GOEDERENRECHT SAMENVATTING
H1 basisbegrippen van het goederenrecht
Het rechtsgebied dat gaat over de rechtsrelatie tussen een persoon en een goed. De relatie tussen
een goed en een persoon noemen we ook wel een goederenrechtelijke rechtsrelatie. Het
goederenrecht en het verbintenissenrecht vormen samen het vermogensrecht.
Goederen: twee soorten goederen: zaken en vermogensrechten
Zaken: de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten
Iets is voor menselijke beheersing vatbaar, wanneer we het kunnen vastpakken en er macht over
kunnen uitoefenen. Een stoffelijk object is een object dat bestaat uit een bepaald materiaal.
Een vermogensrecht is een recht met vermogenswaarde, een recht met een bepaalde waarde die is
uit te drukken in geld. Drie soorten categorieën:
- Overdraagbaar: rechten die overgedragen kunnen worden. De eigenaar van een bepaald
recht aan een ander mag overdragen.
- Stoffelijk voordeel: rechten die erop gericht zijn de rechthebbende, meestal de eigenaar,
stoffelijk (materieel) voordeelt te verstrekken. Vb: smartengeld.
- In ruil voor stoffelijk voordeel: in ruil voor stoffelijk voordeel of in ruil voor toegezegd
stoffelijk voordeel. Vb. boodschappen doen voor je buurman in ruil voor een vergoeding.
Onroerende zaken zijn de zaken die niet verplaatsbaar zijn:
- De grond, elk stuk grond
- Delfstoffen die nog niet gewonnen zijn. Dit zijn gesteenten en mineralen met een bepaalde
gebruikswaarde, die uit de grond worden gewonnen.
- Beplantingen die met de grond zijn verenigd.
- Gebouwen die duurzaam met de grond verenigd zijn en niet zomaar te verplaatsen zijn.
- Werken die duurzaam met de grond zijn verenigd. Werken kunnen zijn bouwsels die geen
gebouw zijn, kunstwerken, stellages.
- Gebouwen en werken die door vereniging met andere gebouwen of werken duurzaam met
de grond zijn verenigd.
Portacabin-arrest: portacabin is een keet. De vraag is of het een roerende of onroerende zaak is.
Meneer Buys en Rabobank in conflict. Rabobank vindt het een onroerend goed. Hoge raad oordeelt
dat het een onroerende zaak is.
Roerende zaken zijn alle zaken die niet onroerend zijn. Zaken die niet verplaatsbaar zijn.
Bestanddeel: alles wat volgens verkeersopvatting deel uitmaakt van een zaak. Verkeersopvatting is
het maatschappelijk verkeer, de omgang van mensen met elkaar in de maatschappij. Een mening die
op een bepaald moment door het merendeel van de maatschappij wordt onderschreven. Een
bestanddeel is dus iets waarvan wij als maatschappij vinden dat het deel uitmaakt van een andere
zaak. De andere zaak wordt daarmee de hoofdzaak bedoeld. Is de zaak nog compleet zonder het
bestanddeel. Geen afscheiding zonder beschadiging. Een hoofdzaak en een bestanddeel vormen in
juridisch opzicht een geheel. Een hoofdzaak is als twee zaken op zodanige manier met elkaar
verbonden worden dat ze een zaak zijn.
Registergoederen zijn goederen die inschrijving in openbare registers noodzakelijk nodig hebben. De
inschrijving van de overdracht of vestiging van dit type goederen dient dus plaats te vinden in de
openbare registers. Deze registers zijn voor iedereen toegankelijk. Welke goederen dit zijn wordt
door de wet geregeld. Onroerende zaken zijn altijd registergoederen.
,Het kadaster is de instantie die de openbare registers voor onroerende zaken bijhoudt en die ervoor
zorg draagt dat de gegevens van overdracht of vestiging worden ingeschreven. Niet-registergoederen
zijn alle goederen die geen registergoed zijn.
Natuurlijke vruchten zijn zaken die volgens verkeersopvatting als vruchten van andere zaken worden
aangemerkt. Bijvoorbeeld een appel van een appelboom en een puppy als een vrucht van een
moederhond (ook al zijn dieren geen zaken). Een natuurlijke vrucht wordt een zelfstandige zaak op
het moment dat deze wordt afgescheiden.
Burgerlijke vruchten zijn rechten die volgens verkeersopvatting als vruchten van goederen worden
aangemerkt. Bijvoorbeeld de rente over een geldbedrag op een spaarrekening en de huuropbrengst
van een woning. Een burgerlijke vrucht wordt een zelfstandig recht op het moment dat deze
opeisbaar wordt.
Goede trouw ontbreekt zodra iemand de feiten of het recht waarop zijn goede trouw betrekking
heeft kende, je weet dat er iets niet in orde is maar doet hier niks mee. Wanneer iemand de feiten of
het recht waarop zijn goede trouw betrekking heeft behoorde te kennen.
H2 absolute en relatieve rechten
Absolute rechten zijn rechten die een persoon op een goed kan hebben. Dit kan recht op een zaak
zijn en op vermogensrecht. De rechthebbende kan bepalen wat hij met het goed doet. Bijna alleen
maar in het goederenrecht. Het absolute recht kan iemand tegen iedereen uitvoeren, een ander mag
hier geen inbreuk op maken.
Relatieve rechten worden ook wel persoonlijke rechten genoemd. Het zijn rechten die slechts
tegenover een bepaalde persoon werken. Werken niet tegen eenieder.
Rechtsgevolgen verbonden:
Zaaksgevolg – droit de suite
Het absolute recht blijft bestaan, ook al bevindt het goed zich niet meer in de handen van de
rechthebbende.
Prioriteitsbeginsel – droit de priorité
Ingeval er meer dan een absoluut recht op een goed rust, dan gaat het eerder gevestigde
absolute recht voor een later gevestigd absoluut recht.
Bevoorrechte positie – droit de préference
Wanneer een persoon of bedrijf failliet gaat, dan vallen in beginsel al zijn of haar goederen in
het faillissement. Bevinden zich op dat moment goederen onder de failliet waar een derde
een absoluut recht op heeft, dan vallen die goederen niet onder het faillissement.
, Het eigendomsrecht kan als enige absolute recht worden aangemerkt als een volledig recht. Een
eigenaar (rechthebbende van een volledig recht) mag in beginsel alles doen met zijn eigendom (zaak
waarop het volledig recht berust). Een beperkt recht is een minder vergaand recht dan een volledig
recht. Het meer omvattende recht waaruit het beperkte recht is afgeleid is een volledig recht, het
eigendomsrecht. Eigendomsrecht wordt ook wel het moederrecht genoemd.
Beperkte rechten
Vruchtgebruik
Het recht om goederen die aan een ander toebehoren, te gebruiken en daarvan de vruchten te
genieten. De vruchtgebruiker heeft het recht om een goed van een ander te gebruiken of de
vruchten van een goed in eigendom te verkrijgen. Vruchtgebruik ontstaat door verjaring of wordt
gevestigd (doen rusten op). Duur van vruchtgebruik wordt door partijen zelf bepaald. Als
vruchtgebruiker een natuurlijk persoon is, beperkt de wet de duur van het vruchtgebruik tot de duur
van zijn leven. Bij een rechtspersoon kan dit maximaal 30 jaren zijn. Vestiging in plaats van levering
van vruchtgebruik.
Pand
Iemand leent een geldbedrag aan een ander. Diegene die het geld uitleent is de schuldeiser en
degene die het geld moet terugbetalen is de schuldenaar. Schuldeiser heeft een geldvordering op de
schuldenaar. Om ervoor te zorgen dat de schuldeiser zijn geld terugkrijgt, wordt een recht van pand
gevestigd op een niet-registergoed. Schuldeiser is pandhouder en schuldenaar is pandgever.
Hypotheek
Verschil tussen pand en hypotheek is dat een pandrecht op een niet-registergoed wordt gevestigd.
Hypotheekrecht wordt wel op een registergoed gevestigd. Schuldeiser is de hypotheekhouder en de
schuldenaar is de hypotheekgever.
Erfdienstbaarheid
Het is een last waarmee een onroerende zaak – het dienende erf – is bezwaard ten behoeve van een
andere onroerende zaak – het heersende erf. Deze last kan bestaan uit iets dulden of juist om iets
niet te doen, bestaat nooit uit iets doen. Bijvoorbeeld het recht van overpad. Erfdienstbaarheden
ontstaan door vestiging of verjaring (notariële akte). Beëindiging van de erfdienstbaarheid (art. 5.78).
Artikel 3:12 bepaalt dat er moet gekeken worden naar wat redelijk en billijk is.
Erfpacht
De erfpachter krijgt de bevoegdheid de onroerende zaak van een ander te houden en te gebruiken.
Denk hierbij aan een stuk grond. In de akte van vestiging kan worden opgenomen dat de erfpachter
een bepaald geldbedrag (de canon) dient te betalen. Beëindiging van erfpacht kan niet zomaar
5:97. Als er gebouwen, beplantingen of werken op het stuk grond zijn gebouwd, heeft hij aan het
einde van de periode recht op een vergoeding ter waarde hiervan. Uitzonderingen kunnen in de akte
worden opgenomen. Geen uitzonderingen in de akte. Vruchtgebruik kan op zaken en
vermogensrechten, erfpacht alleen op onroerende zaken.
Opstal
Bijvoorbeeld eigenaar zijn van een gebouw dat op de grond van een ander staat. Zonder het recht
van opstal is de eigenaar van een stuk grond ook eigenaar (natrekking) van de gebouwen,
beplantingen en werken erop. Ten aanzien van opstal is bepaald dat in de akte van vestiging kan
worden opgenomen dat de opstaller een bepaald bedrag (retributie) dient te betalen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper juneluiten. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,19. Je zit daarna nergens aan vast.