Virale hepatitis college uitgewerkt
Hepatitis is een inflammatie van hepatocyten.
- Hepatocellulaire schade: verhoogd ASAT en ALAT.
- Cholestatische schade: verhoogd alkalisch fosfatase en gamma GT.
Infectieus Niet-infectieus
Hepatitis A t/m E virus Medicijngebruik
Epstein-Barr virus (Pfeiffer) Steatohepatitis
Gele Koorts Alcohol
Q koorts (overdraagbaar door geiten, bevindt Wilson’s Disease
zich in de placenta)
Cytomegalovirus Auto-immuun hepatitis
HIV Ischemische hepatitis
Ziekte van lyme
Syphilis/lues
Soorten hepatitis
1. Acute hepatitis: dit kan asymptomatisch zijn. Verder is er sprake van vermoeidheid, malaise,
misselijkheid, spierpijn, pijn in de rechterbovenbuik, en geelzucht. Het kan binnen enkele dagen of
weken leiden tot acuut leverfalen!
2. Chronische hepatitis: dit is eerst asymptomatisch, en uiteindelijk kan er, over jaren, eind stadium
leverziekte ontstaan:
- Cirrose (verlittekening van de lever, waardoor er een kleine keiharde lever ontstaat; geen herstel
mogelijk)
- Hepatocellulaircarcinoom
- Leverfalen met spoedig overlijden indien er geen transplantatie plaats vindt.
Leverfalen: hierbij is er sprake van:
- Stollingsabnormaliteiten: het duurt langer voordat het bloeden stopt. INR >1.5 verlengd. Dit is
hetzelfde als PT alleen dan een makkelijke omrekeningsmanier.
- Encefalopathie door ammoniakvergiftiging. De metaboliseer functie van je lever neemt af, waardoor
hij niet meer goed kan ontgiften. Bij iemand met een verlaagd bewustzijn wordt standaard ammoniak
geprikt.
- Bilirubine stijgt.
- Albumine daalt: leidt tot oedeem.
- Hypoglykemie: gluconeogenese verminderd.
- Nierfalen: hepatorenaal syndroom: hierbij sterven mensen snel, indien geen maatregelen.
Portale hypertensie ontstaat alléén bij chronische hepatitis, wanneer cirrose ontstaat. Cirrose
ontstaat niet bij acute hepatitis. Potale hypertensie leidt tot:
• Ascites: door obstructie van de bloedtoevoer in combinatie met laag albumine.
• Splenomegalie: Het bloed stroomt terug, waardoor het in de milt ophoopt.
• Oesofageale varices: met name in het onderste 3e deel. Indien dit gaat bloeden bij een patiënt bij al
een verslechterde stolling, kan iemand doodbloeden en in shock raken. Ook kan er bloed in de maag
komen waardoor iemand gaat overgeven, en door verlaagd bewustzijn door encephalopathie stikken
in zijn eigen braaksel.
• Caput medusae: v. umbilicalis shunt.
, Hepatitis A (HAV)
Dit is een tropenziekte.
Het virus is een capside RNA virus: sterk virus: dus goed in staat om te overleven in de maag, en op
voedsel. De overdracht is dan ook fecaal oraal, met name via besmet water en rauw voedsel.
De incubatie tijd is 4 weken (2-7 weken) A van Acuut: wordt nooit chronisch! Het klaart zich vanzelf.
Levenslang is IgG te meten.
De meeste kinderen (70%) met HAV zijn asymptomatisch. Echter, volwassenen worden vaak heel erg
ziek: >70% symptomatisch. Hierbij is ALT sterk toegenomen, is er geelzucht, en in <1% is er
fulminante hepatitis (=hele ernstige, acute hepatitis)/acuut leverfalen. Risicofactoren voor
fulminante hepatitis zijn hoge leeftijd, co-infectie met HBV of HCV, of een andere chronische
leverziekte.
In het bloed:
- ALT toegenomen
- Eerst fecaal HAV
- Dan IGM anti-HAV piek.
- Hierna levenslang IgG anti-HAV.
Behandeling: ondersteunend, maar niet specifiek behandelbaar.
Preventie:
• Passief: immunoglobulines geven: IgG anti-HAV. Dit biedt 4-6 maanden bescherming. Dit kan voor
situaties waarin je heel snel antilichamen nodig hebt (morgen op militaire missie), en bij
immuungecompromiteerden. Kan niet als behandeling dienen omdat je pas symptomen krijgt als je al
geïnfecteerd bent en er al schade is.
• Actief: HAV vaccinatie: voorkeur. 1 vaccinatie biedt 2 jaar bescherming, 2 vaccinaties met een
interval van 6-12 maanden biedt 10 jaar bescherming. Bij matig immuungecompromiteerden kun je
toch actief vaccineren, en met een titer kijken of er genoeg antilichamen zijn, en ander passief doen.
• Hygiëne: rauw voedsel en besmet water in endemische gebieden voorkomen.
Hepatitis E (HEV)
HEV lijkt op HAV. Het is een RNA capside virus: oraal fecale transmissie. De incubatietijd is 2-10
weken. Overdracht gaat via voedsel: varkensvlees, en drinkwater (besmetting door varkens), en
mogelijk spelen zeevruchten een rol.
Er zijn verschillende subtypen:
- Genotype 1 en 2.
- Genotype 3 en 4: zoönose; van mensen naar dieren.
Veel in het wild levende dieren zijn seropositief voor HEV: veel varkens hebben HEV (gehad). Mensen
krijgen het vervolgens door besmet voedsel of water.
In het bloed: eerst is er een serum transaminase stijging, dan HEV IgM, en vervolgens HEV IgG. Het
HEV RNA is aantoonbaar in het bloed en in de feces. Ook is er geelzucht.
Beloop HEV
• De meerderheid is self-limiting en heeft bijna/geen symptomen.
• Fulminante hepatitis: risicogroepen hiervoor zijn zwangere vrouwen en mensen met een
chronische leverziekte.
• Chronische infectie: dit kan wél; verschil met HAV. Echter het is zeldzaam. Kan bij:
- De transplantatiepatiënt: sterk immuun gecompromitteerd.