Probleem 10
Leerdoel 1: Wat is de juiste leeftijd om een kind te krijgen? tienermoeders,
lastminutemoeders en verschillen ouderrol.
Leerdoel 2: Wat zijn de effecten van tienermoeders en lastminutemoeders op het kind?
Taal & Kok (2010) – H5 uit Gezin (Autrique et al.) - Lastminutemoeders
Sinds midden jaren 70 van de vorige eeuw beginnen ouders steeds later aan kinderen.
Maatschappelijke veranderingen bieden nieuwe mogelijkheden en rolverdelingen pil, betere
economische omstandigheden, betere mogelijkheden vrouwen, professionalisering
kinderopvang. Dit heet delayed/uitgesteld ouderschap. Er wordt gekeken naar de leeftijd van
de moeder bij het eerste kind.
Lastminutemoeders: elk onderzoek hanteert andere maatstaven voor jong (24), op tijd (28)
en oud (28+). Wel overeenkomend is dat de leeftijd waarop moeders hun eerste kind krijgen
lager is dan 35. Tienermoeders komen ook vaker voor.
Factoren/omstandigheden risico lastminutemoeder (35+):
- Medisch: verhoogde kans geboren afwijkingen (bv. Syndroom van Down).
- Psychisch: levensgeschiedenis risico (beroep opeens lagere prioriteit), gevoel paniek
(laatstekansgedachte).
Vaak argwaan over de egoïstische motieven van late moeders in het stereotiepe beeld gat
samen met de veronderstellingen dat ze te rooskleurige verwachtingen hebben kinderen
zorgen voor huiselijke gezelligheid en intimiteit die ze tot nu toe verwaarloosd hebben. Men
verwacht dat ze of een overdosis moederliefde krijgen (bewijzen) of worden verwaarloosd
(toch werk).
Geschiedenis: in 2008 was de gemiddelde leeftijd op de geboorte van het eerste kind 29.4.
Dit was in 1990 nog 27.5, dit was toentertijd hoog. Vanaf de babyboom tot 1960 was de
gemiddelde leeftijd 24 jaar (laag). In de tweede helft van de 19de eeuw was men 27/28.
Tot 1970 waren er veel meer moeders van 40 met een pasgeboren baby dan nu. In 1960
hadden meer baby’s een moeder van 35+ dan in 1990. Dit komt doordat er veel grote
gezinnen waren en dit als het zoveelste kind was. Wel nieuw is het eerste kind na die leeftijd.
Tussen 1970 en 1983 nam het gemiddelde kindertal per vrouw af (pil verkrijgbaar).
Omstandigheden bij begin kinderen: stabiel huwelijk/partnerschap, financiële zekerheid. Dit
geldt altijd maar zorgt over tijd voor fluctuaties in de leeftijd van kinderen krijgen. In de
Westerse samenleving, vooral bij de blanke middenklasse, lijkt een nieuwe leeftijdsfase te
zijn ontstaan: kinderloze jongvolwassen van 20-30. Zij smeden de basis voor hun loopbaan en
, financiële zekerheid, daten vele partners tot de ware. Tegen die tijd zijn ze 30, maar dit kan
ook zomaar 35 worden late ouders.
Sinds 1970 beginnen mensen later aan kinderen. Steeds minder moeders kregen kinderen voor
hun 30ste. De gemiddelde leeftijd in 1970 was 24.2 jaar > 1990: 27.5 > 2004: 29.1. Rond 1970
kreeg 10% het eerste kind op 30+ en 3% na 35. Dit was in 2004 50% en 14%. In 2004 is de
modale leeftijd 30-34, 37% van de vrouwen krijgen dan hun eerste kind.
Internationaal gezien krijgen Nederlandse vrouwen laat kinderen. In landen zoals Spanje,
Italië en Zweden is de leeftijd echter gelijk. 30-35 is geen uitzondering meer, maar tijdig.
Medische risico’s:
- Verminderde vruchtbaarheid: na het 30ste levensjaar neemt de vruchtbaarheid af en zal
zwanger worden langer duren. Dit is helemaal zo na het 35ste levensjaar. Onderzoeken NIDI:
2000 > 16% van de vrouwen kinderen na hun 30ste, een kwart deed er meer dan een jaar over.
Dit niet direct zwanger worden wordt ervaren als vruchtbaarheidsprobleem.
- Meerlingzwangerschap: vaker polyovulatie = het vrijkomen van meer eicellen tegelijk bij de
ovulatie. Dit brengt complicaties zoals hypertensie en vroeggeboorte met zich mee. Vroeggeboorte
maakt medische hulp noodzakelijk en complicaties zoals ademhalingsproblemen, hersenbloedingen
en infecties kunnen gevolgen hebben voor de uiteindelijke groei en ontwikkeling.
- Miskraam, chromosale afwijkingen en andere risico’s: groter risico op een miskraam,
zwangerschapsdiabetes, keizersnede. Het kind heeft een grotere kan op chromosale
afwijkingen (Down) en een laag geboortegewicht. De leeftijd geeft een indicatie tot prenataal
onderzoek: tripeltest (echo, bloed > chromosale afwijkingen, open ruggetje) > positief =
vlokkentest, vruchtwaterpunctie.
Onderzoek VS 36.056 eenlingzwangerschap: 3x meer vruchtbaarheidsbehandeling tussen 35-
40, +40 10x zoveel. 35+ 2x zo grote kans op een miskraam; bij 35-40 4x en 40+ 9x meer kans
chromosale afwijking; grotere kans lager geboortegewicht, 2x vaker een keizersnede.
Diabeteszwangerschap is 1.8-2.4x zo groot. Bij 40+ risico op sterfte bij geboorte of binnen 4
weken 2x zo groot. Het gaat wel alsnog om lage absolute getallen.
Psychische risico’s en pluspunten:
- Kennis en verwachtingen kinderen: meer kennis ontwikkeling, dit leidt tot een gunstiger
houding tegenover het kind ( = reëler); vaker meerdere kinderen, een hogere opleiding en
inkomen. Een onderzoek uit Amsterdam spreekt dit tegen: evenveel kennis mijlpalen. Kennis
houdt geen verband met tevredenheid.
- Spanning en tevredenheid: minder gespannen, opgewekter, minder beperkt door kinderen,
competenter gevoel, hogere opleiding en inkomen. Gelijke opleiding, inkomen = gelijke
spanning en tevredenheid.
- Agressie bij kinderen: twee- à driejarige minder externaliserend bij oudere moeders.
Mogelijk ontmoedigt hun opvoeding agressie. Dit moet onderzocht worden.
- Intelligentie: bij gelijke opleiding en vergelijking met tijdige moeders geen verschil. Wel een
verschil met tienermoeders die armer zijn, lager opgeleid zijn en uit gescheiden gezinnen komen.