Diergeneeskunde jaar 2 Hepatobiliair Systeem Werkcolleges
Hepatobiliair Systeem – Werkcolleges
Werkcollege 1: Relatie histologische bouw en functie van de lever
Voorbereiding
De lever heeft 2 belangrijke cellen: de hepatocyt en de stellate macrofaag (Kupffercellen, onderdeel van het MFS).
Leverweefsel bevatvele polygonale lobuli, gerangschikt rond een centrale vene (een eindtak van de v. hepatica).
Deze voert bloed uit de lobulus af naar de v. hepatica. Bij sommige zoogdieren (varken, kameel) zijn lobuli gescheiden
door een dun laagje bindweefsel (septum). Bij de meeste andere dieren beperkt bindweefsel zich tot kleine gebiedjes
rond de lobuli: periportaal bindweefsel (portale driehoeken). Hier tref je galgangen, lymfevaten, takken van de a.
hepatica en de v. portae hepatis aan. Het portale drietal = galgang & a. hepatica & v. portae.
Rond de centrale vene liggen hepatocyten (leverparenchymcellen) in radiair verlopende 1-2 cellagen dikke platen, de
laminae hepaticae. Ze bevatten een uitgebreid glad en ruw ER en soms vetdruppels in het cytoplasma. Ook veel
lysosomen en peroxisomen, vanwege het sterke metabolisme. Er zijn éénkernige hepatocyten, tweekernige of
cellen met een tetraploïde kern. Die ontstaan allemaal uit de diploïde éénkernige cel.
De platen worden afgewisseld door sinusoïden waardoor het bloed vanuit de portale gebieden naar de centraalvene
wordt getransporteerd. De a. hepatica en v. porta monden samen uit in de sinusoïden! De buitenkant vd lobulus bevat
een plaat hepatocyten die loodrecht op de overige platenstaan, dit vormt de lamina limitans (‘limiting plate’). Op
plaatsen waar 2 hepatocyten aan elkaar grenzen zitten galcapillairen aan de apicale zijde, doordat de hepatocyten
plaatselijk enigszins uitwijken. Een galcapillair is dus niet anders dan een verwijde spleet tussen 2 cellen.
In de hepatocyten worden galzouten gemaakt. Ongeveer 95% vd in het duodenum afgegeven galzouten wordt in het
ileum geresorbeerd en naar het bloed afgegeven. Daar wordt het aan albumine en lipoproteïnen gebonden en in de
lever gaat het via de ruimte van Disse (perisinusoïdale ruimte) naar de hepatocyt. Hier worden ze actief naar het
cytosol getransporteerd, en dan weer actief aan de galgangen afgegeven (ondersteund door ATPasen) Het is dus een
cyclus. De totale hoeveelheid galzouten wordt af en toe aangevuld door een cytosolair proces in de lever; alle
hepatocyten kunnen gal vormen, maar er zijn wel gradiënten. De galcapillairen beginnen blind maar vormen een
netwerk dat zich uitstrekt over de laterale celmembranen van naburige hepatocyten.
Sinusoïden zijn bekleed met endotheel met relatief grote gaten erin. Het rust niet op een basaalmembraan en bevat
vele open fenestraties, gerangschikt in groepjes (“zeefplaten”), dit vormt het endotheliale filter tussen het sinusoïdale
lumen en de hepatocyten. Bij herkauwers bevat het endotheel geen poriën en is de basaalmembraan continu.
Tussen het endotheel en de hepatocyten ligt de perisinusoïdale ruimte (ruimte van Disse). Door de fenestraties
kunnen grote deeltjes niet naar de ruimte van Disse, bijv. lipoproteïnem, chylomicronen en VLDLs. Een hepatocyt die
naar de sinusoïd is gekeerd kan zijn basolaterale membraan uitsteken in de ruimte van Disse, deze membraan bevat
veel microvilli waar metabole uitwisselingen plaatsvinden en secretieproducten worden uitgescheiden. In de ruimte
van Disse zitten lto-cellen (stellate cellen), die slaan vet en vetoplosbare vitaminen op. In de sinusoïden vind je naast
endotheel ook nog Kupffercellen. Deze stervormige macrofagen zitten vast aan het endotheel vd sinusoïd. Ze
kunnen deeltjes uit binnenstromend portaal bloed fagocyteren, zoals bacteriën en vreemde cellen. Ook zitten hier
Natural Killercellen.
In de ruimte van Disse zitten dunne fibrillen van collageen type III (reticuline). Zorgen voor stevigheid van
parenchym. Hepatocyten leven lang en hebben een grote regeneratiecapaciteit!
Opdracht 1 – Histologie
In deze opdracht zullen we de functionele bouw van de lever in meer
detail bestuderen. De lever kan op basis van zijn bouw,
bloedvoorziening en metabole activiteit worden onderverdeeld in een
(hypothetische) drietal structuren, de klassieke anatomische lobulus,
de portale lobulus en de portale acinus.
a) Hiernaast zie je dwarsdoorsnede door de lever van een
varken. Benoem de volgende structuren:
A = portale driehoek (v. porta, a. hepatica, galgang)
B = centrale vene
C = hepatocyten & sinusoïden
Stroma = bindweefsel, parenchym = functioneel weefsel.
b) Geef in figuur 1 de omtrek van de klassieke anatomische lobulus weer. Centrale vene in het midden.
c) Naast een morfologische opbouw in lobuli, kan de lever functioneel ook worden onder-
verdeeld op basis van zijn galafvoer, de portale lobulus. Geef in bovenstaande
figuur de portale lobulus aan. Centrale venen als hoekpunten, portale driehoek als centrum.
, Diergeneeskunde jaar 2 Hepatobiliair Systeem Werkcolleges
d) Doe dit ook voor de portale acinus. Waarop berust de indeling van de lever in portale acini en wat is de
fysiologische relevantie van die indeling? Berust op bloedvoorziening van de lever. 2 centrale venen als
uiteinden, portale driehoek in het midden. Onder te verdelen in 3 zones. Zone 1 is het dichtst bij de
bloedaanvoer en zone 3 het verste weg. In zone 1 is het meeste zuurstof en dit is het meest gevoelig voor
toxiciteit. In zone 3 is het minste zuurstof. In een gezonde lever is er wel altijd genoeg zuurstof, maar bij
hypoxie kan het een probleem worden voor de cellen in zone 3.
e) Stel: een dier krijgt toxinen binnen via de voeding, en deze zijn giftig voor de lever. Waar zou je op basis van
het portale acinus model de eerste toxiciteit verwachten? Verklaar je antwoord. Zone 1, daar zijn de toxinen
nog ‘vers’ uit het bloed en nog niet omgezet, dus hebben ze hier het meest toxische effect.
Waar zal je volgens het portale acinus model als eerste hypoxie in de hepatocyten kunnen verwachten?
Verklaar je antwoord. Zone 3
Opdracht 2 – Hepatocyt
In figuur 2 zie je een schematische tekening van de ultrastructuur
van een hepatocyt.
a) Vul onderstaande tabel in.
Organel Functie
A Golgisysteem Distributiecentrum van eiwitten
B Vetdruppels Opslag van vet & vitamines
C Glad ER Aanmaak vetten, onschadelijk
maken giftige stoffen, Ca-opslag
D Mitochondrium Energievoorziening
E Desmosoom Aanhechting cellen
F Ruw ER Eiwitsynthese transport uit cel
b) Wat kun je op basis van het relatieve voorkomen van
bovengenoemde celorganellen concluderen over de
functies van deze cel? Verklaar je antwoorden. Veel
mitochondria, om alle processen van energie te voorzien.
c) In figuur 2 wordt bij 1 een endotheelcel aangeduid. Welk
type endotheel treffen we aan in de capillairen van de lever? Wat zijn de morfologische karakteristieken van
dit epitheeltype en waarom treffen we type epitheel in de lever aan? Discontinu epitheel; er zit ruimte tussen
de endotheelcellen (ze sluiten niet goed op elkaar aan poriën) en de basaalmembraan is ook niet continu.
(Gefenestreerd = discontinu endotheel, continu basaalmembraan)
(Continu = continu endotheel, continu basaalmembraan)
d) Welke structuur wordt aangeduid bij 2? Galcanaliculi
e) Welke ruimte wordt aangeduid bij 3? Noem een cel die we in deze ruimte kunnen aantreffen en beschrijf zijn
functie. Perisinusoïdale ruimte (ruimte van Disse). Hier zitten microvilli van de hepatocyten in als
oppervlaktevergroting zodat er meer uitwisseling plaats kan vinden. Cellen die hier ook zitten zijn stellate
cellen (lto-cellen/HSC-cellen/fat storing cellen); functie hiervan is vet- en vitamineopslag, en ze kunnen vezels
maken.
f) Welke cellen treffen we aan in de sinusoïden en wat zijn hun functies? Kupffercellen. Fagocytose van deeltjes
die via het bloed binnenkomen. Ook zitten er natural killer cellen (pitcellen).
g) Wat is de functie van de microvilli die we aantreffen op de sinusoïdale celmembraan van de hepatocyt?
Oppervlaktevergroting zodat er meer uitwisseling kan plaatsvinden.
Opdracht 3 – Leverparenchymcel