HOORCOLLEGE 1 (H1, H2)
Kenmerken van sloppy science:
Publicatiebias: mislukte experimenten worden niet gepubliceerd.
Gebrek aan herhaling van onderzoek ( geen controle)
Statistische incompetentie en desinteresse
Geen/nauwelijks besef van de wetenschapsethiek.
Common sense beeld van wetenschap:
Wetenschappelijke kennis is objectief.
De unieke wetenschappelijke methode is de manier om kennis te verkrijgen.
Wetenschap is waardevrij.
In de wetenschap spelen externe invloeden geen rol: alles draait om empirisch bewijs.
Wetenschappers zijn op zoek naar de waarheid.
Een voorwaarde voor objectieve wetenschap is heldere begripsvorming. Vaagheid en meerduidigheid
moeten afwezig zijn, we moeten van alledaagse naar wetenschappelijke taal. Ideaal is helderheid en
eenduidigheid. Begrippen moeten operationeel zijn: gespecificeerd en meetbaar. Het is ideaal als ze vrij
zijn van persoonlijke opvattingen/cultureel bepaalde waarden. Maar: objectiviteit kan – ook als er geen
sprake is van sloppy science – problematisch zijn (intelligentie onderzoek).
Wetenschapsfilosofie = onder welke voorwaarden wordt wetenschappelijke kennis geaccepteerd?
Filosofie van de geneeskunde = wanneer spreken we van een gezond mens?
Ethiek = hoe behoren wetenschappers te werk te gaan? mag alles wat kan?
De normen van Merton:
1. Communism: de resultaten van wetenschappelijk onderzoek moeten openbaar toegankelijk zijn.
2. Universalism: wetenschap moet open staan voor iedereen en de beoordeling van
wetenschappelijke kennis is onafhankelijk van ras, geslacht, sociale positie, nationaliteit,
religieuze identiteit, . . .
3. Disintersetedness (belangeloosheid): de persoonlijke opvattingen en gevoelens van de
onderzoeker mogen geen invloed uitoefenen op de resultaten.
4. Organized sceptisism: in de wetenschap is systematisch wantrouwen ten opzichte van elk
resultaat geboden.
Doelen normen van Merton: het vergroten van de betrouwbaarheid van wetenschappelijke kennis en het
voorkomen van misstanden in de wetenschap.
Stromingen van de wetenschapsfilosofie
Standaardbeeld van wetenschap:
Wetenschappelijke kennis is objectief.
Naast wetenschappelijke kennis zijn er geen andere vormen van kennis.
Rol van verificatie/confirmatie.
Karl Popper:
Zeer kritisch/negatief over de mogelijkheid van objectieve kennis.
Zeer kritisch/negatief over de waarde van verificatie/confirmatie.
In plaats van verificatie komt falsificatie (van bevestiging naar weerlegging).
Thomas Kuhn:
Een wetenschappelijke theorie is het resultaat van empirische gegevens, theorievorming, subjectieve en
objectieve criteria, psychologische factoren en sociale factoren. Spreekt over paradigma’s.
Sociologie van de wetenschappelijke kennis (SWK):
1
, Feiten als het resultaat van een onderhandelingsproces.
Sociale factoren (machtsverhoudingen) zijn doorslaggevend bij de acceptatie van
wetenschappelijke kennis.
Actor-netwerk theorie van Latour:
Verwevenheid van wetenschap, technologie, economie, politiek en maatschappij.
De acceptatie van wetenschappelijke kennis is een kwestie van theorieën, apparaten, statistiek,
wetenschappers, ondersteunend personeel, politieke richtlijnen, economische omstandigheden
en vooral veel geld.
Knowledge filter:
In de loop der tijd worden onjuiste hypothesen en theorieën geëlimineerd.
Eliminatie door onderlinge controle en consensus over resultaten van onderzoek.
Consensus komt tot stand door bewijs en sociale mechanismen.
HOORCOLLEGE 2 (H3, H4)
Wat betekent het dat wetenschap waardevrij is? het is:
Autonoom: alleen wetenschappers (en niet de politiek of het bedrijfsleven) bepalen welke
onderzoeksvragen de moeite waard zijn.
Neutraal: de keuze van de onderzoeksvragen wordt niet beïnvloed door bijvoorbeeld religieuze
of politieke overtuigingen.
Onafhankelijk: bij de acceptatie van wetenschappelijke kennis spelen morele oordelen of
bijvoorbeeld ideologische opvattingen geen rol.
Niet normatief: onderzoekers zijn niet verantwoordelijk voor de maatschappelijke toepassing van
hun onderzoek, ze beschrijven uitsluitend de feiten.
Er zijn 3 fasen in de praktijk van wetenschappelijk onderzoek:
1. De fase voordat het wetenschappelijk onderzoek start.
2. De fase waarin het wetenschappelijk onderzoek plaatsvindt hierin belangrijk onderscheid
tussen epistemische waarden bij de evaluatie van hypotheses en theorieën (precisie en
reikwijdte) en niet-epistemische waarden: maken morele oordelen, ideologische opvattingen of
religieuze overtuigingen deel uit van de gronden die de aanname of verwerping van
wetenschappelijke claims bepalen? Deze externe invloeden spelen soms een rol bij de
formulering en/of acceptatie van wetenschappelijke kennis.
a. Taal: Darwins theorie is door bepaald taalgebruik groter geworden dan die van Wallace.
b. Cultuur: intelligentieonderzoek met hoofdomtrek, de passieve eicel en de actieve
zaadcel.
c. Maatschappelijke opvattingen: theorie over rechtop lopen van mensapen van Sherwood
Washburn versus die van Sarah Hrdy.
3. De fase nadat het wetenschappelijk onderzoek is afgerond.
Wetenschappelijk onderzoek moet aan een aantal voorwaarden voldoen:
Interne validiteit: produceert wat als oorzaak wordt geïdentificeerd werkelijk het effect?
Externe validiteit: in hoeverre zijn de onderzoeksresultaten bruikbaar buiten de onderzochte
situatie (andere personen, tijdstippen, situaties, etc.)
Betrouwbaarheid: consistentie van de resultaten – kan een andere onderzoeker op een ander
tijdstip de resultaten reproduceren?
Verder is het nodig om te operationaliseren: een begrip zo te definiëren dat het een praktisch te bepalen
indicator is waardoor nauwkeurig en meetbaar onderzoek mogelijk wordt.
Het middelste luik van wetenschap, de fase waarin het onderzoek plaats vindt, is op te delen in drie
subfases:
2
, 1. Operationaliseren > vragen over autonomie en neutraliteit.
2. Empirisch onderzoek > vragen over onafhankelijkheid.
3. Interpretatie van het onderzoek > vragen over normativiteit.
HOORCOLLEGE 3 (H5, H6)
De geneeskunde kent twee dominante onderzoekstradities:
1. Pathofysiologie (biomedische benadering of experimentele fysiologie): op zoek naar de causale,
fysiologische factor, ofwel het onderliggende werkingsmechanisme van geneesmiddelen.
2. Statistische (of klinische) epidemiologie: op zoek naar de effectiviteit van geneesmiddelen door
beschrijving en statistische toetsing van getalsmatige verbanden= evidence based medicine: EBM
EBM d.m.v. een dubbelblind gerandomiseerd onderzoek met een controlegroep (RCT). Het bekijkt niet
hoe een medicijn werkt, maar het stelt de werkzaamheid (of effectiviteit) van het geneesmiddel vast.
Doel RCT = een significant beter middel op de markt brengen of een middel met significant minder
ernstige bijwerkingen registreren.
Toepassing EBM = richtlijnen voor behandeling.
EBM zorgt voor een betrouwbare vaststelling van effectiviteit en bijwerking. Dit helpt de arts in de keuze
welk middel toe te schrijven. Er is een rangorde binnen de EBM met betrekking tot bewijskracht:
1. Meta-analyse van RCTs
2. RCTs (bestaand middel/placebo)
3. Observationeel onderzoek
Uit EBM komen vaak hele exacte cijfers: behandeling A heeft ….% meer kans dan behandeling B. Maar:
hierachter zitten een heleboel beslissingen. Bijvoorbeeld de p-waarde. Afhankelijk van statistische
modellen krijg je steeds heel andere resultaten.
EBM is misschien sterk uitgedrukt, artsen moeten zich laten informeren door onderzoek. Dus EBM -> EIM
(evidence informed medicine).
Punten van kritiek op EBM:
Ceteris paribus: als er een onderzoek naar een nieuw medicijn in een laboratorium wordt
gedaan, moet je bepaalde parameters constant houden (bijvoorbeeld temperatuur) en kijk je
naar slechts 4 à 5 factoren die van invloed zijn op het medicijn. Het medicijn kan dan buiten je lab
minder goed werken, want daar zijn parameters waar je geen rekening mee had gehouden.
Comorbiditeit: voor een RCT worden alleen patiënten uitgenodigd die geen andere medicijnen
mogen slikken. Als mensen andere klachten hebben, kunnen ze niet meedoen aan het onderzoek.
maar veel patiënten hebben meerdere klachten en slikken ook meerdere medicijnen.
Geen verklaring voor de effectiviteit: EBM kijkt niet naar het werkingsmechanisme, alleen maar
naar de effectiviteit.
Bayesiaans uitgangspunt toegestaan of niet: we hebben geen theorie over het bestaan van
eenhoorns. Als iemand zegt dat ze een eenhoorn hebben gezien moet je hier kritisch naar kijken.
Pas als er een goede wetenschappelijke theorie achter zit, ga je de waarneming accepteren.
Het standaardbeeld van wetenschap is een systematisering van het common sense beeld van
wetenschap. In de praktijk is er invloed van de onderzoeker op het object van onderzoek en andersom.
Maar volgens het standaardbeeld van wetenschap mag de onderzoeker geen invloed uitoefenen op het
object van onderzoek en andersom.
Belangrijke kenmerken standaardbeeld:
3