Probleem 5
Leerdoel 1: Wat is een verstandelijke beperking?
Leerdoel 2: Hoe verhoudt dit zich met ouderschap en IQ?
Leerdoel 3: Wat zijn de vaardigheden die mensen met verstandelijke beperkingen nodig
hebben voor ouderschap?
Leerdoel 4: Hoe kijkt de maatschappij aan tegen mensen met een verstandelijke beperking?
Blokland, G. (2015). Over opvoeden gesproken.
Pedagogische advisering wordt gebaseerd op theorievorming ouderschap, rol ouders bij
ontwikkeling. Vaardigheden, eigenschappen namelijk van grote invloed op welbevinden.
Verschillende meningen:
- Harris: de bijdrage van de ouders doet er maar weinig toe, schuldgevoel nergens voor nodig.
- Meer impact.
Ouderschap = ouder zijn (staat van zijn). Je bent ouder en deze status behoudt je voor altijd.
Psychologisch ouderschap = je ouder voelen. Er ontstaan een besef van verantwoordelijk zijn =
innerlijke besef dat welzijn van het kind jouw opdracht is, dit gaat verder dan eigen belang.
Betekenis ouder zijn: geboorte kind, ouder worden is een life-experience met grote gevolgen.
Men noemt het een piekervaring, ander leven zonder weg terug. Jullie lot is verbonden en dan
ervaar je pas de stress van ouderschap. Het is een boeiende uitdaging die het leven verrijkt en
inhoud geeft.
Het is een voortdurend veranderingsproces dat vraagt om flexibel meewegen. Ouderschap
verloopt verschillende stadia (onzekerheid eerste kind, eigen kompas tweede kind). De ene
ontwikkelingsfase van het kind kan je beter liggen dan de ander. Je komt jezelf regelmatig tegen
omdat je in de dagelijkse dynamiek niet altijd de ouder ben die je graag wil zijn.
Ouderschap maakt kwetsbaar. Het welbevinden van het kind heeft impact op het welbevinden en
zelfvertrouwen van de ouder (vooral moeders schuld). Bettelheim wil goed genoeg opvoeden:
eigen mogelijkheden en beperkingen onderkennen. Ze moeten realistische verwachtingen van het
kind en van zichzelf koesteren (bv: niet schamen voor hulp).
Goed ouderschap: vele variaties, in elk kunnen kind goed gedijen. Stabiliteit en ervaring
belangrijker dan gezinssamenstelling.
Model Belsky: mix persoonlijke kenmerken, eigen ontwikkelingsgeschiedenis ouders en staat
welbevinden; hoe de zorg ingepast kan worden in het dagelijks leven; steun, stress ouders. Ook
een wisselwerking met het kind: temperament, ontwikkelingsfase.
,Ouders vervullen allerlei rollen: verzorgers voor voeding en uitrusting; onderwijzer die
belangrijke levenslessen leert; manager die het gezin draaiende houdt en de verplichtingen
binnenshuis en buitenshuis combineert, opvoeding wordt vaak gedeeld en vaak proberen ze de
ideeën op elkaar af te stemmen; pleitbezorger; toezichthouder die een wakend oog moet houden;
beschermers tegen mogelijke gevaren en dreigingen. Ouders kunnen veranderingen ingang
zetten, bijvoorbeeld hulp zoeken wat een teken is van goed ouderschap (verantwoordelijkheid).
Ouderschapsgroei: ze beginnen zonder voorbereiding en met bagage: slechte jeugdervaringen >
uitdagingen en valkuilen; goede ouderervaringen > meer vertrouwen; slechte ouderervaringen >
afbreuk gevoel competentie. De ervaring heb je niet in de hand, wel wat je ermee doet
(zelfreflectie, steun helpt).
De verwachtingen en de betekenis die zij toekennen aan hun eigen gedrag en het gedrag van het
kind hebben invloed op de opvoeding. Een ouder moet daarover kunnen praten. Ouderschap gaat
via vallen en opstaan, vaak groeien ze in hun rol. Er zijn cursussen die helpen voorbereiden,
maar er zijn weinig Nederlandse ouders met interesse (gevoel diskwalificatie?).
Bij pedagogische advisering is ouderschapsgroei en de veranderingen in taken bij verschillende
fasen belangrijk. Ook hoe men ouderschap ervaart en hoe het ouderpaar ontwikkeld is relevant.
Vaak neemt de partnerrelatie af bij de eerste baby steun, gedeeld ouderschap, respect,
samenwerking, overleg belangrijk.
Ouderlijke plichten: bepalen eigen opvoeding (zolang geen schade), de vaststelling van rechten
van kinderen heeft wel een wijzing gebracht in het denken over ouderlijke macht. Dit betekent
bepaalde plichten zorg verschaffen, opvoeden volwaardig lid samenleving. Er zijn duidelijke
impliciete verwachtingen.
Soms is het lastig om aan allen verwachtingen te voldoen. Ouderschap kan de nodige stress en
spanning opleveren. Helemaal bij combinatie met werk; gevoel buitengesloten. Het ouderschap
is soms eenzaam, ondankbaar, duur, zonder werkbegeleiding, gratis deskundigheidsbevordering.
Het is jouw licht om een geslaagd kind af te leveren. Steeds meer steun overheid.
Het ouderperspectief: opvoedingsondersteuning zowel de ontwikkeling en het gedrag van
kinderen staan centraal, als de taakopvatting van de ouders en de ervaring van het opvoeden. De
ouders moeten zich gehoord en gerespecteerd voelen. De professional moet zich kunnen
verplaatsen in de ouder. Vele focussen zich echter teveel op het kind perspectief wat weerstand
en onbegrepenheid kan oproepen. Soms cijfert de ouder zich weg. Ook in de opleiding is er
aandacht voor het ouderschapsperspectief. In preventieve advisering heb je hier veel profijt van.
Opvoedingsondersteuning is empowerment van de ouder, de ouder is meer dan een instrument
om het gedrag van kinderen te beïnvloeden. Welbevinden, competentie verhogen van de ouder is
ook gunstig voor het kind.
Soyez, van Hove, Vanderplasschen, W. ‘Ouders met een beperking’.
, 10% van de wereldbevolking wordt geconfronteerd met een aangeboren of verworven
lichamelijke, sensoriële of verstandelijke beperking. Toch hebben zij vaak kinderen.
Ouders met een beperking: lichamelijke functionele beperking, in verminderde mate kan
deelnemen aan bepaalde activiteit of taken minder goed kan uitvoeren, of problemen
ondervindt om aan het dagelijkse leven deel te nemen.
Handicap: sociale nadeel dat mensen met een beperking ervaren bij het vervullen van normale
maatschappelijke rollen.
De groep ouders met een beperking is een zeer heterogenen groep, het is dan ook onmogelijk
om prevalentie te bepalen. Afhankelijk van de aard van de beperking, of één of beide ouders
een beperking heeft, de beperking aangeboren is, kunnen ouders meer of minder problemen
ervaren bij opvoeding. Daarnaast spelen andere factoren een rol
4 onderscheiden groepen kinderen met ouders met een label:
- Ouders met een lichamelijke beperking
- Dove ouders
- Ouders met een verstandelijke beperking
- Ouders met niet-aangeboren hersenletsel
Ouders met een lichamelijke beperking: uiteenlopen van aard en in gevolgen. Ouders uit deze groep
brengen weinig tijd alleen met het kind door, vooral bij hele jonge leeftijd. Om veiligheid te
waarborgen en risico’s te verminderen worden zij vaak omringt door familie en professionals. De
relatie wordt pas uitgediept als de behoefte aan lichamelijke zorg niet meer vooraan staat. Het omgaan
met het gedrag van het kind is lastig. Zij moeten meer een verbale relatie opbouwen, meer technieken
van een consequente opvoeding gebruiken. Dit is juist lastig omdat deze ouders veel worden
opgenomen wat leidt tot discontinuïteit. De ouders willen de gevolgen van hun beperking beperken.
Dove ouders: ongeveer 90% van deze groep heeft horende kinderen. Deze groep het CODA.
Ze moeten de afstand tussen de horende en dove wereld overbruggen en worden veel
geconfronteerd met problemen over communicatie. Voorbeelden:
- Ouder geen gebarentaal, kind wel naar hun toe.
- Ouders gebruiken vorm communicatie die onduidelijk is en vol met grammatica fouten is.
Het communicatiesysteem moet goed zitten, anders krijgen kinderen moeten voor zichzelf
zo’n systeem op te bouwen. Doven hebben hun eigen cultuur en taal, kinderen krijgen deze
beide mee. Een deel van deze kinderen kan problemen en vertraagde taalontwikkeling
ervaren. Contacten in natuurlijke ondersteuningsmilieus kan dit oplossen.
Sommige kinderen blijken van jongs af aan hypervigilant = bovenmatig waakzaam. Ze
luisteren constant om hun ouders te beschermen en zijn over gefixeerd op gevaargeluiden.
Ook worden zij vaak tolk, soms voor gesprekken met voor hen bedreigende onderwerpen,
emotionele lading, met betrekking op hunzelf. Dit vraagt psychisch/emotioneel veel. Ook
moet er aandacht zijn voor gevoelens isolatie en verwerping (peers bang contact).