Inhoud
De student beschrijft van het ziektebeeld Parkinson de epidemiologie, etiologie, symptomatologie,
diagnostiek, therapie en prognose.....................................................................................................................2
De student benoemt de mogelijke aangrijpingspunten voor verandering uit de richtlijn Parkinson De student
benoemt de 10 aandachtspunten bij ergotherapeutische behandeling van Parkinson.......................................9
De student beschrijft van CVA de epidemiologie, etiologie, symptomatologie, diagnostiek, therapie en
prognose..........................................................................................................................................................11
De student beschrijft van Borderline persoonlijkheidsstoornis de epidemiologie, etiologie,
symptomatologie, diagnostiek, therapie en prognose.....................................................................................15
De student beschrijft van Chronische pijn de epidemiologie, etiologie, symptomatologie, diagnostiek,
therapie en prognose........................................................................................................................................21
De student benoemt de ergotherapeutische uitgangspunten en attitude bij de behandeling van chronische
pijn...................................................................................................................................................................26
De student benoemt de uitgangspunten waarop het MOHO is gebaseerd.....................................................30
De student benoemt de 10 componenten waaruit het MOHO is opgebouwd.................................................31
De student onderscheidt de begrippen rouw, coping, verlies, schokverwerking en rouwverwerking............35
De student kent het ABC schema van de RET................................................................................................36
De student benoemt wat de cognitief gedragsgeoriënteerde benaderingswijze inhoudt.................................36
De student legt uit wat graded activity inhoudt...............................................................................................36
De student benoemt wat zelfmanagement is en wat het vraagt van cliënten..................................................39
De student benoemt wat zelfmanagement-ondersteuning is en wat het vraagt van professionals..................39
De student onderscheidt de volgende strategieën die gebruikt worden in de omgang met rouw tijdens de
behandeling: benoemen, erkennen, bevragen, serieus op ingaan, vermijden omgekeerd interveniëren.........40
De student beschrijft wat de 4 leerstijlen van KOLB inhouden en welke aanpak van de ergotherapeut hierbij
past...................................................................................................................................................................40
De student herkent de 6 niveaus van cognitief functioneren uit het cognitive disability model.....................43
De student benoemt het belang van werk voor mensen..................................................................................44
De student benoemt het belang van werken voor de maatschappij.................................................................44
De student legt uit wat onder re-integratie verstaan wordt.............................................................................45
De student benoemt de modellen bij verzuim en re-integratie; van Dijk model, JDR, Belasting-
belastbaarheidsmodel van Smulders en Veerman, model voor het ontstaan van verzuim en model ter
voorspelling van succes op re-integratie.........................................................................................................45
De student herkent wanneer er sprake is van arbeidsre-integratie eerste spoor en tweede spoor...................48
De student benoemt taken van de betrokkenen en betrokken instanties bij arbeidsre-integratie....................48
De student beschrijft een werk contextanalyse aan de hand van de 4A’s........................................................54
De student herkent weerstand en motiveert a.d.h.v. Roos van Leary welke interventie daarbij passend is.. .54
De student kent het belang van literatuuronderzoek en praktijkonderzoek....................................................55
De student onderscheidt de verschillende typen kwantitatief en kwalitatief onderzoek................................56
,De student beschrijft van het ziektebeeld Parkinson de epidemiologie, etiologie,
symptomatologie, diagnostiek, therapie en prognose.
Parkinson hoorcollege
Parkinson door de tijd
• 1817 James Parkinson
• 1868-1881 Trousseau, Gowers, Charcot
• Naamgeving ziekte
• Rigiditeit, bradykinesie
• 1912 Frederic Lewy
• Lewy bodies
• 1919 Konstantin Tretiakof
• Substantia nigra
• 1950 Arvid Carlsson
• Dopamine
• Nobelprijs fysiologie
• 1967 Levodopa behandeling
• Late jaren 80 DBS in Grenoble
Dopamine neemt af in de hersenen daardoor te veel acetylcholine wordt in balans gebracht met
medicatie. Vaak in het begin alleen acetylcholine minder speekselaanmaak en vervolgens alleen
dopamine. Daarna combinatie.
Vier hoofdsymptomen:
• hypokinesie/bradykenesie: te weinig/minder bewegen; zie je aan het gelaat van de
mensen. Geen zichtbare emoties. Looppatroon is ook kenmerkend: kleine
schuifelpasjes en langzaam lopen en opstaan etc.
, • rusttremor: niet bij iedereen staat het trillen op de voorgrond. Als er een bedoelde
activiteit is wordt de tremor minder (als je er over nadenkt). Tremor is altijd a-
symmetrisch, links en rechts zijn nooit even erg of zelfs eenzijdig.
• Rigiditeit: spierstijfheid. Uit zich in het begin vooral in schouder en nek. Houding
wordt typerend: naar voren hangen.
• gestoorde houdingsreflexen: Bewegen gaat voelbaar in kleine schokjes
(tandradfenomeen). Moeite met omdraaien en positie verwisselen valneigingen.
• 100-200/100.000 bij >40-jarigen
• Zeldzaam < 40 jaar
• Toenemende incidentie > 60 jaar
• Gemiddelde leeftijd bij diagnose 70 jaar
• Permanente motoriekstoornis;
• Afsterven van dopamine producerende zenuwcellen;
• Parkinsonisme/ideopatische parkinson: alle andere syndromen met indentieke symptomen
maar andere/bekende oorzaak.
Pathologie parkinson
• Degeneratie dopaminerge neuronen in substantia nigra;
• Tekort dopamine, serotonine, adrenaline en acetylcholine veroorzaken symptomen;
• Precieze oorzaak onbekend.
• Veroudering;
• Oxidatieve stress;
• Toename productie toxische stofen;
• Mitochondriale pathologie, in combinatie met erfelijkheid;
, Pathologie parkinson en parkinsonisme
• Categorieën:
• Primair:
• Parkinson
• Secundair: Parkinsonisme
• Postencephalitisch Parkinsonisme:
• Na encephalitis
• Drugsgeinduceerd Parkinsonisme:
• Gebruik van antipsychotische phenothiazine medicijnen. Reversibel.
• Trauma aan substantia nigra
• Pseudo Parkinsonisme:
• Ziekte met dezelfde verschijnselen, zoals Alzheimer of Huntington
• Toxine-geinduceerd Parkinsonisme:
• Door koolstofmonooxide. Irreversibel.
Symptomen bij neurologisch onderzoek:
• (Rust)tremor;
• Rigiditeit (weerstand bij beweging);
• Bewegingsarmoede, traagheid;