Ovarium carcinoom college uitgewerkt
Endometriumcarcinoom is het meest voorkomende gynaecologische bekken carcinoom. Op 2 staat
ovariumcarcinoom, en op 3 cervixcarcinoom.
1100 mensen per jaar krijgen ovariumcarcinomen. Het lifetime risico is 1.5% of 1 op de 65 vrouwen.
De mortaliteit is 900 per jaar.
De gemiddelde leeftijd is 65 jaar. 70-80% komt voor bij postmenopauzale vrouwen.
Bij postmenopauzale vrouwen is 30% van de ovariële tumoren maligne.
Bij premenopauzale vrouwen is 7% van de ovariële tumoren maligne.
Er zijn 3 soorten ovariumcarcinoom: epitheliaal, kiemcel en gonadaal stromaalcel. Epitheliaalcel is
90% van alle ovariumtumoren. Hierbinnen komt sereus het meest voor.
Oorzaak
• Niet-erfelijk: de ovulatie hypothese: wanneer je meer ovulaties hebt gehad in je leven, heb je meer
kans op ovariumcarcinoom. Dit houdt in een vroege menstruatie of een late menopauze.
Beschermende factoren zijn zwangerschap, lactatie, orale anticonceptie en infertiliteit.
• Erfelijk: BRCA 1 en 2.
Een ovariumcarcinoom presenteert zich niet vaak in voorstadia, maar is vaak al ver ontwikkeld. Er zijn
2 typen tumoren te onderscheiden, die ook te onderscheiden zijn in het proces van carciogenese:
1. Type 1: Dit type wordt veroorzaakt door mutaties in oncogenen. Veel hiervan zijn cellen die een rol
spelen in de signaaltransductieketen, waardoor de signaaltransductieketen verstoord is. Dit zijn
routes die vanaf het celmembraan lopen. Vaak is de receptor gemuteerd maar ook BRAF en KRAS
eiwitten kunnen gemuteerd zijn. Er zijn mutaties in: KRAS, BRAF, β-catenine en PTEN.
Bij type 1 tumoren zijn er wél voorloperstadia. De ontwikkeling gaat stapsgewijs: corticale
inclusiecystegoedaardige cyste invasieve tumor. De cystes zijn vaak gevuld met zijn en over het
algemeen goedaardig. Binnen de cystes zijn 2 fasen te onderscheiden:
1. Premenopauzale fase: de cystes ontstaan waarschijnlijk doordat epitheel aan het
oppervlak van het ovarium los komt, en meegenomen wordt door het follikel. Dit follikel wordt
meegenomen naar het midden van het ovarium, en wordt blootgesteld aan factoren die anders zijn
dan aan het oppervlak. Ovulatie theorie: wanneer het follikel een eicel moet uitscheiden, zal het
oppervlakte epitheel even beschadigd raken. Hierna moet het
epitheel weer sluiten, waarbij je hypermutatie krijgt. Hierbij krijg je
altijd DNA schade, wat normaal wordt hersteld. Echter; nu niet
helemaal: er treden mutaties op in oncogenen. Het epitheel dat bij
hyperproliferatie wordt ingesloten, wordt meegenomen naar het
midden en blootgesteld aan groeifactoren, interleukines etc. Dit was
aan het oppervlak niet aanwezig: hierdoor kunnen epitheelcellen
gaan prolifereren, dysplastisch worden, en dit kan leiden tot een
carcinoom. Hoe vaker epitheel beschadigd door ovulatie, des te
groter is de kans op een mutatie bij hyperproliferatie.
2. Postmenopauzaal: er kunnen instulpingen ontstaan,
waarbij er op dezelfde manier weer cysten en tumoren kunnen
ontstaan.
Bij beiden ontstaat er een inclusiecyste. Dit heeft tot gevolg dat het cyste-epitheel wordt blootgesteld
, aan een nieuwe micro-omgeving van het ovariële stroma met daarin factoren die maligne
ontaarding kunnen bevorderen. BRAF en KRAS mutatie kan ervoor zorgen dat een cystadenoom een
type I tumor wordt.
Betrokken cellen bij type 1 zijn: endometrioïd, mucineus, clear cell en laaggradige sereuze
carcinomen.
2. Type 2: Dit type is het meest lethaal. Bij type 2 tumoren zijn er mutaties in
tumorsuppressorgenen: p53 bijv., en mutaties in BRCA1 /2. Hierbij is er een hooggradig sereus
carcinoom.Type 2 tumoren hebben géén voorloperstadia, waardoor de presentatie in een gevorderd
stadium is. Er zijn geen morfologische tussenstadia.
De ovariële sereuze carcinomen hebben eigenschappen die lijken op tubae epitheel. Dit is te zien aan
markers die met histologie aan te tonen zijn. Een type 2 ovarium carcinoom toont hierbij meer
overeenkomsten met tuba epitheel dan
met ovarium epitheel.
Tijdens de ovulatie, premenopauzaal,
kunnen epitheelcellen van de tubae
opgenomen wrden in het ovarium, een
cyste vormen, en hier ontwikkelen tot
een carcinoom. P53 speelt een
belangrijke rol.
Bepaalde cytokines en ROS spelen een
rol bij het beschadigen van het epitheel
en van DNA in de kern: hierdoor kunnen
mutaties optreden, ook bijv. in p53
carcinoom.
Op het epitheel van de fimbriae van de
tubae ontstaan STIC (sereus tubair intra-
epitheliaal carcinoom). Dit kan leiden tot
inclusie cyste in het ovarium of tot een
abdominale metastase (op ommentum)
p53 mutatie is een kritische én vroege stap
in de carcinogenese van type 2 tumoren.
Als je p53 kunt aantonen, is het
infunctioneel, en dus kankerverwekkend.
Bij type 2 tumoren hebben het aantal ovulaties een minder duidelijke en belangrijke rol.
Symptomen ovariumcarcinoom
Er zijn bijna geen klachten in een vroegtijdig stadium, en hierdoor is het een silent killer. Wel is er:
- Vage pijn.
- Abdominale opzetting: door tumor en/of ascites.
- Blaasklachten: pollakysurie. o.a. bij ascites ook door ascites.
- Darmplachten: constipatie, dysfagie, ongemak. O.a. bij ascites ook door ascites.
- Cachexie: verminderde eetlust en achteruitgang algemene toestand.
Een ovariumcarcinoom leidt tot heel veel ascites door:
1. Neoangiogenese. Deze bloedvaatjes zijn niet goed aangelegd waardoor ze veel lekken ascites.
2. In een later stadium zal de tumor zich vasthechten aan o.a. het ommentum majus en diafragma. In