Thema 3
Hoe stel je de diagnose verslaving en hoe ziet een intakegesprek eruit?
Galanter, M., Kleber, H. D., & Brady, K. T. (Eds.). (2015). Textbook of substance abuse treatment.
Arlington: American Psychiatric Publishing. Chapter 6 Assessment of the patient
Inleiding
De assessment van mensen met een eventuele verslaving heeft een paar doelen: (1) Herkennen van een
substance-related disorder, of eventuele symptomen die schadelijk zouden kunnen zijn. (2) Een
accurate diagnose maken en dit linken met eventuele andere comorbide medische of psychiatrische
stoornissen. (3) Herkennen van sterktes en zwaktes van de patiënt voor behandeling. (4) Herkennen en
vergroten van motivatie voor verandering. (5) Een behandeling bedenken.
Geschiedenis van middelengebruik
- Interview stijl: vooral open vragen stellen, zodat je op het verhaal van de patiënt kan ingaan.
Praten met respect en proberen minderen van schaamte. Ook goed luisteren naar patiënt.
- Patiënt karakteristieken: (1) leeftijd, geslacht, huwelijkse status, werk, etniciteit en cultuur, (2)
mate van inzicht, (3) comorbiditeit, (4) gevorderdheid in verslaving, (5) huidig gebruik en (6) wil
om te veranderen. Dit kan uitgevraagd worden met de interview stijl van hierboven. Belangrijk
dat aan het einde alles wordt samengevat.
Diagnose van middelengebruik
Diagnose gebeurt nu doormiddel van de DSM-5. Er moeten minimaal 2 van de 11 criteria aanwezig
zijn. Bij 2-3 wordt het milde genoemd, 4-5 middelmatig en bij 6 of meer ernstig. De criteria zijn:
1. Taking the substance in larger amounts or for longer than meant to
2. Wanting to cut down or stop, but not managing to
3. Spending a lot of time getting, using, or recovering from use
4. Cravings to use the substance
5. Not managing to do what you should at work, home or school, because of substance use
6. Continuing to use, even when it causes problems in relationships
7. Giving up important social, occupational or recreational activities because of substance use
8. Using substances again and again, even when it puts the you in danger (drunk driving e.g.)
9. Continuing to use, even when the you know you have a physical or psychological problem that
could have been caused or made worse by the substance
10. Needing more of the substance to get the effect you want (tolerance)
11. Development of withdrawal symptoms, which can be relieved by taking more of the substance.
Specify if:
- In early remission: geen symptomen voor minstens 3 maanden maar niet langer dan 12.
- In sustained remission: langer dan 12 maanden geen symptomen.
- On maintenance therapy (opioide): medicijnen (agonisten etc.) als therapie.
- Controlled environment: bijv. ziekenhuis, gevangenis etc.
Inhoud van het interview (kijken naar symptomen van gebruik en withdrawal)
- Geschiedenis van gebruik: vragen in de volgorde van (1) leeftijd eerste gebruik, (2) frequentie,
(3) hoeveelheid gebruik, (4) route van administratie, (5) consequenties verbonden aan gebruik,
(6) behandelingsgeschiedenis, (7) perioden van onthouding en (8) terugval. Belangrijk dat alle
domeinen van drugs worden uitgevraagd zodat er geen 1 vergeten kan worden.
- Psychiatrische geschiedenis: mensen met psychische stoornissen grotere kans op gebruiken en
gebruikers grotere kans op psychische stoornissen. Onderscheid maken tussen substance-induced
disorder of comorbide. Induced kan tijdens gebruik of tijdens onthouding beginnen.
- Medische geschiedenis: alle medicijnen, operaties etc. van belang. Ook of je bijv. zwanger bent.
- Familiegeschiedenis: kan genetische aanleg laten zien. Gebruik ouders invloed op ontwikkeling.
- Sociale en ontwikkelingsgeschiedenis: relaties met ouders etc. eventueel misbruik. School-
prestaties, SES, inkomen. Bijv. voor genetische kwetsbaarheid en mogelijkheid tot support.
- Fysieke en mentale status: fysieke status kan je grotendeels zelf doen, maar soms beter om door
een arts nog verder te laten onderzoeken.
Overige informatie
Bijv. door praten met familieleden of door urine/bloedtesten uit te voeren.
, Galanter, M., Kleber, H. D., & Brady, K. T. (Eds.). (2015). Textbook of substance abuse treatment.
Arlington: American Psychiatric Publishing. Chapter 7 Screening and brief intervention
Inleiding
Screening en Brief Interventie (SBI) is een behandeling die vooral goed werkt bij alcohol verslaafde.
Weinig bewijs bij andere verslavingen. Niet alleen als de verslaving er al is, maar ook als preventie
middel bij een hoog risico.
Screening
- Doel van screening: puur kijken naar of iemand drinkt en of diegene risico loopt voor het
ontwikkelen voor een substance use disorder. Als die stoornis er al is, kan het ook wel, maar
eigenlijk meer voor het risico erop.
- Screening tools (beter doorlezen!): vooral vragenlijsten. Onderscheid gemaakt tussen:
o Single screening questions (SSQ): 2 makkelijke vragen waarop een kort antwoord kan
worden gegeven (meer dan 4 drankjes of ooit een keer drugs), is best kort door de bocht.
o AUDIT-C: beste. De langere vragen geven misschien beter inzicht, maar lastig om een
concreet beeld uit de vragen te halen. Werkt met een soort puntensysteem per vraag.
o 4 P’s: ook vragenlijsten voor zwangere vrouwen, eerst vragen of ze het deden terwijl ze
wisten dat ze zwanger waren of omdat ze het niet wisten. Daarna hoeveelheid. (1) Gebruik
van Parents, (2) gebruik van Partner, (3) gebruik voordat je het weet (4) en gebruik nadat je
het weet.
Assessment
- Assessment van gebruik: eerst vragen hoeveel dagen de afgelopen week, daarna hoeveel
gemiddeld per dag en als laatste wat het max. per dag was.
- Assessment van gevolgen: ook hier zijn speciale vragenlijsten voor. Daarnaast kan een
diagnostisch interview worden gedaan of de DSM-5 criteria worden uitgevraagd.
- Assessment van motivatie tot veranderen: je kan bijv. vragen van een schaal van 1-10 hoe graag
wil je stoppen. Of vragen naar het belang van stoppen, vervolgens staat van verandering
vaststellen (precontemplation, contemplation etc.).
Korte counceling interventies
- Uitvoeren korte interventie: SBI bestaat uit feedback, advies en goal setting. Het doel is vaak
onthouding of minder gebruiken, maar ligt natuurlijk ook aan de wil om te veranderen. Soms kan
het ook gewoon zijn vermijden van risicovolle situaties/omgevingen of risicovol gedrag.
Feedback wordt vooral gegeven over het gedrag dat de patiënt vertoont. Advies wordt meestal
alleen gegeven nadat er toestemming is gevraagd om het te geven. Hierna ook vragen wat er van
het advies gevonden wordt. Gespreksvoering zoals beschreven in hoofdstuk 6 kan hierbij worden
toegepast. Bijv. motivatie om te veranderen vergroten.
- Effectiviteit korte interventie: let op het verschil tussen BI en SBI, een korte interventie als het
gevolg op een herkenning door screening is essentieel wanneer de effectiviteit van SBI wordt
besproken. Is nog weinig onderzoek naar gedaan. SBI is het meest effectief voor alcohol.
Welke psychologische interventies zijn er?
Galanter, M., Kleber, H. D., & Brady, K. T. (Eds.). (2015). Textbook of substance abuse treatment.
Arlington: American Psychiatric Publishing. Chapter 26 Cognitive-Behavioral Therapies
Inleiding
Cognitieve gedragstherapie (CBT) is de meest onderzochte therapie voor verslaving en bestaat uit
verschillende componenten. Deze componenten kunnen ook los van elkaar werken, maar in
combinatie zijn ze vaak beter. Zou ook in combinatie met farmacotherapie kunnen voorkomen.
Theoretische basis
Gebaseerd op klassieke conditioneren (herhaald samengaan van stimuli zorgt voor geconditioneerde
reacties) en operant conditioneren (belonen/straffen heeft een grote rol). CBT probeert de gemaakte
associaties te verbreken. Daarnaast wordt er ook naar de genetische en omgevingsfactoren gekeken die
een invloed zouden kunnen hebben. Als laatste wordt er ook gekeken naar de gedachtes en gevoelens
van een persoon, die het gebruik zouden kunnen beïnvloeden. Miscognities over bepaalde
eigenschappen van het gebruik worden gezocht en geprobeerd te veranderd.