BPR – Casus van de
week uitwerkingen &
oefenvragen
calimodules
Doel van het vak is een eerste kennismaking met de regels die gelden bij het procederen in civiele zaken. Beoogd wordt
een inleiding op de gehele stof bij te brengen. Door deze samenvatting van de hoorcolleges te bestuderen zal men na
afloop een indruk hebben hoe het in de praktijk toegaat, op de hoogte zijn van de belangrijkste regelingen en
rechtsbronnen, vertrouwd zijn met het wettelijk systeem en op de hoogte zijn met de belangrijkste termen en begrippen
van het burgerlijk procesrecht. Daarna zal de student in staat zijn het tentamen met een voldoende af te sluiten.
Deze samenvatting bevat een uittreksel van de hoofdpunten uit de online Cali-modulen welke via Nestor.nl te vinden zijn.
De oefenvragen uit de modulen kunnen als aanvulling dienen ter voorbereiding van het tentamen. Ook zijn de antwoorden
op de ‘casus van de week’-oefenvragen hierin opgenomen.
Auteur: Daniek Mulder
Instituut: Rijksuniversiteit Groningen
Document: Samenvatting / College-uittreksel
Opleiding: Rechtsgeleerdheid
, Inhoudsopgave
Calimodules – Toegespitst op dossier Houthuyzen / De Wit.........................................................2
1. Intakegesprek............................................................................................................................................................... 2
2. De gerechtsdeurwaarder.......................................................................................................................................... 4
3. De rolzitting................................................................................................................................................................... 7
4. De comparitie na antwoord.................................................................................................................................. 13
5. Het getuigenverhoor................................................................................................................................................ 14
Casus van de week......................................................................................................................................... 18
Casus van de week 2 – Bevoegdheid van de rechter......................................................................................... 18
Casus van de week 3 – Vorderingsprocedure onder KEI-Rv...........................................................................19
1
, Calimodules – Toegespitst op dossier Houthuyzen / De Wit
1. Intakegesprek
Houthuyzen stelt op de Wit een vordering van 14.000 gulden te hebben. Had hij
naar huidig recht over deze vordering ook in persoon, dus zonder
procesvertegenwoordiger, kunnen procederen?
In het eerste lid van art. 79 Rv is bepaald dat partijen in zaken voor de
kantonrechter in persoon kunnen procederen en geldt dat er geen verplichte
procesvertegenwoordiging is. In alle andere zaken, zo stelt het tweede lid, is dat
niet mogelijk. Partijen moeten zich dan laten vertegenwoordigen door een
advocaat of gemachtigde. Of Houthuyzen in persoon mag procederen of niet, is
afhankelijk van de vraag of hij met zijn zaak bij de kantonrechter terecht komt.
Het antwoord op deze vraag is te vinden in art. 93 Rv. Sub a bepaalt dat zaken
betreffende vorderingen met een beloop van ten hoogste 5000 euro door de
kantonrechter worden beslist.
14.000 gulden gaat de 5000 te boven, dus Houthuyzen zal in beginsel met zijn
vordering niet bij de kantonrechter terecht kunnen en daarom slechts ‘bij
vertegenwoordiging’ kunnen procederen.
Relatieve bevoegdheid
Houthuyzen heeft zich eerst tot zijn Belgische advocaat gewend. Deze raadde
hem aan en in Nederland gevestigde advocaat in de arm te nemen, omdat een
eventuele procedure voor een rechter in Nederland moet worden gevoerd, wat is
juist?
Hoofdregel is dat de rechter van de woonplaats of werkelijke verblijf van de
gedaagde de relatieve bevoegde rechter is ex. art. 99 Rv. Dat wil zeggen dat die
rechter bevoegd is, binnen wiens rechtsgebied de gedaagde zijn woon of
werkelijke verblijfplaats heeft. In artt. 100-108 Rv zijn er uitzonderingen op deze
hoofdregel opgenomen. Zo bepaalt art. 108 Rv dat de partijen in beginsel bij
overeenkomst een rechter aan te wijzen voor de kennisneming van geschillen die
tussen hen zijn ontstaan of mogelijk nog zullen ontstaan.
Ministerieplicht?
Heeft een advocaat een individuele ministerieplicht?
Nee, keerzijde van het procesmonopolie is dat de wet wet toekent aan de balie,
het collectief van advocaten en procureurs, is de ministerieplicht. In beginsel
mag aan geen enkele rechtzoekende de bijstand van een advocaat en procureur
worden onthouden.
Het gaat hier dan niet om een individuele ministerieplicht, maar om een
collectieve ministerieplicht. Dat wil zeggen dat iedere advocaat en procureur
mag weigeren om in bepaalde zaken op te treden of om bepaalde klanten bij te
staan, maar dat iedere rechtzoekende uiteindelijk zich toch van juridische
bijstand moet kunnen verzekeren. Hiertoe is in de artt. 13 en 67 van de
Advocatenwet vastgelegd dat De Deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement waar de zaak moet dienen, bevoegd is om op verzoek van een
rechtzoekende die niet of niet tijdig een advocaat of procureur bereid vindt zijn
diensten te verlenen, daartoe een advocaat of procureur aan te wijzen – deze
kan dan niet weigeren.
Gefinancierde rechtsbijstand
2
,Uit art. 18 lid 1 Grondwet vloeit indirect een recht op door de overheid
gesubsidieerde rechtsbijstand voort. Het gaat hier om een rechtsbijstand voor
minder draagkrachtigen. Het recht op gesubsidieerde rechtsbijstand hangt sterk
samen met het uit art. 6 EVRM afgeleide recht op toegang tot de rechter. Wordt
die toegang al te zeer belemmerd door financiële drempels dan is van een
effectieve rechtsbescherming geen sprake meer.
De rechter heeft met de Wet op de Rechtsbijstand regels gesteld omtrent de
verlening van rechtsbijstand aan minder draagkrachtigen.
De orde van advocaten
De Nederlandse orde van advocaten is een zelfstandig publiekrechtelijk
lichaam dat niet onder verantwoordelijkheid van enig ander orgaan valt, noch
aan enig ander orgaan verantwoording behoeft af te leggen.
Het exploot van de dagvaarding
Art. 111 lid 3 Rv schrijft voor dat het exploot van de dagvaarding de door
gedaagde tegen de eis aangevoerde verweren en de gronden daarvoor vermeldt.
Aangenomen wordt dat eiser slechts gehouden is aan deze verweren en gronden
te vermelden, voor zover hij daarmee bekend is. De wet stelt in ieder geval niet
de eis dat eiser in de dagvaarding aangeeft wat hij heeft ondernomen om op het
standpunt van gedaagde op de hoogte te geraken.
Uit lid 3 kan worden afgeleid dat eiser slechts bewijs hoeft aan te dragen van
stellingen die door gedaagde worden betwist.
De wet stelt niet de eis dat eiser de door gedaagde gevoerde verweren en
gronden daarvoor in de dagvaarding weerlegt. Van een niet-
ontvankelijkheidsverklaring van eiser wegens het niet gemotiveerd weerleggen
van het standpunt van gedaagde - kan geen sprake zijn.
Beroepsgeheim met verschoningsrecht?
Is een advocaat, indien hij in een andere civiele procedure als getuige wordt
opgeroepen, verplicht een verklaring af te leggen over hetgeen hij als advocaat
over de werkwijze van zijn cliënt Houthuyzen te weten is gekomen?
Nee, in de rechtspraak is erkend dat een advocaat een verschoningsrecht
heeft zoals bedoeld in art. 165 lid 2 sub b Rv. Het gaat om een professioneel
verschoningsrecht, een verschoningsrecht op grond van het beroepsgeheim
van de advocaat. Wordt een advocaat opgeroepen om als getuige een verklaring
af te leggen over hetgeen hij van zijn cliënt te weten is gekomen, dan kan en
mag hij dit weigeren. Van belang is daarbij dat het verschoningsrecht slechts die
kennis betreft die de advocaat qualitate qua, uit hoofde van zijn hoedanigheid
als advocaat dus, is toevertrouwd.
Schikkingsovereenkomst
Een schikkingsovereenkomst tussen de twee partijen tast de bevoegdheid van de
rechter niet aan. Het geschil tussen beide partijen betreft, ook na de
schikkingsovereenkomst, een geschil over burgerlijke rechten, en in dergelijke
3
,geschillen is de burgerlijke rechter bevoegd (art. 112 Gw). De rechter is dus in
ieder geval bevoegd om van de vordering kennis te nemen en eiser is eveneens
ontvankelijk in zijn vordering. Indien de gedaagde zich beroept op de
schikkingsovereenkomst zal de rechter de eiser zijn vordering ontzeggen – nu hij
(eiser) bij de schikkingsovereenkomst afstand van zijn recht heeft gedaan van
aanspraken waarop zijn vordering is gebaseerd.
Arbitrage en bindend advies
Art. 1022 Rv schrijft voor dat de rechter, bij wie een geschil aanhangig is
gemaakt waarover een overeenkomst tot arbitrage is gesloten, zich onbevoegd
verklaart, indien een partij zich voor alle verweren op het bestaan van de
schikkingsovereenkomst beroept.
Een partij is niet-ontvankelijk in zijn vordering als tussen partijen is afgesproken
om hun geschil aan bindend advies voor te leggen aan een commissie van
geschillen, en desondanks toch naar de rechter stapt. Volgens art. 112 Gw blijft
de burgerlijke rechter welbeschouwd de bevoegde rechter, nu het geschil tussen
de partijen een geschil betreft over burgerlijke rechten en verplichtingen. In
gevallen waarin een partij toch, zonder het bindend advies af te wachten, zich
tot de rechter richt, en de andere partij voor alle verweren een beroep op de
overeenkomst tot bindend advies doet, zal de rechter daarom niet onbevoegd,
maar niet-ontvankelijk moeten verklaren. Stein/Rueb-arrest stelt dat de
rechter zich in een dergelijk geval, naar analogie van de regeling bij
arbitrage in art. 1022 Rv, onbevoegd moet verklaren.
Proceskostenveroordeling en gefinancierde rechtshulp
Uit art. 243 Rv volgt de rechter de gedaagde ambtshalve zal veroordelen om het
griffierecht te voldoen, alsmede de onder de proceskosten begrepen salarissen
van advocaten, procureurs of deurwaarders en voorschotten. Deze worden op
dezelfde wijze berekend als in gevallen waarin geen gesubsidieërde
rechtsbijstand werd verleend. Dat een partij met toegevoegde
rechtsbijstand procedeert, is dus niet van invloed op de hoogte van de
proceskostenveroordeling. De toevoeging is immers niet bedoeld om de in de
proceskosten veroordeelde wederpartij een financieel voordeel te verschaffen.
2. De gerechtsdeurwaarder
Benoemingsvereisten
4
,Een gerechtsdeurwaarder wordt benoemd bij Koninklijk Besluit (KB). Er moet aan
vier elementen zijn voldaan om als gerechtsdeurwaarder benoemd te kunnen
worden – dit is gebaseerd op artt. 4 – 7 Gw:
1. Een deugdelijk ondernemingsplan [art. 5 lid 1 sub f Gdw]
2. Nederlanderschap [art. 5 lid 1 sub a Gdw]
3. Minstens twee jaar werkzaam als toegevoegd kandidaat-
gerechtsdeurwaarder [art. 5 lid 1 sub c Gdw
4. Een voltooide opleiding tot kandidaat-gerechtsdeurwaarder [art. 5 lid 1
sub d Gdw]
De deurwaarder als procesgemachtigde
Je wilt als verhuurder zonder tussenkomst van een advocaat/procureur of rechter
de gerechtsdeurwaarder inschakelen om jou vordering te gaan innen bij de
huurder. Dit mag. Want vorderingen betreffende een huurovereenkomst
worden, ongeacht het beloop van de vordering, door de kantonrechter
behandeld. Omdat in kantonzaken niet de eis van verplichte
procesvertegenwoordiging geldt, kan de gerechtsdeurwaarder X als jou
gemachtigde de zaak in rechte behandelen. Zie art. 93 sub c jo 79 Rv
Betekening van exploten
Essentieel voor de betekening van exploten door de deurwaarder is dat de
deurwaarder een akte opmaakt waarin onder meer is opgenomen de inhoud van
de kennisgeving, als ook de datum van betekening, de naam van degene op
wiens verzoek de betekening geschiedt en de naam van degene aan wie
betekend moet worden. Dit wordt ook wel het deurwaardersexploot genoemd.
De partij voor wie de kennisgeving is bestemd krijgt een afschrift van deze akte.
Dit afschrift niet aan de partij in persoon te worden uitgereikt, maar kan ook, als
deze niet thuis is, aan een huisgenoot van deze worden achtergelaten of zelfs in
een gesloten envelop in de brievenbus worden gedaan.
Ondertekening van de akte of het afschrift daarvan door de partij voor
wie de kennisgeving is bestemd is dus geen voorwaarde voor een
geslaagde betekening.
Volgens art. 156 lid 1 en 2 Rv is een deurwaardersexploot een authentieke
akte. Het gaat immers om een ondertekend geschrift, bestemd om tot bewijs te
dienen, dat in de vereiste vorm en bevoegdelijk is opgemaakt door een
deurwaarder aan wie bij of krachtens de wet is opgedragen dit te doen.
Formaliteiten ontruiming
Aan de ontruiming moeten tenminste twee betekeningen aan voorafgaan,
nadat de vordering tot ontruiming door de rechter is toegewezen.
1. Betekening van de executoriale titel
5
, Een algemene vereiste om tot executie te kunnen overgaan, is betekening
van de executoriale titel, in dit geval het vonnis, aan de partij tegen wie de
executie zich zal richten [art. 430 lid 3 Rv].
2. Betekening aan een ontruiming
Het is nodig dat aan de ontruiming een deurwaardersexploot houdende
het bevel om binnen drie dagen aan de executoriale titel te voldoen (art.
555 Rv) voorafgaat. Uit art. 502 Rv, dat door 555 Rv van overeenkomstige
toepassing wordt verklaard, blijkt dat de ontruiming ook pas na verloop
van drie dagen kan plaatsvinden.
Ontruiming buiten de rechter om
Om tot ontruiming te kunnen overgaan, dien je in het bezit te zijn van een
executoriale titel (art. 550 lid 1 Rv). In art. 430 Rv is opgesomd welke geschriften
als executoriale titels kunnen gelden. Een getekend huurcontract is geen
executoriale titel. Dus op grond van een huurcontract, zonder tussenkomst van
de rechter, overgaan tot ontruiming is strafbaar.
Formaliteiten loonbeslag
De juiste volgorde van formaliteiten is op grond van art. 430 lid 3 jo 475 jo 475i
Rv:
1. Betekening (grosse van) veroordelend vonnis aan beslagene
2. Betekening exploot houdende bevel aan de werkgever om het verschuldigde
onder zich te houden op straffe van onwaarde van elke in weerwil van het beslag
gedane betaling of afgifte
3. Betekening van het beslagexploot aan beslagene
Volgens gedaagde geen betekening plaatsgevonden, wat nu?
Een deurwaardersexploot levert als authentieke akte tegen een ieder
dwingend bewijs op van hetgeen de deurwaarder binnen de kring van zijn
bevoegdheid omtrent zijn waarnemingen en verrichtingen heeft verklaard [art.
157 lid 1 Rv]. Als deurwaarder in het exploot dus verklaart het afschrift van dat
exploot in een gesloten enveloppe aan je woonadres te hebben achtergelaten,
heeft deze verklaring dwingende bewijskracht. De rechter is dan in beginsel
verplicht die verklaring als waar aan te nemen. Echter, tegenbewijs staat, ook
tegen dwingend bewijs, vrij – tenzij de wet het uitsluit [art. 151 Rv]. Je kunt dus
door tegenbewijs te leveren de dwingende bewijskracht van het exploot
doorbreken.
Verklaringsplicht derdebeslagene
Art. 477a Rv geeft de beslaglegger een middel in handen in het geval de derde-
beslagene weigert een verklaring af te leggen. Daarnaast geeft dit artikel ook
een middel wanneer de derde-beslagene wel een verklaring aflegt, maar de
6
,beslaglegger deze verklaring betwistbaar acht/deze klopt niet. In beide gevallen
kan de beslagene een verklaringsprocedure aanhangig maken.
Volgens lid in van art. 477a Rv kun je wanneer de derde-beslagene weigert een
verklaring af te leggen, in de verklaringsprocedure vorderen dat zij wordt
veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor er beslag is gelegd ‘als ware
zij daarvan zelf schuldenaar’ (lid 1).
Legt de derde-beslagene wel een verklaring af, maar betwijfel je of deze juist en
naar waarheid gegeven is, dan kun je de derde-beslagene dagvaarden tot het
doen van gerechtelijke verklaring en tot betaling van hetgeen volgens de
vaststelling door de rechter aan de eiser zal blijken toe te komen.
Meerdere beslagen
Indien onder een derde-beslagene meerdere beslagen ten laste van dezelfde
geëxecuteerde zijn gelegd, en bij voorbaat vaststaat dat niet alle beslagleggers
uit de door derde beslagene verschuldigde geldsommen kunnen worden voldaan,
int de deurwaarder die het oudste executoriale beslag heeft gelegd voor de
gezamenlijke beslagleggers hetgeen de derde-beslagene heeft te betalen [art.
478 lid 1 Rv].
Doordat de derde-beslagene verplicht is iedere deurwaarder die beslag komt
leggen te informeren omtrent andere aanwezige beslagen [art. 478 lid 3 Rv] en
iedere deurwaarder op zijn beurt weer verplicht is de andere deurwaarders die al
beslag hebben gelegd op de hoogte te brengen, weet de deurwaarder die het
oudste executoriaal beslag legde welke beslagen er zijn gelegd en kan de
afwikkeling van de executie aan hem worden overgelaten.
De verdeling/uitbetaling aan partijen
Art. 480 lid 2 Rv schrijft voor dat indien er meerdere beslagleggers zijn, dat de
deurwaarder de door hem geïnde netto-opbrengst onverwijld bij een bewaarder
als bedoeld in art. 445 Rv stort. Vervolgens moeten de beslagleggers onderling
overeenstemming zien te bereiken over de verdeling van de opbrengst van
executie. Lukt dit, dan zal deurwaarder of in zijn opdracht de bewaarder - aan
ieder uitkeren. Komen partijen er niet uit, dan zal de verdeling op verzoek van
(een van) de partijen ten overstaan van de RC plaatsvinden [art. 481 Rv].
3. De rolzitting
De juiste volgorde om een zaak aanhangig te maken
1. Dagvaarding aan de deurwaarder sturen met de opdracht om deze aan de
gedaagde te betekenen.
7
,2. Origineel van de dagvaarding aan de griffie van de bevoegde rechtbank
sturen met het verzoek de zaak in te schrijven op de rol.
3. Griffierecht betalen.
De advocaat zal drie ‘lege’ exemplaren van de dagvaarding aan de deurwaarder
sturen. 1 daarvan zal de deurwaarder betekenen aan de gedaagde, de ander
houdt hij voor zichzelf voor zijn eigen administratie en de derde (het origineel)
retourneert de deurwaarder ingevuld aan de advocaat. Dit origineel dient de
advocaat vervolgens bij de griffie in, opdat de griffie de zaak op de rol kan
inschrijven.
Na de eerste uitroeping van de zaak ter terechtzitting wordt van de eisende
partij het griffierecht geheven. Het niet betalen van het griffierecht leidt tot niet-
ontvankelijkheid.
Anders dan gedaagde, zal de eisende partij ter zitting geen procureur hoeven
stellen. Dat heeft eiser immers al bij dagvaarding gedaan.
Termijn(en) [art. 114, 115 en 119 Rv]
De termijn voor de betekening van de dagvaarding is ten minste een week.
Deze termijn vangt aan op de dag, volgende op de dag waarop het exploot van
dagvaarding door de deurwaarder is uitgebracht. Uiterlijk op de laatste dag
waarop de griffie is geopend dient de eiser het exploot van dagvaarding ter
griffie in te dienen.
Consequenties van het niet tijdig de zaak ter rolle te doen inschrijven
De rechter zal de oorspronkelijke rol-datum de zaak niet in behandeling neemt,
nu de zaak niet op de rol is ingeschreven. De zaak wordt niet eens ter zitting
uitgeroepen. Wanneer er echter op voorgeschreven wijze een herstelexploot is
uitgebracht, dan zal de rechter de zaak op de nieuwe rol-datum in behandeling
nemen [art. 125 jo 113 Rv].
Een geding is bij de rechtbank aanhangig vanaf de dag van dagvaarding, zo
bepaalt art. 125 lid 1 Rv. Het is dus niet zo dat de inschrijving ter rolle vereist is,
wil het geding aanhangig zijn. Uit art. 125 lid 2 Rv volgt dat de aanhangigheid
wel vervalt, indien de dagvaarding niet tijdig ter griffie is ingediend. Ook al wordt
er binnen twee weken een herstelexploot uitgebracht dan vervalt de
aanhangigheid niet. Dat herstelexploot moet dan wel overeenkomstig de in art.
113 Rv voorgeschreven wijze tijdig ter griffie worden ingediend.
Het niet tijdig op de rol inschrijven heeft niet tot gevolg dat de dagvaarding
nietig is!
Geldt er een verschijningsplicht voor gedaagde?
Wanneer je gedagvaard bent tegen een roldatum, ben je dan verplicht om te
verschijnen?
Je kan niet worden verplicht om ten overstaan van de rechter tegen de eis te
verweren. Het beginsel van partij-autonomie – 1 van de hoofdbeginselen van
het burgerlijk procesrecht – brengt mee dat partijen zelf bepalen of zij willen
procederen en waarover er wordt geprocedeerd. Gedaagde kan dan ook niet
door de rechter worden gedwongen om verweer te voeren tegen de eiser.
8
, Is het vonnis geacht te zijn uitgesproken – waarnaar belanghebbenden
en partijen het vonnis kunnen afhalen bij de griffie van de rechtbank –
verenigbaar met art. 28 Rv, 6 EVRM en 121 GW?
Over het antwoord op de vraag of de eis van een openbare uitspraak ook inhoudt
dat de uitspraak mondeling dient te plaatsvinden, kan men van mening
verschillen.
Uit de jurisprudentie van het EHRM en de HR blijkt dat een dergelijk vergaande
eis aan de uitspraak niet wordt gesteld. Voldoende is dat partijen en andere
belanghebbenden inzage in en een afschrift van de uitspraak kunnen krijgen. Op
grond van art. 28 lid 2 Rv heeft iedereen recht op een afschrift van een
uitspraak.
Verstek verlening
Als er verstek tegen je is verleend, kun je die veroordeling dan nog aanvechten?
Ja, is het eindvonnis eenmaal gewezen, dan kun je tegen dat vonnis bij exploot
van dagvaarding verzet doen. De rechter die de verstekveroordeling heeft
uitgesproken zal dan beoordelen of zijn verstekvonnis gehandhaafd kan blijven,
dan wel moet worden vernietigd, omdat de vordering van Houthuyzen
(gedeeltelijk) moet worden afgewezen.
Uit art. 335 Rv volgt dat De Wit tegen de veroordeling bij verstek niet in hoger
beroep kan komen. Dat zou alleen anders zijn als De Wit niet de enige gedaagde
is en 1 of meer andere gedaagden wel in het geding verschenen zouden zijn (art.
140 Rv). Hem rest dan alleen nog het rechtsmiddel van verzet. De Wit kan dat
rechtsmiddel instellen door Houthuyzen op de daartoe voorgeschreven wijze en
binnen de termijn van art. 143 Rv te dagvaarden. Volgens art. 146 Rv vermeldt
het exploot van verzet de gronden van verzet.
Exceptieve verweren
Exceptieve verweren moet voor of tegelijk met het principale verweer gevoerd
worden, om te voorkomen dat de gedaagde nadat rechter en partijen zich
inhoudelijk hebben uitgelaten, nog met succes zou kunnen opwerpen dat de
rechter niet tot een inhoudelijke beoordeling van het geschil had mogen of
kunnen overgaan.
Exceptieve verweren zijn volgens de Hoge Raad dan ook die verweermiddelen
die ertoe strekken dat de rechter op grond van regels van processuele aard niet
9