Week 1 (06/09/2016) Wat is criminaliteit?
Waar gaat criminologie over?
Artikel 1 – Criminologie: een terreinverkenning (van Dijk, Huisman, Nieuwbeerta,
2014)
1.1 De opdracht van de criminologie
Veel Nederlanders komen jaarlijks in contact met criminaliteit, of het nou zelf is of via een
bekende. Ook behoren berichten over ernstige misdrijven tegenwoordig tot de meest populaire
onderwerpen in de massamedia.
Veel Nederlanders zijn ervan overtuigd dat de criminaliteit de afgelopen is toegenomen (maar
dit is niet waar!). Het is dan ook niet gek dat zij zich steeds vaker onveilig voelen. Veel
Nederlanders zouden graag zien dat er harder gestraft wordt en dat de politie meer
bevoegdheden zou moeten krijgen. Ook mogen gevangenen van de meerderheid van de
bevolking niet meer ‘in de watten worden gelegd’. Er wordt voor gepleit dat de overheid meer
doet aan preventie en hulpverlening bij risicogroepen en aan de resocialisatie van
gedetineerden.
Emotionele reactiewijzen op zware misdrijven ( zie figuur 1.1 voor overzicht)
- Identificatie met het slachtoffer
Mededogen met het slachtoffer is een belangrijke impuls voor de hulpverlening aan slachtoffers.
Maar identificatie met het slachtoffer roept vaak in eerste instantie ook gevoelens van huiver,
boosheid en angst op. (mededogen = welwillend medelijden)
De aantrekkelijkheid van de hedendaagse horrorverhalen berust op het aangename gevoel dat
men er zelf beter aan toe is dan het slachtoffer (= neerwaartse vergelijking). Dit mechanisme
verklaart de grote populariteit van berichten over sensationele misdrijven en rechtszaken in
bladen en op de televisie.
Ernstige misdrijven roepen naast gevoelens van mededogen voor het slachtoffer dus ook
gevoelens van afschuw en woede op. Men is moreel verontwaardigd dat de dader een ander
zoiets kan aandoen en kennelijk lak heeft aan elementaire normen van goed en kwaad. Boosheid,
gekoppeld aan morele verontwaardiging, leidt vaak tot een roep om vergelding.
Soms kan hieruit een buurtverband ontstaan, die zelf maatregelen willen treffen tegen het delict.
Vanuit de angst en boosheid kan een zondebokmechanisme ontstaan: de interne sociale
spanningen worden opgeheven door frustraties af te richten op een zondebok.
Socioloog Durkheim: criminaliteit vervult juist door het oproepen van negatieve emoties een
positieve functie. Door de gevoelens van morele verontwaardiging met elkaar te delen
bevestigen de leden van een gemeenschap zichzelf en elkaar in hun normbesef. Ook wordt
morele superioriteit, beveiliging en saamhorigheid benadrukt.
Identificatie met de dader
Het eigen geweten staat niet toe dat men zich in positieve zin associeert met een misdadiger
(bewondering). Dit leidt tot schuldgevoel, en dit schuldgevoel leidt weer tot het eisen van een
strenge bestraffing van de dader. Hiermee corrigeert men de eigen onbewuste criminele
impulsen.
Identificatie met de dader kan ook gevoelens van mededogen oproepen. Bij dit medelijden
worden soms persoonlijke frustraties op daders geprojecteerd. Toeschouwers die zichzelf
tekortgedaan voelen door de maatschappij, zien de door de politie gearresteerde daders soms
als slachtoffers van onrechtvaardige maatschappelijke omstandigheden. Politie en justitie worden
dan gezien als vertegenwoordigers van de onderdrukkende totalitaire staat.
Ook kan dit mededogen zich uiten in het zoeken naar reclasseringshulp/strafrechtshervorming.
1
,Het koele oog
Misdaadjournalisten proberen met hun artikelen de bovenstaande gemengde gevoelens zo
effectief mogelijk te bespelen. Ernstige misdrijven fungeren als het ware als een permanent door
de media aan de bevolking voorgelegde Rorschachtest. Iedereen ziet er wat anders in.
Voor politiecommissarissen, OvJ, rechters en reclasseringsambtenaren wordt door de
criminologie objectieve informatie beschikbaar gesteld over de achtergronden van crimineel
gedrag, de effecten ervan op de maatschappij en de betekenis van straffen voor alle betrokken
partijen.
Criminologie probeert over alle emotionele kwesties zoveel mogelijk zakelijke informatie te
verzamelen en deze systematisch te ordenen. Zij kan daarom worden gezien als het onmisbare
koele oog van de strafrechtspleging. De criminologie beoogt tevens een bijdrage te leveren aan
een op objectieve kennis gebaseerde publieke discussie over misdaad en straf.
1.2 Wat is criminologie?
De criminologie is de wetenschap die zich bezighoudt met de bestudering van de aard en de
achtergronden van menselijke gedragingen die door de wetgever strafbaar zijn gesteld en van de
wijze waarop de overheid en de overige maatschappij daarop reageert.
Met verschillende wetenschappelijke disciplines.
Bonger (1932): De criminologie dient voor alles om de mensheid weg te wijzen hoe zij de
misdaad met goed gevolg bestrijdt en vooral voorkomt.
What’s in a name?
Het begrip misdaadkunde moge goed tot uitdrukking brengen dat de criminologie een
praktijkgerichte tak van wetenschap is, maar toch is het ongebruikt geraakt. Tegenwoordig
wordt gebruik gemaakt van de termen: crimineel of delinquent. Misdadiger vond men ‘te hard’.
In de jaren zeventig en tachtig werd door sommige criminologen ook het begrip delinquentie te
veroordelend gevonden. Tegenwoordig wordt alles door elkaar gebruikt. Tussen wie van mening
verschilt over deze terminologie bestaat een wereld van politiek-ideologisch verschil.
Relativiteit van het begrip criminaliteit
In de Romeinse tijd werden de eerste paar gedragingen strafbaar gesteld. Deze gedragingen
waren erg beperkt (godslastering en landverraad). Dit is gaande de tijd constant aanpast aan de
toentertijd maatschappelijk geldende normen. Denk bijvoorbeeld aan milieuwetten die
belangrijk werden in de jaren 50.
2
,In het begin van de 20e eeuw had puritanisme (= godsdienstig streven) een grote invloed op de
strafrechtelijke feiten. (Voorbeelden die in de wet werden opgenomen: overspel, verkopen van
voorbehoedsmiddelen, homoseksualiteit). Deze feiten zijn deels alweer verdwenen uit het
Wetboek van Strafrecht omdat ze niet meer bij deze tijd passen.
Nieuwe strafbepalingen worden vaak gebaseerd op internationale verdragen.
Maar, wetgeving verschilt per land, en dit maakt dat het wetenschappelijke object van de
criminoloog tot op zekere hoogte zowel tijd- als plaatsgebonden is. Er kunnen geen appels met
peren vergeleken worden.
Bij de invoering van nieuwe wettelijke bepalingen spreken we van criminalisering en bij het
schrappen van bepalingen van decriminalisering.
1.3 De geschiedenis van de criminologie
Criminologie als wetenschappelijke discipline bestaat pas zo’n 150 jaar. Opvattingen en
geschriften over misdaad en straf gaan echter al veel verder terug in de tijd.
Van klassieke oudheid tot de middeleeuwen
Oudste geschriften over misdaad en straf: 1750 voor Christus door koning Hammurabi uit
Mesopotamië (= Codex Hammurabi). Op overtredingen stonden draconische (= uiterst streng)
straffen. Deze codex was geschreven om de goden te behagen.
Grieken
Griekse filosoof Plato: onderscheid tussen drie soorten mensen op basis van hun ‘zielsdeel’.
Hoogste klasse: wijsgeren
Laagste klasse: wordt gedreven door begeerte en genot, dit soort mensen besturen de
democratie (dus die moet verworpen worden). Hij benoemt dit soort mensen tot ‘darren’. Je hebt
darren met angels (criminelen), en darren zonder angels (bedelaars).
Romeinse Rijk
Het huidige recht in de Europese landen is in belangrijke mate gebaseerd op het Romeinse recht.
Woorden die we in hedendaagse strafrecht gebruiken, hebben ook hun oorsprong in het
Romeinse recht (delict, fraude).
Germanen
Net als de Romeinen kenden de Germanen een rechtsstelsel dat vooral was gericht op het
oplossen van conflicten tussen stammen of leden van een stam. Het Germaanse leenstelsel werd
door keizer Karel de Grote ontwikkeld tot het feodale stelsel dat hij gebruikte om zijn grote rijk
te besturen.
De leenmannen begonnen hun leen (uit gebied dat ze bestuurden) als eigendommen te
beschouwen (inclusief bewoners). Criminele gedragingen werden daarom minder beschouwd
als onrechtmatige daden jegens medeburgers en meer als inbreuken op de rechten van leenheer
en werden om die reden bestraft. Er ontstond daarmee ook een verschuiving in de
rechtvaardiging van het bestraffen van misdaad.
Middeleeuwen
Crimineel gedrag wordt niet meer gezien als een conflict tussen burgers maar een manifestatie
van het kwade en de zondige mens die in ons allen zit. Hiermee verschoof op het Europese
continent het strafproces van een accusatoir naar een inquisitoir systeem.
> Accusatoir systeem = misdrijven worden beschouwd als particuliere aangelegenheden
waarvan de oplossing door overheidsbemiddeling tot stand komt.
> Inquisitoir systeem = misdrijven worden gezien als schendingen van het vorstelijke
vredesgebod waartegen dus de overheid met inzet van alle middelen dient op te treden. Eerste
publicatie over misdaad en straf in Nederland, gezien vanuit het inquisitoire systeem: Practycke
3
, ende handbouck in criminele zaeken (1555).
Van de Renaissance naar de Verlichting
Renaissance
In het humanisme was levensbeschouwing niet langer gebaseerd op het goddelijke en wat de
kerk daarover voorschreef, maar op de ratio en universele waarden zoals menselijke
waardigheid.
- Coornhert: Maakte zich zorgen over het hoge niveau van criminaliteit dat hij in zijn
samenleving tegenkwam. Hij vond dat de doodstraf niet afschrikwekkend genoeg werkte. Naast
afschrikking van potentiele misdrijfplegers was het doel van straffen het nuttig gebruik maken
van wetsovertreders.
In 1596 werd dan ook de eerste (werk)gevangenis geopend. Het Amsterdamse Rasphuis waar
misdadigers zich nuttig moesten maken en zwaar arbeid moesten verrichten.
De klassieke school
Verlichting
Eind zeventiende eeuw: een culturele stroming en intellectuele beweging. Het idee ontstond dat
de mens in staat was de wereld te begrijpen en te vormen. Verlichters wilden de absolute macht
van de vorst aan banden leggen, rechtelijke willekeur voorkomen en wrede, onbeschaafde
straffen uitbannen. Verlichters hadden een voluntarisch mensbeeld1 en zagen de mens als homo
economicus: een op grond van de vrije wilsbeschikking, de ratio, handelende mens die voor- en
nadelen afweegt.
- Rousseau: Wetten dienen een maximaal geluk voor een maximaal aantal mensen te
bewerkstelligen. De rechtsmacht van de staat berust op een maatschappelijk contract dat
burgers vrijwillig aangaan.
- Beccaria (volger van Rousseau): Criminaliteit is een overtreding van dat contract en zou ook
alleen in de mate van de inbreuk op het contract moeten worden bestraft
(=proportionaliteitsbeginsel). Bovendien was wreed en overmatig straffen in strijd met het
utilitaristische principe, er zou daardoor minder geluk zijn. Geen marteling!
Strafzekerheid (rechtszekerheid?) was dus belangrijk, maar dan wel op maat (gelijkheids-
beginsel), op basis van duidelijke wetten (legaliteitsbeginsel) en niet willekeurig!
De posivistische school
Negentiende eeuw: ontwikkeling technologie en wetenschap. In plaats van door de
geesteswetenschappen werd het denken over misdaad en straf sterk beïnvloed door de
natuurwetenschappen. Dit leidde tot een deterministisch mensbeeld: de vrijheid van handelen
van de mensen wordt sterk beperkt door mogelijkheden en omstandigheden.
Deze stroming wordt ‘posivistisch’ genoemd omdat men dacht dat menselijk gedrag met de
methoden van de natuurwetenschappen bestudeerd kon en moest worden. Posivisten
probeerden op basis van observatie, meting en inductief redeneren de oorzaken van misdaad
vast te stellen.
*De Italiaanse antropologieschool (stroming binnen positivistische school)
Antropologie is de studie van de mens. Door systematische observatie probeerde men de
medische factoren te vinden die crimineel gedrag veroorzaken.
- Lombroso (1870): gevangenisarts, die uiterlijke kenmerken van zijn patiënten ging observeren
en registreren. Dit noemde hij de posivistische methode. Lombroso beweerde dat criminaliteit
zijn oorsprong vindt in het feit dat de criminele mens achter is gebleven in het evolutieproces, hij
1 Voluntarisme = leer binnen de filosofie die ervan uitgaat dat de wil belangrijker is dan kennis
4