Probleem 5
Leerdoelen:
Vignet 1:
- Wat is het verschil tussen wetenschap en pseudo-wetenschap?
- Wat zijn kenmerken van wetenschap?
o Empirische cyclus geef bij elke stap een voorbeeld.
- Wat is de wetenschap volgens Popper?
o Wat bedoeld hij met falsifieerbaarheid?
Vignet 2:
- Hoe test Popper zijn theorie?
o Geef hierbij voorbeelden.
- Kan je er volgens Popper zeker van zijn dat een theorie klopt?
- Zijn de evolutionaire verklaringen te toetsen?
o Geef voorbeelden van theorieën die gefalsifieerd zijn.
Vignet 3:
- Hoe kun je de confirmation bias tegen gaan?
o Wat is confirmation bias?
Bronnen: Bem, Hergenhann, Artikelen Psyweb
Kennis en wetenschap (algemeen)
Wat is kennis?
- Epistemologie: (uit het Grieks episteme = het weten, wetenschap) tak van filosofen die
“kennis” evalueert. Epistemologische eisen zijn o.a. waardevrijheid, abstracte taal,
parsimonie, meetbaarheid, replicatie, reductie, inductie en deductie.
- Kennis: wordt meestal omschreven als “gerechtvaardig en waar geloof”. Maar wat is
gerechtvaardigd? Hierover zijn 3 visies:
1) Realisme; kennis komt overeen met de realiteit / wereld, deze realiteit bestaat uit feiten.
En deze feiten kunnen uitgedrukt worden in observaties. De observaties geven de feiten
dus weer en verschillende observaties kunnen samen een theorie vormen.
Waarheid voor realisten is als theorieën / kennis overeenkomen met de natuur.
Kritiek: er zijn geen criteria om de theorieën direct met de wereld te vergelijken, dus
epistemisch onmogelijk.
2) Idealisme; Kennis is een product van de Geest. Kennis is een subjectief product en
hoeft niet overeen te komen met de realiteit. Neigt richting het relativisme: als kennis
subjectief is, dan zal iedere bestaande groep of persoon in de geschiedenis een eigen
waarheid hebben.
Voorbeelden van idealisten; Berkeley, Kant, Descartes.
Waarheid voor idealisten is als theorieën in overeenstemming zijn met de rest van onze
kennis.
3) Pragmatisme; Kennis moet dus overeenkomen met de praktijk. Pragmatisme is een
wetenschappelijke en filosofische stroming die erdoor gekenmerkt wordt dat de waarheid
van een theorie of een wet, bevestigd wordt in de praktijk (verificationisme).
Waarheid voor pragmatici is succes van de theorieën of wetten in de praktijk, dus dat
deze werken!
1
, Wetenschap en gewone kennis
- Wetenschap; het beantwoorden van vragen over de natuur, door de natuur direct te
bestuderen. Daarbij zijn 2 belangrijke componenten:
o Empirische observaties: het direct observeren van natuur. Observaties moeten
georganiseerd en gecategoriseerd worden om bruikbaar te zijn. Ook moeten de
verschillen en overeenkomsten met andere observaties genoteerd worden.
o Theorieën; het zoeken naar verklaringen voor de observaties, naar aanleiding van de
empirische observaties.
- Wetenschappelijke kennis verkrijgen door:
o Rationalisme: Mentale principes moeten in werking worden gesteld voordat kennis
verworven kan worden. Theorieën worden gevormd zodat het geen zootje van losse
feiten en observaties wordt. Wetenschappelijke theorie moet testbaar zijn en heeft 2
belangrijke kenmerken:
De theorie organiseert empirische observaties.
De theorie werkt als een gids voor toekomstige observaties.
o Empirisme: Bron van alle kennis is zintuiglijke ervaring, werkelijke kennis kan worden
gehaald uit zintuiglijke ervaringen.
- De wetenschap zoekt naar wetten:
o Correlationele wetten: gebeurtenissen gaan samen met elkaar, geeft aan dat er een
verband is. Het maakt voorspellen mogelijk. Geen causaal verband.
o Causale wetten: geeft het precieze verband tussen de gebeurtenissen aan. Het maakt
voorspellen en controle mogelijk. Ze hebben daardoor meer macht dan correlatie
wetten.
o Wetenschappelijke wet: een consistent geobserveerde relatie tussen twee of meer
klassen empirische gebeurtenissen.
- Karakteristieken van de wetenschappelijke methode; (Nagel, 1961 en Sanders, 1976)
o Systematisch: theorieën moeten overal gebruikt kunnen worden, en niet alléén in één
domein van de wetenschap. Moet generaliseerbaar zijn. Kennis is systematisch
georganiseerd; hiërarchisch, toepasbaar, er moet samenhang zijn en er moet een
bepaalde mate van ‘constantheid’ in zitten.
o Goed bepaalde methodes: Kuhn (1962) om te kunnen meten in een bepaald
vakgebied, moeten methodes specificeren wat legitieme stof, feiten en verklaringen zijn.
o Reductie: beschrijven van de kern en het reduceren van het fenomeen (bijv. ijs, water
en stoom allemaal opvatten als water). Je moet grotere fenomenen kunnen
terugbrengen tot onderliggende principes en gedetailleerde aspecten moet je kunnen
negeren.
o Objectiviteit: wetenschap moet te controleren zijn, en is betrouwbaar. Daarbij moet het
voor iedereen te observeren zijn. Bijv; In voormalig Sovjet Uni, kon alleen in KGB
klinieken schizofrenie bestudeerd worden en nergens anders. Dit is dus niet
wetenschappelijk, het was niet voor iedereen toegankelijk en te observeren.
o Helderheid/ duidelijkheid: wetenschappelijke verklaringen moeten ondubbelzinnig
opgesteld worden. Zodat het publiek het ook begrijpt.
o Oneindig/verandrbaar: wetenschappelijke kennis is openlijk, omkeerbaar en is nooit
definitief. Bijv; een theorie wordt herzien omdat hij achteraf niet bleek te kloppen
Bij non-wetenschap bezit het minder kenmerken en bij wetenschap heel veel
kenmerken.
Aan de bovenstaande eisen moet voldaan worden om iets als wetenschappelijk te
beschouwen.
Conclusie: Nagel trok de conclusie dat psychologie géén wetenschap is, want het berust
vooral op subjectiviteit.
2