Psychotherapie – Hoorcollege 1 – Inleiding
Zorgen over de psychotherapie (n = 5)
Tegenwoordig zijn er zorgen over de psychotherapie. Allereerst is het zo dat er voor de grote
theorieën weinig bewijzen zijn (I). Veel theorieën zijn dus onbewijsbaar. Dit maakt dat er geen
evidence based theorie is over hoe patiënten moeten veranderen. Daarnaast zijn de theorieën die er
wel zijn enorm verschillend van elkaar (II). De theorieën sluiten niet op elkaar aan.
Ondanks het feit dat er veel diversiteit is en veel theorieën onbewijsbaar zijn, werken psychologische
interventies wel (III). De verschillende behandelingen zijn dus wel effectief. Het probleem is dus niet
dat de behandeling niet werkt, het probleem is dat het inzicht waarom de behandeling werkt mist.
Tegelijkertijd raken mensen in de praktijk kennis kwijt (IV). Er is weinig greep op de praktijk wat
betreft er onderzocht wordt over psychotherapie. Dat draagt natuurlijk bij aan het feit dat mensen
niet weten ‘waarom’ de behandelingen werken.
Als laatste probleem is dat psychotherapie niet meer in het curricula gegeven wordt op de
universiteiten. Psychologen worden dus niet meer opgeleid in psychotherapie (V).
Psychotherapie stromingen (n = 4)
Psychoanalyse: kortdurende psychodynamische psychotherapie
Freud is de grote bedenker van psychotherapie. Hij zei dat patiënten geholpen moeten worden door
te praten. Psychopathologie is hier een vorm van onderdrukking van spanningen. Daardoor ontstaan
er klachten. Deze stroming zie je in de hedendaagse praktijk niet veel meer voorkomen
Client-centered psychotherapie: Rogeriaanse, persoonsgerichte of humanistische psychotherapie
Rogers stelt centraal dat je als patiënt je eigen potentieel moet ontwikkelen waarvoor je een goede
therapeutische relatie voor nodig hebt. De therapeutische relatie staat hier dus centraal. Klachten
komen voort uit dat iemand zich niet goed of volledig ontwikkeld heeft. Hier wordt dus vooral
gefocust op de persoon en niet op het type klacht. Ontwikkeling is belangrijk.
Directieve vormen: Gedragstherapie, cognitieve therapie, CGT, hypnose, schematherapie, ACT
Skinner kwam met een meer directieve therapie. Patiënten krijgen dus huiswerkopdrachten om naar
een bepaald doel toe te werken. Dit is heel praktisch en wel heel erg klachtgericht.
Systeemtherapie & gezinstherapie
Minuchin is een grote man in het gebied van de systeemtherapie. Gedrag wordt bepaald door
bijvoorbeeld je positie in het gezin. Zulke aspecten staan centraal in de systeemtherapie.
Psychopathologie – wat is is het?
Wat gebeurt er in een therapiesessie en hoe kan je met praten iemand verder helpen? Voordat je
iemand kan helpen, moet duidelijk worden met vat voor klacht iemand komt. Een klacht bestaat uit
gevoelens, gedachten of gedragingen die als een probleem worden ervaren. Dat wilt zeggen dat ze
ongewild, abnormaal, oncontroleerbaar en absurd zijn. Daarnaast is er sprake van ‘fragmented sense
of self’. Dat wilt zeggen dat de klacht niet van de persoon zelf is. Mensen doen het zelf, maar ze
kunnen er zelf niks aan doen. Dat is paradoxaal, maar bijna wel altijd de werkelijkheid.
Voorbeeld: ‘iets’ in mij wilde de alcohol drinken – alcohollist
Tegenwoordig worden klachten vaak vanuit het brein bekeken. De klacht staat dus centraal, terwijl
een tijdje geleden de persoon dat nog was. Therapie richt zich dus nu meer op ‘wat heb jij’ in plaats
van op ‘wat zegt dat over jou dat jij hier last van hebt’. Veel klachten representeren processenin het
brein die ontregeld zijn. Een van de pioniers van het breinonderzoek is Gazzaniga.
,Informatie komt binnen in het brein via de visuele, auditieve, olfactorische en somatosensorische
systemen. Al deze informatie gaat naar de thalamus voordat het doorgestuurd wordt. Daarna gaat het
brein steeds meer patronen herkennen in alle informatie die binnenkomt. Dit wordt uiteindelijk
bewust in associatieve, schematische en propositionele informatie.
Ondertussen stuurt de thalamus ook een signaal naar de amygdala. Wanneer informatie relevant is
(bijvoorbeeld een dreiging), stuurt de amygdala een signaal door naar de hippocampus die
vervolgens het lichaam gaat aansturen door middel van sympatische activiteit. Tegelijkertijd wordt de
hypothalamus actief om te kijken of de situatie al eerder is ervaren. Uiteindelijk bereikt de informatie
de orbitofrontale cortex en dat is het moment dat de mens zich bewust wordt van de situatie.
Consciousness is the last to know
Alle onbewuste processen zijn voor deze bewustwording al bezig het lichaam klaar te maken om een
fight of flight reactie tot stand te brengen. Processen zijn dus automatisch en er is geen ‘ik’ die ons
gedrag aanstuurt. Echter zijn de automatische processen niet mechanistisch. Ze zijn dus te
veranderen wanneer dit nodig is.
Representaties: adaptaties van geautomatiseerde processen in het brein
Associatieve representaties
Actie – reactie. Zodra er een bepaalde stimulus aanwezig is, komt er een onmiddellijke reactie. De
cliënt komt dan met een geadapteerd automatisch systeem. Dan moet men heel veel gaan oefenen
om de herinnering of de ervaring te gaan kunnen verdragen. Mensen zijn zich niet bewust van deze
representaties.
Schema’s
Informatie die iemand ervaringsgewijs geleerd heeft door middel van vaak herhalen, maar vaak heeft
deze informatie ook emotionele waarde. Een voorbeeld van een schema is ‘ik ben een mislukkeling’.
Vaak zijn zulke schema’s holistisch van aard. Voor adaptief gedrag, moet het schema dus van aard
veranderen. Het moet dus een andere betekenis krijgen. Je moet hiervoor andere betekenissen
herhaaldelijk activeren waardoor die de maladaptieve betekenis vervangen. Dit gaat het makkelijkst
met emotionele betekenissen, want het brein leert het snelste van emoties.
Propositionele netwerken
Adapteren door taal. Mensen hebben de mogelijkheid om met taal boodschappen betekenis te
geven. Door logica, afleidingen, symbolen e.d. in taal kan het brein leren en adaptieve reacties tot
stand brengen. Wanneer je hier op inspeelt tijdens de behandeling, geef je meestal gewoon
informatie. Als iemand klachten heeft en die beschrijft daarbij ‘weetjes’, maar meer talige informatie,
is de beste strategie feitelijke informatie geven. Wanneer de cliënt foute propositionele informatie
heeft, kan je dit door de juiste informatie te geven herstellen.
Wat is er nodig voor psychotherapie (n=6)
1. Goede therapeutische relatie
2. (Waargenomen) expertise van de therapeut
3. Voortdurende participatie en activatie van de cliënt
4. Emoties
5. Diverse betekenissen simultaan activeren
6. Systematische oefening
, Psychotherapie – Hoorcollege 2 – Gedragstherapie
Leertheorieën en gedragstherapie (n = 2)
Klassieke conditionering
Een ongeconditioneerde leidt tot een ongeconditioneerde respons. Wanneer je aan deze
ongeconditioneerde stimulus een geconditioneerde stimulus koppelt, gaat uiteindelijk de
geconditioneerde stimulus leiden tot de ongeconditioneerde respons (dit wordt zo de
geconditioneerde respons).
Dit principe is ontzettend belangrijk binnen de psychopathologie. Vaak is psychopathologie niks meer
dan een reactie op een bepaalde stimulus. Conditionering ligt hier dus vaak aan ten grondslag.
Operante conditionering
Iemand vertoont bepaald gedrag wat wordt gevolgd door een verandering in de omgeving. Deze
verandering kan belonend of straffend zijn. De stimulusomgeving lokt hier het gedrag niet uit. De
stimulus omgeving maakt alleen iets positiefs of negatiefs. Aan de hand van de uitkomst, ga je het
gedrag wel of niet vaker vertonen.
Het is hier dus zo dat gedrag de situatie verandert, maar het gedrag is tegelijkertijd wel gebonden aan
een bepaalde context. De stimulus situatie verandert het gedrag dus!
Wanneer dit inconsequent gebeurt (de stimulusrewards), maakt dat het gedrag moeilijker uitdooft.
Dit heet intermittent belonen.
Gedragstherapie: het therapeutisch proces
Gedragstherapie gaat niet alleen om gedrag. Ook gedachten en emoties kunnen aangepakt worden in
de gedragstherapie. Vroeger was de aanname dat alleen gedrag aangepakt kon worden, maar
tegenwoordig kunnen ook gedachten en emoties aangepakt worden tijdens gedragstherapie. Ook de
respons is steeds meer uitgebreid. Vroeger was de respons iets autonoom, maar nu kunnen ook
gevoelens e.d. de respons zijn.
Gedragstherapie gaat er vanuit dat psychopathologie (dus zowel gedrag, gevoelens en gedachten)
gebaseerd is op S-R-relaties. Er is dus een sterke wisselwerking tussen mens en omgeving. Het is
daarmee heel erg op de klacht gericht. Tijdens de behandeling is meten heel belangrijk. Observatie
en zelfregistratie staan heel centraal bij de gedragstherapie. Dit zijn een maat van voortgang of
klachtinventarisatie.
Het gedragstherapeutisch proces
1. Probleeminventarisatie
2. Concretiseren van de klachten
Hoe vaak, wat, wanneer, gevolgen, waarom op dit moment?
3. Samenhang met holistische theorie
In deze stap check je als therapeut of het probleem echt het probleem is. Je probeert het
groter geheel te zien.
4. Probleemkeuze, registratie en functieanalyse
De functieanalyse bestaat uit het in kaart brengen van leerprocessen. Je krijgt hierdoor dus
inzicht op waarom klachten blijven bestaan. Vanuit daar kun je gaan bepalen wat er
aangepakt moet worden om het gedrag te veranderen.
5. Behandelplan
Hier wordt het plan van aanpak opgesteld. Allereerst moet je zorgen dat je de cliënt bereid
krijgt om te veranderen en zich bewust wordt van het maladaptief proces. Daarna ga je
alternatieven trainen zodat het maladaptieve gedrag wordt uitgedoofd.
6. Uitvoering
7. Evaluatie