Samenvatting van heel het boek Natuuronderwijs inzichtelijk, vierde herziende druk 2015 (rode boek). Het boek kent zelf 445 bladzijden, de samenvatting kent er dus veel minder.
Samenvatting bevat: hoofdstuk 1 t/m 7 en bijbehorende, ondersteunende en verduidelijkende afbeeldingen.
Samenvatting natuur en techniek
Hoofdstuk 1: Planten
1.1 Indeling van het plantenrijk
Planten hebben hun groene kleur te danken aan het bladgroen dat in de cellen
van de planten zit. Dierlijke cellen kennen geen bladgroen. Het bladgroen bevindt
zich vooral in de bladeren. Het bladgroen is erg belangrijk bij de fotosynthese.
Dit is het proces waarbij planten in staat zijn om met behulp van zonlicht en
zuurstof hun eigen voedsel te maken. Door deze eigenschap zijn planten
onmisbaar in bijna alle voedselketens.
Het plantenrijk is in te delen in 5 hoofdgroepen. Deze hoofdgroepen kennen
verschillende subgroepen. De indeling is gebaseerd op de bouw van planten en
de manier waarop ze zich voortplanten.
Wieren (algen)
Hoofdgroep met de eenvoudigste bouw: geen echte wortels, stengels en
bladeren. Wieren vormen wel een belangrijke hoofdgroep. Ze kunnen net als
groene planten hun eigen voedsel produceren. Wieren komen in groten getalen
voor en leveren meer dan de helft zuurstof in de atmosfeer. Wieren zijn alleen te
zien met een microscoop en leven vooral in het water. Wieren kennen de
volgende indeling:
- Eéncellige wieren, ook wel algen genoemd
- Meercellige wieren met lange draden of bladachtige vorm
Bekende zeewieren: bruine blaaswier en groene zeesla
Bekende zoetwatersoorten: kranswier en flap
Flap= verzamelnaam voor allerlei draadvormige wieren die vooral in
overbemeste sloten te vinden zijn.
Sommige algen komen op het land voor, op boomstammen en onder vochtige
tegels. De groene laag op boomstammen bestaat uit ééncellige boomalgen.
Op bomen zijn vaak ook grijsgroene plakkaten of korsten te zien. Dit noemen we
korstmossen. Ze hebben vaak een grijsgroene kleur en zijn direct afhankelijk
van regenwater. . Er zijn de volgende soorten:
- Korstvormig
- Bladvormig
- Struikvormig
Je rekent de korstmossen niet tot de categorie mossen, omdat de korstmos een
samenlevingsvorm tussen een alg en een schimmel is.
Mossen
,Mossen zijn landplanten die een vochtige omgeving nodig hebben. Mossen
hebben geen transportsysteem van vaatbundels om water uit de bodem te
kunnen transporteren. Mosplanten nemen het water op via hun dunne,
eenvoudige blaadjes. Daarnaast hebben mossen geen echte wortels, meer een
soort haartjes waarmee ze zich aan de bodem vasthechten. Mossen vormen
kussentjes om water goed vast te houden en verdamping te voorkomen.
Kussentjes zijn vele mosplanten bij elkaar. Bij tijdelijke droogte drogen de mossen
uit en komen ze in een rusttoestand. Ze lijken dan dood maar zijn dit niet.
Mossen planten zich voort door middel van sporendragers of sporenkabels.
Een sporendrager ziet er uit als een doosje op een steeltje ook wel de bruine
steeltjes op een stuk mos. In het doosje worden de sporen gevormd. Bij droog
weer springt de sporendrager open en worden de sporen door de lucht verspreid.
Paardenstaarten
Paardenstaarten en varens zij beter aangepast aan de droogte. Ze hebben echte
wortels. Hun bladeren en stengels hebben een wasachtige laag die dient als
bescherming tegen de droogte. Water en voedingsstoffen worden door middel
van de vaatbundels in de bladeren en stengels getransporteerd. Het houtachtig
materiaal zorgt voor de stevigheid. Hierdoor kunnen de paardenstaarten ook in
de hoogte groeien.
De vroegere paardenstaarten groeiden in moerasbossen. Als een paardenstaart
doodging, verging de stam onder water. Zo kwam er een laag van dode stammen
en ontstonden fossiele brandstoffen.
Paardenstaarten nu bestaan uit een stijve rechte stengel die geleed is. De leden
zijn gemakkelijk uit elkaar te trekken. Onder de grond loopt de wortelstok,
ondergrondse wortel.
Heermoes is een veel voorkomende paardenstaart.
Varens
Varens groeien uit een wortelstok en hebben grote veernervige bladeren. Het
patroon lijkt op een vogelveer. Elk blaadje is verdeeld in deelblaadjes. Aan de
onderkant van de varenbladeren ontstaan de sporendragers. Als de sporen rijp
zijn, zie je bruin poeder uit de bladeren vallen.
Varens, mossen en paardenstaarten planten zich voort door middel van sporen
en horen bij de sporenplanten.
Zaadplanten
Zaadplanten hebben een uitgebreid wortelstelsel en vaatbundels die het water
en voedingsstoffen transporteren. Zaadplanten zijn het best aangepast aan de
droogte. De stevige bladeren en stengels kennen een wasachtige laag die hen
beschermt tegen de droogte. Karakteristiek voor zaadplanten is dat ze zich
kunnen voortplanten door middel van zaden. Een zaad is veel groter dan een
spoort en bevat een embryonaal plantje met voedsel voor de kiemperiode.
Zaadplanten zijn in te delen in 2 groepen. De indeling is gebaseerd op de manier
waarop de zaden gevormd worden:
- Coniferen (naaktzadigen)
Conifeer betekent kegeldrager. Coniferen hebben geen bloemen en vruchten. De
zaden ontwikkelen zich op de houtige schubben van de kegels. Naaldbomen
horen ook bij de coniferen. De kegels die zij produceren noemen we
dennenappels. Coniferen worden ook wel naaktzadigen genoemd, omdat de
zaden zich niet in een vrucht ontwikkelen. De zaden liggen open en bloot op de
,kegels. Ze hebben een extra vliesje waardoor ze door de wind beter verspreid
kunnen worden.
- Bloemplanten (bedektzadigen)
Tot de bloemplanten behoren de: loofbomen, struiken en kruidachtige planten.
Een kenmerk van de kruidachtige planten is dat hun stengel na elk groeiseizoen
afsterven. Bij de voortplantingen spelen de bloemen van bloemplanten een
centrale rol. Er zijn verschillende strategieën om het stuifmeel op een bloem van
de soortgenoot te laten komen. Na de bestuiving vindt de bevruchting plaats in
het vruchtbeginsel van de bloem. Nu kan het zaad zich ontwikkelen en
uitgroeien tot een vrucht met daarin het rijpe zaad. Doordat het zaad zich
bevindt in een vrucht noemen we bloemplanten bedektzadigen. De vruchten
spelen een belangrijke rol bij de verspreiding van de zaden.
1.2 De bouw van planten
Een plant bestaat uit:
- Wortels met wortelharen
- Stengel
- Blad
( - Bloem )
De toppen en stengels van een plant zorgen voor de groei van de lengte. De
knoppen groeien uit tot nieuwe zijtakken, bladeren en/of bloemen. De stengel
heeft gespecialiseerde cellen die voor de diktegroei van een stengel zorgen. Dit
zien we vooral bij stengels van bomen en struiken. Planten groeien sneller als er
aan belangrijke groeivoorwaarden wordt voldaan.
Belangrijke kiem- en groeifactoren voor een plant:
- Licht
- Koolstofdioxide
- Zuurstof
- Water
- Voedingszouten
- Warmte
Als aan een van de voorwaarden niet wordt voldaan, kan de plant niet goed
groeien en kiemen. Je kan de groei ook stimuleren door groeiwaarden te
optimaliseren. Denk hierbij aan de glastuinbouw, in kassen worden
zomergroenten (paprika’s, tomaten) in de winter verbouwd.
Bouw en functie bladeren
De belangrijkste functie is het aanmaken van voedsel door middel van
fotosynthese. Bij fotosynthese produceert de plant zuurstof en glucose
(suikers). Glucose geeft de plant energie. Bij fotosynthese zijn de volgende
stoffen van belang: zonlicht, water en koolstofdioxide (oftewel CO2).
Water + zonlicht + koolstofdioxide > zuurstof + glucose (suikers)
De fotosynthese vindt plaats in de bladgroenkorrels. De bladgroenkorrels zijn
te vinden in de bladeren en stengels en zorgen voor de groene kleur. Alle kleuren
van het zonlicht worden door de bladeren geabsorbeerd behalve het groene licht.
Het groene licht weerkaatst.
Het zonlicht wordt opgevangen in de bladeren door middel van de
bladgroenkorrels. De huidmondjes van de bladeren nemen de koolstofdioxide op.
De plant neemt water op door zijn wortels. De drie stoffen voor fotosynthese zijn
zo opgenomen. De plant zet het water en de koolstofdioxide om in energierijke
, suikers, deze suikers noemen we glucose. Het proces van het maken van
energierijke suikers noemen we assimilatie. Als belangrijk bijproduct bij
fotosynthese ontstaat er zuurstof. Dit
gebruikt de plant maar geeft hij ook af aan de
omgeving.
In het kort: fotosynthese is het proces
waarbij de plant energie aanmaakt in de vorm
van suikers (glucose). Hiervoor heeft de
plant water, koolstofdioxide en zonlicht
nodige. De stoffen die bij
fotosynthese ontstaan zijn dus glucose
en zuurstof. De zuurstof wordt
afgegeven aan de omgeving.
De plant gebruikt de suikers als bouwstof voor zijn eigen weefsels en als
brandstof. De verbranding van de suikers is het omgekeerde van het
fotosyntheseproces. De suikers worden met behulp van zuurstof afgebroken tot
koolstofdioxide en water. Hierbij komt de vastgelegde energie vrij. Deze energie
wordt gebruikt bij de groei van een plant. Het proces van het afbreken van
suikers noemen we ook wel dissimilatie.
Een blad heeft meestal een brede, platte vorm. Het blad kent zo een groot
oppervlakte waardoor het goed licht kan opvangen en koolstofdioxide kan
opnemen. De cellen met bladgroenkorrels zitten aan de bovenkant van het blad.
Een blad is dun zodat de koolstofdioxide snel in de cellen met bladgroenkorrels
kan komen. De koolstofdioxide dringt niet door de opperhuid van het blad maar
wordt opgenomen door middel van de huidmondjes. Deze kunnen openen en
sluiten en bevinden zich aan de onderkant van het blad. Daarnaast nemen de
huidmondjes zuurstof op en geven ze deze ook weer af. Ook regelen ze de
verdamping.
Een blad kent een netwerk van hoofd- en zijnerven. Deze nerven zorgen voor
de wateraanvoer.
De wasachtige laag op bladeren voorkomt onnodige verdamping
en uitdroging.
Bouw en functie van wortels
Het wortelstelsel van een plant heeft twee belangrijke functies:
- Het verankeren van een plant in de grond
- Het opnemen van water en voedingszouten uit de grond
Het water is nodig voor de fotosynthese en voor de stevigheid
van een plant. Als de cellen van een plant helemaal gevuld zijn
met water, zijn deze stevig en veerkrachtig. Als een plant te
weinig water krijgt of als de verdamping groter is dan de
opname, verliest de plant zijn stevigheid. De plant gaat slap
hangen en kan gaan verwelken.
Voedingszouten vormen naast de fotosynthese belangrijk
voedsel voor de plant. De voedingszouten bevinden zich in
water.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Debbievannoorloos. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.