Diergeneeskunde jaar 2 Hepatobiliair Systeem Hoorcolleges
Hepatobiliair Systeem – Hoorcolleges
Hoorcollege 1: Embryonale ontwikkeling en functionele bouw van de lever – Nienke Kuijpers
Bij de ontwikkeling van de lever spelen het mesoderm en
endoderm een grote rol, het ectoderm niet. Vanuit het endoderm
ontwikkelt zich de voordarm en aan de ventrale zijde komt een
uitstulping waaruit de lever (craniaal), galgangen en galblaas
(caudaal) zich ontwikkelen. De afvoergang van de galwegen gaat
samen met de afvoergang van de pancreas uitmonden in het
duodenum. Paard, rat en duif hebben géén galblaas!
Uit het mesoderm ontwikkelen bloedvaten (venae vitellinae) en
het septum transversum. Het septum wordt uiteindelijk het pezige
centrum van het middenrif. Deze komt dicht tegen de lever aan te
liggen en daarom ligt de lever een beetje ‘ingebouwd’ in het middenrif.
Uit de venae vitellinae ontstaan leversinusoïden. De venae zijn ontstaan in de dooierzakwand maar worden daarna
gebruikt voor de veneuze afvoer van de buikorganen. Ze vormen naast de leversinusoïden ook een deel van de v.
cava caudalis, de poortader en de ductus venosus. De ductus venosus zorgt dat zuurstof- en voedingsrijk bloed niet
door de lever wordt verbruikt maar een kortere weg neemt naar de vena cava caudalis.
De ligging en grootte van de lever verschilt per diersoort. Het is van belang om te weten hoe de lever precies ligt
zodat je bijv. een leverpunctie kan uitvoeren en weet hoe je moet palperen. De lever ligt grotendeels binnen de
ribwand, tegen het diafragma aan. Er is dus bijna niets palpabel van de lever, behalve als deze is vergroot, want
normaal gesproken ligt de lever achter de ribben. Ook moet je rekening houden met andere organen rond de lever,
zoals de nieren, maag, etc. De hoeveelheid lobben varieert ook. Het rund heeft de minste lobben.
Met een röntgenfoto of een echo kan je de lever goed in beeld brengen. Met echo kan je bovendien de bloedstroom
en galstroom binnen de lever zien. Je kan een echo goed gebruiken voor een biopt om te kijken waar je moet prikken.
Op een röntgenfoto kan je hepatomegalie herkennen doordat de lever ver achter de ribboog uitsteekt, en een
verkleinde lever doordat de gasbel in de maag dan verticaler staat dan normaal.
Tussen de maag en lever zit een ligament (omentum minus), en de lever is
daarnaast nog aan de buikwand bevestigd (ligamentum falciforme, erg
vetrijk) en aan het diafragma bevestigd (ligamentum coronaria). Daarnaast
zijn er 3 ligamenten in de hoeken die de lever bevestigen aan de crura van
het diafragma (ligamentum triangulare sinistra).
De hond heeft qua lobben de meest uitgebreide
lever. Je hebt een linker- en rechterkant van de lever.
Rechts zit een processus caudatus met daarin een
indeuking voor de rechternier. Er zit een rechter
laterale en rechter mediale lob. De lobus quadratus is de lob waar de galblaas tegenaan ligt.
Dan heb je nog een linker mediale en linker laterale lob. Dan heb je nog de lobus caudatus,
die bestaat uit de Varken Paard Hond
processus caudatus en
processus papillaris. De vena cava loopt dorsaal
over de lever en die loopt altijd rechts. De
galblaas zit ook meer aan de rechterkant. Het
falciforme ligament, met daarin nog een verdikt
strengetje (ligamentum teres) zit meestal links; dit is embryonaal de vena umbilicalis geweest.
De lever van een varken bevat allemaal witte bindweefselschotjes. Het is lastig om hier een biopt van te nemen, dus
dit moet vaak operatief.
Galblaas
De ductus choledochus is de grote galgang. Hier monden alle galwegen van de lever in uit. Via de ductus cysticus
kan gal naar de galblaas stromen om daar te worden opgeslagen. Gal wordt gemaakt door hepatocyten, die dumpen
het in galcanaliculi, dan gaat het via de galductuli naar de interlobulaire ductus, ductus hepaticus en ductus cysticus
naar de ductus choledochus. Het komt in de darm uit, vaak samen met de afvoergang van de pancreas (Vaterse
papil/Sfincter van Oddi/papilla duodeni major).
De vena porta en arteria hepatica voeren bloed naar de lever. De vena porta komt vanuit het maagdarmkanaal, de
arteria hepatica is een aftakking van de aorta. Uiteindelijk komt al het bloed terecht in de leversinusoïden en daarna,
, Diergeneeskunde jaar 2 Hepatobiliair Systeem Hoorcolleges
gezuiverd, in de centrale vene. Deze centrale venen komen uiteindelijk allemaal bij elkaar in de vena hepatica wat
weer uitmondt in de vena cava caudalis.
Histologie
De histologische opbouw van de lever kan je op 3 manieren beschrijven:
- Op basis van morfologie (anatomie)
o Een leverlobje bestaat uit een aantal hoekpunten en in het midden zit een
centraalvene. Op de hoekpunten zitten de vena porta en de galgangen,
en met de vene als middelpunt vormt dit de portale driehoek.
- Op basis van bloedvoorziening/galafvoer
o De vena porta ligt nu in het midden en op de hoekpunten liggen de
centraalvenen. = portale lobulus
- Op basis van metabole/fysiologische activiteit
o Portale acinus: vena porta ligt centraal en perifeer liggen de centraalvenen.
In de lever is de endotheellaag niet compleet en de basaalmembraan ook niet.
Grote eiwitten kunnen dus uit de sinusoïden het leverweefsel in gaan. Er zijn
dan ook geen speciale transporters oid nodig.
In de lever vind je speciale macrofagen die Kupffercellen heten, deze zitten
op de rand van hepatocyten tegen de brush border aan.
Bij een intrahepatische portosystemische shunt gaat er veel bloed vanuit de
vena porta naar de vena cava caudalis waardoor het bloed uit het
maagdarmkanaal niet door de lever gezuiverd wordt, maar direct de
systemische circulatie in stroomt.
Hoorcollege 2: Biotransformatie en toxiciteit – Cyrina van Beusekom
Intoxicatie is een belangrijk onderdeel van een DDx. De lever wordt hieraan blootgesteld via het voedsel (portaal) of
via de circulatie. Biotransformatie is hoe de lever geneesmiddelen en
toxines omzet om het lichaam te beschermen.
In het acinaire model van de lever kan je 3 zones onderscheiden:
- Zone 1 = periportaal gebied. Hoge O2 concentratie. Glutathion,
glutathionperoxidase en alcoholdehydrogenase.
- Zone 2 = middengebied.
- Zone 3 = centrilobulair gebied. Lage O2 concentratie, hoge
CYP450 en CYP450 reductase, synthese van lipiden.
Er zijn verschillende vormen van toxiciteit in de lever:
Cytotoxiciteit
o Zone 1: cocaïne, alcohol directe celschade
o Zone 2: zeldzaam, niet specifiek
o Zone 3: paracetamol, aflatoxine, CCl4. Biotransformatie-afhankelijk.
Steatose = ophoping van triglyceriden. Schade van zone 3
Cirrhose = bindweefselvorming van de lever.
Cholestase = ophoping van galzuren, deze zijn toxisch hyperbilirubinemie.
Ischemie = door vasoconstrictie of obstructie O2 en nutriënten tekort.
De biotransformatie is essentieel voor de lichaamshomeostase. Bijv. synthese en biodegradatie van
neurotransmitters, hormonen, prostaglandingen en verschillende andere biologisch actieve moleculen. Alle stoffen
worden dus om de zoveel tijd gerecycled in het lichaam. Dit gebeurt dus ook met farmaca. De biotransformatie heeft 2
doelen: