Hoorcollege 1 behandeling Spraak
• Vocalen: klinkers
- a, e, i, o, u, aa, ee, ie, oo, uu, ei, oe
- Zonder obstakels, de lucht wordt dus niet tegengehouden!
- Tweeklanken: au, ui
• Consonanten: medeklinkers
- Met obstakels, dus iets met onze mond waardoor luchtstroom beetje wordt tegengehouden!
- Wijze van articulatie: “op welke wijze/mate wordt de luchtstroom tegengehouden?”
- Plaats van articulatie: “op welke plaats zit het obstakel/waar wordt de lucht tegenhouden?”
- Stemgeving: “gebruik je wel de stembanden of gebruik je ze niet?”
• Wijze van articulatie:
- Plosieven: er is een korte onderbreking van de luchtstroom. / p / b / t / d / k
- Fricatieven: (wrijfklanken) gekenmerkt door een turbulente luchtstroom -> het obstakel is zo
groot dat je een wrijving hoort als je de klank uitspreekt. / f / v / s / z / ʃ / : chagrijn / χ / : chloor.
- Liquidae: klanken waarbij de uitstromende lucht nauwelijks wordt gehinderd. / l / r
- Halfklinkers/semivocaal: de uitstromende lucht wordt nauwelijks gehinderd. / j / w / h
- Nasalen: luchtstroom gaat door je neus en de mondholte wordt afgesloten. / m / n / ŋ / : lang.
• Obstruenten: plosieven en fricatieven (luchtstroom wordt heel erg tegengehouden).
• Approximanten: liquidae en halfklinkers
• Sonoranten: liquidae, halfklinkers en nasalen (luchtstroom wordt minder tegengehouden).
• Plaats van articulatie:
- Labiaal: bij de lippen
- Bilabiaal: klanken die je met beide lippen maakt (boven-en onderlip). / b / m / p /
- Labiodentaal: met je onderlip en je boventanden / v / f / w /
- Coronaal (alveolair/palataal)
- Alveolair: klanken die bij de tandkassen gemaakt worden. / l / t / d / r / n / z / s /
- Postalveolair/palataal: zijn op het harde gehemelte. Postalveolair: / ʃ / : sjaal. Palataal: / j / : jas.
- Velaar/uvulair/glottaal: bij het zachte gehemelte. Velaar: k / g. Vulair: huig r. Glottaal: h.
- Dorsaal (velaren/uvulair) / k / g / ng / huig r
• Verwervingsvolgorde
- Consonanten: van voor naar achter
- Vocalen: van achter naar voor
,• Fonologische (contrast) ontwikkeling: hoe ontstaan
spraakklanken
- Start al voordat het 1e woordje te horen is in de pre linguale
periode
• Fonetiek (motoriek): spraakklankproductie. Bewegingen, die
noodzakelijk zijn voor de productie van verschillende
spraakklanken
• Fonologie: klankleer. Kenmerken van klanken, hoe zijn klanken
gegroepeerd. Betekenisonderscheidende functie
• Schema van Levelt
- Conceptualisator: bedenken van een boodschap
- Preverbale boodschap: idee boodschap, nog niet uitgesproken
- Formulator: structuur
- grammaticale codering: info uit lexicon: woordbetekenissen en woordvormen
- fonologische codering: fonemen op de juiste plek + toepassing fonologisch regels van het
Nederlands!
- Fonetisch plan: planning van de opeenvolgende bewegingen
- Articulator: uitvoer
• Verwerving
- 3 jaar consistente productie van aantal klanken, daarna geleidelijke uitbreiding van repertoire
- Op 6-jarige leeftijd zijn meestal alle klanken en klankcombinaties verworven
, • Verwervingsvolgorde van Nederlandse initiale consonanten (Beers)
- Verwerving van contrasten contrastontwikkeling
- Verwerving van distinctieve kenmerken
- Kinderen verwerven geen individuele klanken, maar kenmerken die gekoppeld zijn aan klanken
• Contrastgraad 1: leeftijd 1;03 - 1;08 jaar
- Sonorant (manier), labiaal (plaats), coronaal (plaats)
- Bijbehorende klanken: p, t, m, n, j
- Contrast: labiaal tegenover coronaal, bv: p-t
- Contrast: sonorant tegenover explosief, bv: m-p
• Contrastgraad 2: 1;09 – 1;11 jaar
- Plaatscontrast [dorsaal]
- Bijbehorende klank / k /
- Contrast: labiaal of coronaal tegenover dorsaal, bv: p – k