Sociale psychologie:
Social psychology by Smith, Mackie and Claypool. Fourth edition.
Chapter1: What is social psychology?
Voorbeeld: football wedstrijd tussen Dartmouth en Princeton. Ze waren zeer gewaagd aan elkaar
en wilden beide niet verliezen waardoor er vel overtredingen werden gemaakt en het tot een
bloederige strijd kwam. Wanneer er een film van de wedstrijd werd laten zien aan supporters
van de beide ploegen zagen de supporters de situaties op de film heel anders, op zo’n manier dat
hun eigen club in voordeel was.
Social psychology = de wetenschappelijke studie die gaat over de effecten van sociale en
cognitieve processen op de manier waarop individuen info krijgen, beïnvloeden en zich relateren
aan andere mensen. Wil de sociale gedragingen van individuen begrijpen.
Sociale psychologen krijgen kennis systematische door wetenschappelijke methoden, deze
methoden produceren kennis dat niet snel bias en fouten heeft en erg lijkt op ‘algemene kennis’.
Het zien van andere mensen, kennis en meningen heeft invloed op ons, ook de gevoelens over de
groep waar wij bij horen beïnvloeden ons door sociale processen. Onze perceptie, herinneringen,
emoties en motieven worden ook beïnvloed door cognitieve processen.
Sociale processen: de manier waarop input van mensen en groepen om je heen onze gedachten,
gevoelens en acties beïnvloeden.
Idee gaat terug naar de Oude Grieken, waar het vooral ging over rationele/ irrationele emoties.
Cognitieve processen: de manier waarop onze herinneringen, percepties, emoties en motieven
ons begrip van de wereld beïnvloeden en ons gedrag stuurt.
Sociale en cognitieve processen werken samen:
- Sociale processen beïnvloeden ons ook wanneer andere mensen niet aanwezig zijn, als
we een beslissing moeten maken denken we na over hoe andere mensen bij die
beslissing over ons zouden denken.
- De sociale processen die ons beïnvloeden wanneer andere aanwezig zijn beïnvloed de
manier waarop wij mensen zien en hun acties interpreteren.
Als wij deze processen begrijpen dan kunnen wij ook begrijpen waarom mensen zich op een
bepaalde manier gedragen en dit kan ook belangrijke sociale problemen oplossen.
- Waarom eindigt trouwen in een scheiding? Een sociale psycholoog zoekt bij de uitkomst
naar de sociale en cognitieve processen die daartoe hebben geleid.
- Hoe verkopen sales mensen producten in de sale? Waarom kan iemand gemanipuleerd
worden in het kopen van een bepaald product als je het nog niet nodig had wanneer je de
winkel binnenliep.
- Wat zorgt voor uitbrekingen van etnisch geweld? Gaat om de fundamentele principes
waarmee een persoon interactie heeft met deelnemers van andere etnische groepen.
Historische trends en recente thema’s in sociale psychologie:
Na de opkomst van wetenschappelijke psychologie in de 19e eeuw begonnen onderzoekers met
zich af te vragen hoe sociale situaties invloed hebben op de gedachten en acties van een persoon.
Norman Triplett en zijn onderzoek naar hoe gedrag wordt beïnvloed door de aanwezigheid van
anderen wordt gezien als het eerste onderzoek in het veld van de sociale psychologie. Daarna
kwam Ringelmann met een studie dat ging over samenwerken en hij kwam er juist achter dat als
iemand samen aan een touw moest trekken de persoon er minder moeite voor deed dan
wanneer hij alleen aan een touw moest trekken.
Sociale psychologen waren het deels een met Skinner en Watson en het behaviorisme op zo’n
manier dat ze het accepteerden dat het algemene doel was het zoeken van een uitleg voor gedrag
máár ze zagen wel dat dit alleen kon als de gedachten en gedragingen van een persoon in het
idee werd meegenomen.
,Tussen 1930/1940 (WOII) vlogen veel onderzoekers naar Amerika waar ze veel invloed kregen
in het veld van de sociale psychologie. De persoon die de meeste impact had op de ontwikkeling
van sociale psychologie in Amerika was Adolf Hitler:
- Door de genocide kwamen er veel vragen naar boven over waarom deze mensen wel de
Joden en anderen uit mochten moorden en hier eigenlijk niet voor gestraft werden.
- Ook zorgde de WOII voor voedseltekort en de sociale psychologen moesten de mensen
laten inzien dat ze hun eetgedrag aan moesten passen. Door het veranderen van het idee
in de sociale context was de verandering veel makkelijker dan alleen de moeder
beïnvloeden en andere dingen laten kopen.
Groei en integratie:
Sinds 1950/1960 groeide en ontwikkelde sociale psychologie sterk. Het verschoof naar een
geïntegreerde theoretisch begrip van sociale en cognitieve processen en naar verdere applicaties
van sociaal- psychologische theorie op moeilijke problemen.
Doordat de oorlog voorbij was er weer plek voor sociale psychologie en er ontstond een
natuurlijk framework voor integratie. Cognitieve thema’s en theorieën kregen veel aandacht en
ook de persoonlijke relaties, agressie en altruïsme en stereotypes en discriminatie kwamen na
de oorlog hoog op de sociale agenda te staan.
In de late 20e eeuw werd de wereld meer connected met elkaar. En de sociale psychologie trend
kwam in veel meer gebieden aan. Hierdoor kwamen ze er ook achter dat bepaalde problemen en
thema’s heel anders werden behandeld in verschillende werelddelen zoals in China, waar het
allemaal collectivisme is en mensen vooral kijken naar de sociale gedragingen van andere
mensen.
Verschillende belangrijke thema’s die de sociale psychologie bediscussieert:
- Gezondheid
- Educatie
- Recht/ wetten
- Milieu
- Economie/ zaken
2 axiomen in sociale psychologie:
1. Mensen construeren hun eigen realiteit:
Vaak hoeven we niet na te denken over wat we doen, soms moeten we wel even 2x
nadenken om zeker te zijn dat het de realiteit is. Als je het bijvoorbeeld met je ouders
hebt over je eerste dag op de Universiteit kunnen die dagen en belevenissen er heel
anders uitzien.
Constructie van realiteit: het axioma dat de realiteit uit de ogen van een persoon
geconstrueerd is en gevormd is door cognitieve processen (herinneringen) en sociale
processen (input van andere mensen).
2. Sociale invloeden zijn doorslaggevend:
Mensen die met ons meedenken geven ons meer zelfvertrouwen, mensen die tegen onze
ideeën zijn zorgen ervoor dat wij gaan nadenken over wat we doen.
Doordringendheid van sociale invloed: de axioma dat andere mensen virtueel onze
gedachten, gevoelens en gedragingen beïnvloeden, maakt niet uit of deze persoon
psychisch aanwezig zijn of niet.
Wij zijn met de ideeën die wij hebben over de mensheid opgegroeid en hierdoor denken
wij niet na of ‘een vis weet dat hij in water zwemt’ het ís gewoon zo.
3 motivatie principes:
1. Mensen streven naar meesterschap:
Het motivatie principe dat menen zoeken naar het begrip en de voorspelling van
bepaalde events in de sociale wereld. Op deze manier kunnen wij goede en accurate
ideeën behouden over de wereld.
, 2. Mensen zoeken naar connectie:
Het motivatie principe dat mensen zoeken naar support, liking en acceptatie van mensen
en groepen waar ze om geven en waarde voor hebben. Door conform te zijn aan de groep
standaards hoor je erbij en geef je een bepaalde standaard met consequentie weg aan de
mensen die niet bij de groep horen.
3. Mensen hebben waarde voor ‘ik en van mij’:
Het motivatie principe dat mensen de wens hebben om zichzelf, en andere mensen en
groepen te zien als een connectie met zichzelf in een positief licht. Dat een persoon zich
aan een bepaald goed persoon of goede groep kan koppelen.
Omdat wij gebiased zijn over de mensen in onze eigen groep verklaard dit dat
verschillende groepen mensen bepaalde events heel anders ervaren.
3 processing principes:
1. Conservatisme:
Het principe dat de kijk van het individu of van een groep op de wereld langzaam
verandert en vatbaar zijn voor het vereeuwigen van zichzelf.
2. Accesibility:
Het principe dat informatie dat het meest makkelijk te verkrijgen heeft in het algemeen
de grootste impact op gedachten, gevoelens en gedrag van anderen.
3. Oppervlakkigheid vs. diepte:
Principe dat mensen vaak geen tijd stoppen in het dealen met nieuwe informatie, maar
als ze op bepaalde momenten meer gemotiveerd zijn ze meer bezig met de informatie in
de diepte en niet alleen oppervlakkig.
Relaties tussen de 8 basis principes van de sociale psychologie staan in de hamburger in de
aantekeningen van college 1 sociale psychologie.
Chapter3: Perceiving individuals
Impressies van mensen die je niet kent vormen online zijn vaak best accuraat.
Vormen van éérste indruk: cues, interpretaties en inferenties
Mental representatie: de lichaamskennis dat een individu in het geheugen heeft opgeslagen.
Kennis over de karakteristieken van een persoon is daar een voorbeeld van. We hebben mentale
representaties over objecten, situaties, mensen en sociale groepen. Waarom vormen en
herinneren wij de impressies?
Omdat het onze acties en ons gedrag stuurt en omdat je zoekt naar relaties met mensen en hoe je
in contact kan blijven met elkaar en of je elkaar nog steeds goed inschat.
Raw materials:
Percepties van andere mensen begint eerst met de visuele cues, zoals uiterlijk, non-verbale
communicatie, omgeving en gedrag. Herkenbaarheid en gelijkenissen beïnvloeden ook de
impressies en zorgt voor verhoogd gevoel van liking. Cues die goed te zien zijn en de aandacht
trekken in een bepaalde context hebben meer invloed.
- Uiterlijk:
Het uiterlijk van een persoon is vaak hetgeen en het enige waarmee wij een impressie
over iemand kunnen maken als je niet hebt gepraat met die persoon. Onze ideeën zijn
ook eindeloos, blonde meisjes zijn dom en hebben meer lol, roodharige zijn vurig en snel
boos etc.
Als je een mooi uiterlijk hebt werkt dit positief op de impressie die mensen over de
persoon maken. Knappe mensen zijn slimmer, interessanter, meer outgoing en hebben
betere sociale skills dan lelijke mensen.
Mensen vinden dat knappe mensen betere prestaties leveren en imiteren knappe mensen
ook sneller.
, - Non- verbale communicatie:
Heeft veel invloed op hoe leuk we mensen vinden en wat we van ze denken. Mensen die
expressiever zijn in non- verbale communicatie worden leuker gevonden dan mensen die
dit niet zijn. Lichaamstaal geeft informatie over de mood en emoties van mensen. Cross-
cultureel gebruiken mensen dezelfde lichaamstaal bij dezelfde emoties en mood. Het is
dus een soort universele emotie taal.
- Detectie van deceptie:
Mensen kunnen heel moeilijk doorhebben wanneer iemand liegt ‘als je het niet
verwacht’. Mensen hebben het in 54% van de gevallen maar goed (iets meer dan kans).
Het antwoord op de puzzel is dat mensen die liegen zichzelf weggeven met de
lichaamshouding die ze aannemen, je moet niet kijken naar de gezichtsuitdrukkingen of
de woorden. Je moet kijken of ze onrustig worden, of trillen, rood worden, wegkijken,
omhoog gaan met wenkbrauwen etc.
- Herkenbaarheid:
Mensen krijgen positieve gevoelens over de mensen die wij frequent tegenkomen in het
leven.
Mere exposure: exposure van een stimulus zonder externe reward, dit zorgt voor
herkenbaarheid van de stimulus en maakt het dat mensen zich positief erover gaan
voelen. Dus als je bijna tot geen interactie hebt ga je positieve gevoelens ontwikkelen.
Onderzoek: studenten moesten in groep bij elkaar zitten en opdrachten maken, aan het
eind van het semester werd naar de impressies van bepaald vrouwen gevraagd en de
vrouwen met wie ze in de groep zaten maar geen contact mee hadden gehad werden
leuker en warmer gevonden dan de vrouwen die ze niet kenden.
- Omgeving:
Mensen kunnen een goede impressie van iemand geven door te kijken naar zijn of haar
werkkamer of de ruimte waar ze in leven. Ook kunnen mensen goede interpretaties
geven via virtuele beelden zoals op Facebook.
- Gedrag:
Door te kijken naar het gedrag van iemand stel je ook een impressie over die persoon op,
dit is de meest gebruikte manier door de mens. Bepaalde gedragingen zitten sterk vast
aan persoonlijke trekken van iemand.
Karakteristieken die anders zijn springen eruit en vragen je aandacht. Een karakteristiek is dan
dus uniek en anders dan anders.
Salience: de mogelijkheid van een cue om aandacht te trekken uit de context.
Wel is het zo dat attributen die anders zijn in bepaalde contexten heel normaal zijn in andere
contexten en daar niet uniek en anders zijn.
Automatische interpretatie van cues:
Automatisch: refereert naar processen die spontaan gebeuren (zonder intentie) en vaak
efficiënt zijn zonder je daar bewust van te zijn. De eerste stap bij het interpreteren van bepaalde
gebaren is het kijken of het een leugen of waarheid is. Opgeborgen kennis helpt hierbij:
- De associaties die we al hebben geleerd
- De gedachten die op dat moment aanwezig zijn in onze hersenen.
De rol van associatie bij interpretatie:
Als iemand geld steelt dan denken wij snel dat die persoon niet aardig en eerlijk is, dit komt
doordat 2 mentale presentaties sterk gelinkt zijn in onze hersenen. Het idee van stelen is in ons
hoofd gelinkt aan het niet eerlijk en slecht zijn van een mens.
Deze geleerde associaties hangen af van de cultuur waarin je bent opgegroeid, wij vinden
slurpen vies in Japan betekent dat dat het eten lekker is. Door deze opgeslagen associaties zijn
bepaalde cues makkelijker dan andere cues.