Hoorcollege 1 Recht
Tip: voorbereiding! Desnoods tekst scannen.
Toets 60 vragen 3 antwoordkeuzes. Maak zelf een samenvatting. Gebruik het boek.
Leer ruim van tevoren. Elke week een beetje. Lezen = niet leren.
H1
Rechten en plichten komen voort uit normen en waarden die algemeen gelden in de
maatschappij. Door rechtsregels vast te leggen met wijze hoe ze gehandhaafd worden krijgt
het recht vorm. Structuur aanbrengen
Recht brengt doelmatige ordening aan in de samenleving, spelregels voor gedragingen en
sturing voor gedrag.
Vindplaatsen van het recht
1. De wet- en regelgeving
Wetten zijn rechtsregels die zijn vastgesteld door de overheid.
1 en 2 de kamer (Staten-Generaal), ministers, Provinciale staten en gemeenteraad.
Regering (Staten-Generaal + koning)
2. De jurisprudentie
Ontstaat doordat algemene regels in de diverse wetten en in de overige regelgeving
moeten worden toegepast in individuele situaties, die vaak heel verschillend zijn.
Uitspraken van rechters.
Taak, rechter, vonnis uitspraak arrest. De Hoge Raad der Nederlander, hoogste
rechter, uitspraak is een arrest
3. De gewoonte
Ongeschreven regels, gewoonterecht. Motie van wantrouwen, kabinet
4. Verdragen
Afspraken tussen 2 of meer staten die op schrift zijn vastgesteld en die gelden in de
staten van het verdrag. Europese verdragen
Ratificatie: zich mee akkoord hebben verklaard
Directe werking: iedereen kan zich er direct op beroepen, ook als deze niet zijn
opgenomen in wetten of lagere regelgeving
Dwingend recht, gedwongen bepaalde rechten of plichten waar niet van afgeweken mag
worden. Woorden: moet, verplicht, is nietig. Bv nietige bepalingen in een overeenkomst.
Semi-dwingend recht, mogelijkheid om zelf dingen nader te regelen. Alleen afwijken als je in
het voordeel van het ander werken. Bv afwijken van CAO of op elk moment je huur mogen
opzeggen.
Aanvullend recht, regels die alleen gelden als specifieke afspraken ontbreken. Bv huwelijkse
voorwaarden.
Rangorde in regelingen
1. Verdragen
2. Gemeenschapsverordeningen en richtlijnen
3. Grondwet
4. Overige wetten
5. Algemene maatregelen van bestuur AMvB (gedetailleerde uitwerkingen van wetten)
6. Ministeriele regelingen en richtlijnen (gedetailleerde uitwerkingen van wetten)
, 7. Provinciale verordeningen
8. Gemeentelijke verordeningen
Objectief recht, bevat alle geldende regels, dus alle rechten en plichten die in de
rechtsbronnen zijn vastgelegd. (participatiewet, bijstand)
Subjectief recht, Het begrip kan worden omschreven als een in het rechtssysteem erkende
bevoegdheid om naar eigen goeddunken bepaalde handelingen te stellen.
Grondrechten (fundament voor een menswaardige samenleving)
1. Klassieke grondrechten
Rechten van een individu waarop de overheid alleen inbreuk mag maken als de wet
haar dat toestaat.
2. Sociale grondrechten
De sociale grondrechten zorgen ervoor dat de overheid b.v goede gezondheidszorg,
woonruimtes en werkgelegenheid bieden.
H2 Indeling van het recht
Publiekrecht
Met haar gezag kan de overheid macht uitoefenen over een burger. (machtige overheid en
ondergeschikte burger (controlerende, baas functies)
1. Staatsrecht
Beschreven hoe een wet en regelgeving tot stand komt
1. Bestuursrecht
Bevat regels voor organen van de overheid en andere organen die met openbaar
gezag zijn kleed voor het gebruik maken van hun bevoegdheden. (DUO, IND, UWV)
geven beschikking voor verblijfsvergunning, uitkering, etc)
Gelden abbb (algemene beginselen van behoorlijk bestuur)
1. Zorgvuldigheid
2. Rechtszekerheid
3. Gelijkheid
4. Verbod van misbruik van bevoegdheid
5. Motivering
Nationale ombudsman vragen om onderzoek te stellen bij klachten
2. Strafrecht
De gedragingen die de wetgever strafbaar heeft gesteld, even als de straffen die de
rechter kan opleggen en de regels voor de manier waarop daders berecht moeten
worden. Wetboek van strafrecht (sr), wetboek van strafvordering (Sv).
Privaatrecht (burgerlijk recht of civiel recht)
Rechtsverhouding tussen personen (huurovereenkomst, geregistreerd partnerschap of door
de wet als iemand een ander schade toebrengt)
, Rechtspersonen kunnen ook verenigingen en stichtingen zijn.
Overheid kan ook rechtspersoon zijn (burgermeester kan als rechtspersoon “gemeente’
koop- en huurovereenkomsten sluiten. (Als het geen controlerende of gezaghebbend gedoe
is).
Mix van publiek en privaat recht in de functionele rechtsgebieden (gezondheidsrecht,
arbeidsrecht, jeugdrecht)
Materieel recht
De inhoud van de rechten en plichten
Formeel recht
Wijze waarop iemand zijn recht kan halen en hoe het recht gehandhaafd wordt
(procedure/spelregels)
Procesrecht (betrekking op het aantal rechterlijke instanties en het soort rechters) Maar bij 2
instanties, (trede) maar 1x in hoger beroep.
Absolute competentie
1. Kantonrechter tot €25.000 over huur- en arbeidsgeschillen. (Verkeersovertreding
enzo)
2. Rechtbank. Burgelijke bestuurs- en strafrechter.
3. De aanleg, Het gerechtshof, Burgerlijke recht, strafrecht.
CRvB en Raad van State
4. Cassatie. Hoge Raad als cassatierechter. Gaat niet om de inhoud, maar hoe we de
wet interpreteren. De Hoge Raad is cassatierechter. Dat wil zeggen: een hoogste
rechter die niet alle aspecten van een zaak kan beoordelen, maar alleen kan nagaan
of de lagere rechter, een rechtbank of een gerechtshof, het recht juist heeft
toegepast en of deze de regels voor de procedure goed heeft gevolgd.