoorraad omhoog Welvaart omhoog Belastinginkomsten omhoog
machtsmiddelen omhoog
Positieve handelsbalans:
1. Faciliteren productie, vervoer en export
2. Maatregelen om producten goedkoper te maken i.v.m. het buitenland (hierdoor zoveel
mogelijk exporteren, kosten producten niet onnodig omhoog)
a. Lage lonen (utility of poverty doctrine) (Belangrijkste kostenpost productie, zorgen
dat arbeiders met een weekloon nog net in leven blijven. Met een hoger loon zullen
ze reageren door minder te gaan werken en dit zou alleen maar narigheid opleveren)
3. Belastinginkomsten verbeteren
4. Handelscompagnieën/koloniën (om op een goedkope manier aan grondstoffen te komen en
ook niet afhankelijk te zijn van anderen)
5. Militaire middelen
Period Middle ages 1500-1700 Enlightenment
Social unit Community Nation Commercial society
Goal of ec. Activity Self-sufficiency Growth Growth
Economic game Zero-sum Zero-sum Positive-sum
Gain Fraud Rent-seeking Productive activity
Greed Irrational Social utility Social utility
Limits to greed Natural/Satiation Public authority Interdependence
competition
Vraag die werd gesteld: kunnen we er niet voor zorgen dat alle voordelen van hebzucht
terechtkomen bij de staat of het in dienst staan van het nationale en politieke belang. Laat die
handelaren maar zoveel mogelijk winst maken en gebruikt worden om nationale politieke
doelstellingen te beschermen en vorm te geven. Hier wordt het idee verworven dat hebzucht goed
is.
Jaar 1500:
Statische groei: Innovatie?
Output omhoog, bevolking omhoog(mensen worden ouder en kindersterfte neemt af)
Vervolgens stabilisatie
Ontbreken kennistheoretische basis:
“Engineering without mechanics, farming without soil science, mining without geology”
Mensen wisten niet hoe alles exact werkte en ze wisten hierdoor dus niet precies wat er aan de hand
was. Ze konden dus niet zorgen voor continue groei. Groei is traag en onregelmatig
Jaar 1600 en later:
Wetenschappelijke revolutie: kennistheoretische basis
3
,Jaar 1700 en later:
Technologie
Kapitaalaccumulatie
Toenemende handel
Vrijere markten
Jaar 1780:
Geïnstitutionaliseerde groei
De verlichting zorgt ervoor dat de technologie in 1700 niet direct leidde tot de geïnstitutionaliseerde
groei in 1780. Kennis die men opdoet in het ene proces gaat men ook toepassen in andere
processen. Er kwam ook meer ontvankelijkheid voor andere ideeën over mens, samenleving,
gedragspatronen e.d. Door de verlichting kwam er een aanpassing van de instituties. Dit was een van
de eisen voor het ontstaan van de industriële revolutie. In West-Europa ging het proces van start,
maar in China ging het proces nog niet van start ondanks dat ze wel dezelfde technologie hadden.
Echter hadden zij de ontvankelijkheid (verlichting) nog niet en konden zij dus ook niet die start
maken.
Industriële revolutie
Extensieve groei: Intensieve groei:
Afhankelijkheid van landbouw
Lage productiviteit
Primitieve technologie
Zero Positive sum game
Wederzijds voordeel van handel
o Je kunt niet blijven verkopen aan anderen zonder ook goederen terug te kopen
o Uitweg voor goederen die je zelf niet nodig hebt
Voordelen van internationale specialisatie
o Verschillen in hulpbronnen
o Verspreiding van innovaties
Positieve wederzijdse afhankelijkheid tussen landen
Voordelen zijn dus alleen binnen te behalen als je daadwerkelijk samenwerkt. Het is vrij onwerkelijk
dat één land continue groeit terwijl de landen die hieromheen liggen allemaal erg arm zijn. De
ontwikkeling van dat ene land zal dan dus uiteindelijk ook stoppen. Er is dus sprake van wederzijdse
afhankelijkheid.
Rent-seeking:
- Verspilling van middelen om bevoordeelde positie te krijgen zodat concurrentie ingeperkt
kan worden
o Verstoort incentives
o Niet doelmatig gebruik van middelen
o Hogere kosten
Inefficiënties:
- Vermindert de totale welvaart
- Beknot groei en innovatie
4
, Periode/Context 3:
- Handel als een positive-sum game
- Het idee van de economie als een systeem van interdependentie
Hiermee ontstaat een systeem van wederzijdse afhankelijkheid, een mechanisch systeem. Met de
sociale nuttigheid van hebzucht. Het is dus belangrijk dat iedereen meedoet wil je dit systeem
kunnen blijven handhaven. Als je teveel voordelen naar jezelf toetrek dan beïnvloed je hiermee de
ander negatief.
Hebzucht nuttig voor samenleving door passies tegen elkaar uit te spelen:
- Passies/motieven van individuen: hebzucht wordt ingeperkt door de behoefte aan
waardering en respect.
- Passies tussen individuen
- Passies tussen sociale klassen: de kwistigheid van de landeigenaren tegenover de winstzucht
van handelaren.
Je wilt door hebzucht dus een economische en sociale groei ontwikkelen. Voorwaarde is wel een
systeem van interdependentie.
Overgang naar klassieke denken
1. Welvaartsbegrip (Davenant)
2. Handels ≠ zero-sum game (North)
3. Politieke rekenkunde (William Petty) (Hij probeerde problemen rekenkundig te benaderen,
hij probeerde er dus een cijfer/getal aan te geven en hiermee te rekenen)
[[De verschuivingen/overgangen zijn het belangrijkst, niet zozeer wat een econoom van de
verandering vindt, zoals Davenant, North of William Petty]]
Cantillon:
- Abstractie als methode (hij ziet af van allerlei tijdelijke historische en lokale institutionele
afwijkingen en probeert door te dringen tot de kern van het economisch proces)
- Economie als systeem van interdependenties
- Afwijking tussen marktprijzen en kosten leiden tot aanpassingen op markten
- Rol van de onderneming
Oorzaak dood Cantillon:
- Door ontslaan dienstman, die kwam terug en vermoordde hem
- Hij probeerde een dood in scene te zetten om zo de rechtzaak te omzeilen.
Cantillon is een voorloper van het klassieke denken, zo ook is David Hume
David Hume
1. Angst dat geldaanbod uitgeput wordt
a. Price-specie flow mechanism (door handel met het buitenland)
2. Handelslanden als rivalen
a. Handel is geen zero-sum game: “…as a British subject, I pray for the flourishing
commerce of Germany, Spain, Italy, and even France itself”
Handelsoverschot zal in de loop van de tijd door de stijging van de prijzen leiden tot een
handelstekort omdat jouw prijzen stijgen en de prijzen in het buitenland dalen of gelijk blijven en je
dus meer wilt gaan importeren en jij minder kan exporteren door de hogere prijzen in eigen land. Het
heeft volgens hem dus geen nut om te streven naar een situatie waarbij je meer exporteer dan
5