ECONOMISCH BELEID
Hoofdstuk 1: Monetair beleid
Alle gezinnen en bedrijven samen, exclusief de banken, noemen we het publiek. Het geld waar wij
bestedingen mee doen heet de maatschappelijke geldhoeveelheid. Deze bestaat uit chiraal
(betaalrekeningen) en chartaal (munten en biljetten) geld. Geld op een spaarrekening behoort niet tot
chiraal geld omdat het niet direct beschikbaar is. Voor de maatschappelijke geldhoeveelheid wordt ook wel
M1 gebruikt.
Als M1 groeit is er sprake van geldschepping, andersom is er sprake van geldvernietiging. Banken
hebben invloed op de bestedingen (M1) d.m.v kredietverlening. Als het geld van een betaalrekening over
wordt gemaakt naar een spaarrekening is er sprake van geldvernietiging.
Spaarders hebben een lage tijdsvoorkeur, leners een hoge. Het debiteurenrisico is het risico dat de
banken hun geld niet meer terug krijgen. Het verschil tussen het rentepercentage dat de bank betaald en
ontvangt is de rentemarge en is de winst voor de banken.
Een bankrun komt doordat banken misschien in financiële moeilijkheden kan raken. Iedereen wil zijn geld
dan gelijk opnemen. De bank heeft genoeg geld, maar dit zit vooral in langlopende rekeningen aan
anderen. Zo verliezen mensen het vertrouwen in de bank. Geld op een rekening wordt deposito genoemd.
Er is een depositogarantiestelsel opgericht wat in houdt dat een door de klanten gespaarde vermogen
wordt terugbetaald bij faillissement van een bank. Interbancaire leningen zijn korte leningen tussen
verschillende banken.
De ECB houdt toezicht op de banken in de eurozone en streeft naar prijsstabiliteit (+- 2%).
Waarom is inflatie goed voor de economie?
- Inflatie wakkert bestedingen aan ga je afwachten?
- Inflatie zorgt voor daling reële schulden
- Vergroot de kansen tijdens crisis (geldillusie bij de werknemers, minder verhoging v.d lonen)
Bij kosteninflatie stijgen de verkoopprijzen door hogere productie/loonkosten. Als de lonen sterker stijgen
dan de arbeidsproductiviteit, stijgen de loonkosten per product waardoor een product duurder wordt. Bij
bestedingsinflatie is de productiecapaciteit bereikt door veel vraag. Hierdoor wordt het voor de bedrijven
moeilijk om genoeg te kunnen produceren waardoor de prijzen omhoog gaan (populair weinig product).
Bij een hogere rente is sparen interessant, bij een lage rente is lenen interessanter. ECB heeft een
monopolie op het creëren van basisgeld. Het basisgeld is chartaal geld (bij banken en publiek) en
bankreserves. Bankreserves zijn leningen die de ECB aan banken verstrekt.
Rente stijgt meer sparen (minder lenen dus ECB hoeft minder bankreserves te lenen) minder
basisgeld
Als het basisgeld omhoog moet doet de ECB aan openmarkt transacties d.m.v het kopen van obligaties.
Doordat banken verplicht reserves moeten hebben moeten ze lenen bij de ECB: de refirente. Het
aanpassen van de prijzen d.m.v het monetaire beleid heet het transmissieproces en duurt meerdere
jaren.
Refirente + rentemarge = rente voor klanten
Als een daling van de rente de inflatie niet aanwakkert is er bijvoorbeeld een refirente van 0%. Hierdoor
kunnen banken ‘gratis’ geld lenen wat betekend dat de consument ook een lage rentemarge heeft. Er kan
dan zelfs een negatieve rente ontstaan waar je moet betalen om te sparen. Mensen gaan dan niet sparen
vanwege het risico. Als de rente zo laag is gaat de ECB over tot onconventioneel monetair beleid (lange
, termijn) wat verschilt van het normale monetaire beleid (korte termijn). Om het vermogen van de
kapitaalmarkt op te krikken koopt de ECB staatsobligaties, ook wel het opkoopprogramma.
Hoofdstuk 2: Conjuctuurschommelingen
Het bbp (zelfde als bbi) kan je op drie manieren berekenen:
1. Objectieve methode: de som van alle toegevoegde waarden
2. Subjectieve methode: de som van alle verdiende inkomens
3. Bestedingsmethode: de som van C + I + O + E – M
Het reële BBP wordt gebruikt voor conjunctuur. Drie conjunctuurfasen:
- Y = Y*
Er is een langetermijnevenwicht/bestedingsevenwicht. Er is hier sprake van natuurlijke
(structurele) werkloosheid. Is de werkloosheid hoger dan de natuurlijke werkloosheid, dan is er een
ruime arbeidsmarkt en zal dat via looneisen leiden tot lagere loonkosteninflatie.
- Y < Y*
Dit is de laagconjunctuur. De werkloosheid zal hoger zijn dan de structurele werkloosheid. Hier
is er sprake van conjuncturele werkloosheid.
- Y > Y*
Dit is de hoogconjuctuur. Er is nauwelijks conjuncturele werkloosheid en de natuurlijke is hier
groter.
Het beleid om Y* te verhogen heet het structuurbeleid zoals innovatie, beter onderwijs, verhogen totale
factorproductiviteit.
De prijzen stijgen sterker tijdens hoogconjunctuur omdat het BBP stijgt waardoor er meer mensen nodig
zijn. Er is dus meer werkgelegenheid en meer mensen kunnen werken waardoor de markt krapper wordt.
Hierdoor gaan de looneisen en de loonkosteninflatie omhoog. Er is dus een positief verband tussen de
bestedingen en loonkosten.
De overheid en centrale banken kunnen conjunctuurbeleid voeren. Begrotingsbeleid (overheid) is het
aanpassen van belastingen zodat het inkomen veranderd. Ook kan de overheid zijn eigen uitgaven
aanpassen
Het doel is het afzwakken van de conjunctuurgolven: anticyclisch beleid. Om deze golven te versterken
heet het een procyclisch beleid, maar wordt niet vaak gebruikt (wel in crisis na 2008).
Als de belastingen omlaag gaan (dus minder voor de overheid) gaan de bestedingen omhoog waardoor de
overheid weer meer btw binnenkrijgt. Hierdoor krijgen ze dus een deel weer terug. Dit heet het
inverdieneffect. Als de toename van het BBP hoger is dan de verhoging van de overheidsbestedingen
spreek je van het multipliereffect.
Als de belasting verhoogd wordt, dalen de bestedingen en daalt het inkomen voor de overheid. Zo is er dus
een uitverdieneffect. Dit wordt door het multipliereffect verder vergroot.
Daarnaast heeft de overheid ook automatische stabilasatoren (belasting en uitkering): Bij een lager
inkomen heb je een lagere belasting waardoor je alsnog kan besteden. Ook heb je bij geen inkomen nog
sociale zekerheid door uitkeringen.
In laagconjunctuur is er een overheidstekort doordat er veel werklozen zijn en de overheid veel
uitkeringen moet betalen. Een overheidstekort stimuleert echter de bestedingen.
Het begrotingsbeleid kan tegengewerkt worden door een aantal zaken:
- Wijzigingen moeten door het parlement goedgekeurd worden wat weer extra tijd in beslag neemt
- Belastingverlagingen kunnen ook zorgen dat mensen alsnog gaan sparen
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper 554523P. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,99. Je zit daarna nergens aan vast.