Meertaligheid
Hoofddoelen:
Aan het eind van het kwartaal:
A. benoemt de student kenmerken van de normale taalontwikkeling bij meertalige
kinderen
B. benoemt de student kenmerken van een taalstoornis bij meertalige kinderen
C. past de student de stappen van het methodisch logopedisch handelen bij meertalige
kinderen wijze met een taalstoornis op correcte wijze toe.
D. benoemt de student de belangrijkste uitgangspunten voor onderzoek en behandeling
van meertalige cliënten met een neurologische taalstoornis
Subdoelen:
Aan het eind van het kwartaal benoemt de student verschillende aspecten in interculturele
communicatie die zijn aangeboden tijdens de les.
De student benoemt de verschillende wijzen van taalverwerving bij verschillende
vormen van meertaligheid en de daarmee samenhangende aspecten
De student benoemt de kenmerken van uitgangspunten van het
taalverwervingsproces van meertalige kinderen met taalstoornissen
De student benoemt de belangrijkste uitgangspunten van diagnostiek van
taalstoornissen bij meertalige kinderen
De student benoemt de uitgangspunten van de richtlijn multdisciplinaire (spraak- en
taal)diagnostiek van meertalige kinderen.
De student benoemt de belangrijkste uitgangspunten en benaderingswijzen van
behandeling van taalstoornissen bij meertalige kinderen
De student benoemt de belangrijkste uitgangspunten voor onderzoek en
behandeling van meertalige cliënten met een neurologische taalstoornis
,College 1
Vroeger werd gedacht dat het niet goed was om meertalig op te voeden, maar nu worden er
steeds meer voordelen geconcludeerd.
Een kind luistert alerter
ze hebben een beter auditief geheugen
Positief effect op executieve functies
Je kunt beter multitasken
Je kunt je niet alleen richten op het Nederlands wanneer een kind meertalig is opgevoed. Het
kind hoeft niet perse een TOS te hebben als het Nederlands zwaar onder niveau is, je moet
ook naar de andere taal van het kind kijken.
Wanneer ben je meertalig?
1. Volgens van den Branden
Individuen worden meertalig genoemd als ze de competentie hebben om meer dan
één taal te begrijpen en produceren of als zij van meerdere talen regelmatig gebruik
maken. dat kan op verschillende niveaus, dus niet alle talen hoeven even sterk
verworven te zijn 60 tot 70% van de wereldbevolking meeste kinderen in de wereld
volgen les in een andere taal dan hun thuistaal. (van den Branden, 2010)
2. Volgens Muyskens
Wie in het dagelijks leven afwisselend meer dan één taal gebruikt, is meertalig.
(Muyskens, 2002)
Factoren die mogelijk tweedetaalverwerving beïnvloeden
Leeftijd: Leeftijd van aanvang van leren T2 (kritische periode)
Sexe: vrouwen leren/beheersen de taal vaak beter
Taalaanleg
Beheersing eerste taal: hoe goed je een taal hebt ontwikkeld, hoe beter je een andere taal
kunt leren
Intelligentie
Sociaal-psychologische factoren
Taalcontact: in hoeverre maakt het kind daadwerkelijk in beiden talen contact?
Motivatie
Hypotheses over meertaligheid
1. Transferhypothese:
Het leren van een tweede taal is een heel andere taak dan het leren van een eerste
taal. De belangrijkste problemen komen niet voort uit moeilijkheden in de nieuwe
taal zelf, maar worden vooral veroorzaakt door de ‘set’ van gewoontes in de eerste
taal.
Leren moet beschouwd worden als ‘gewoontevorming’. Zo worden alle kenmerken
van het taalsysteem als ‘gewoontes’ opgevat.
, Gedrag (taal) wordt geleerd door imitatie en reïnforcement (= bekrachtiging). Goed
gedrag/goede imitatie wordt beloond, waardoor deze wordt versterkt.
Bij het leren van een nieuw gedrag (2e taal) speelt het oude gedrag (1e taal) nog
lang een rol. Er is sprake van transfer van het oude gedrag naar de nieuwe situatie.
Behaviourisme!
Transfer: onbewuste invloed van taal B wanneer taal A wordt gesproken en andersom
Positieve transfer
Als overdracht van een gewoonten van de ene taal naar de andere tot een correcte
uiting leidt: van een positieve transfer. Dit betekent dat dat onderdeel van de tweede
taal makkelijker of sneller wordt geleerd.
Negatieve transfer
Negatieve transfer treedt op als een onderdeel van de T2 verschilt van het parallelle
onderdeel in de T1 waardoor de structuur van de T1 wordt ‘overgebracht’ of
‘getransfereerd’ naar T2. hiervoor wordt de term ‘interferentie’ gebruikt.
Analyse transferfouten
De mate van verschil tussen T1 en T2 is ook een factor van belang; als talen weinig
op elkaar lijken, ligt transfer niet voor de hand. Engelse moedertaalsprekers zullen
veel eerder transfer laten zien in hun Nederlandse tussentaal, omdat er immers al
zoveel overeenkomsten zijn.
Transfer vindt vooral plaats als T2-verwervers min of meer gedwongen worden om
taalgebruik te produceren waar zij in feite nog niet aan toe zijn.
Fouten die gelijk zijn aan de fouten die T1-verwervers van de betreffende taal
maken, zoals het niet vervoegen van het werkwoord in de eerste stadia van T2-
verwerving.
2. Creatieve-constructiehypothese:
Het uitgangspunt is dat T2-verwervers zich, net als T1- verwervers, op basis van het
eigen, creatieve taalverwervingsvermogen de taal eigen maken (hoe creatiever je
bent om een taal te leren, hoe makkelijker het gaat).
De t2-er stelt een hypothese op over de structuur van de T2 op basis van wat hij
hoort. Hij probeert uit en stelt bij.
T2 verwerving is gelijk aan verwerving van de moedertaal
Verwervingsvolgorde speelt een belangrijke rol
Aantal verwervingsstadia, geen ‘fouten’ maar tussenstadia. Je kunt niet in 1 keer
een taal leren, dus er zitten stappen tussen vb.:
Stadium 1: Hij ziek
Stadium 2: Die mannen issen ziek
Stadium 3: Die man is ziek
*Hoe later je een taal leert, hoe langer je zulke fouten blijft maken. Als je jong bent
doorloop je deze stappen vrij vlot.
3. Universele grammaticahypothese:
, Volgens deze theorie bestaat er een aangeboren taalvermogen dat uit een aantal
algemene principes bestaat, die op alle talen van de wereld van toepassing zijn .
Algemene eigenschappen van het proces van T2-verwerving
Het T2-verwervingsproces is een creatief proces, in die zin dat de T2-verwerver op
basis van (aangepast) taalaanbod en interactie hypotheses over de regels van de
doeltaal opstelt, uitprobeert en bijstelt.
De structuur van de doeltaal, de T2, is grotendeels bepalend voor de hypotheses die
de T2-verwerver opstelt.
Voor sommige aspecten of sommige regels baseren T2-verwervers zich op hun T1.
Het gaat dan vooral om aspecten/regels waarin de T1 en de T2 dicht bij elkaar liggen.
Verder gebruiken oudere T2-verwervers meer T1-vormen in hun tussentaal, met
name in uitspraak, dan jongere T2-verwervers.
De tussentaal van T2-verwervers kan voor sommige onderdelen worden bepaald door
(mogelijk aangeboren) taaluniversalia. Onderzoek op dit terrein is nog te veel ‘in
beweging’ om een meer specifieke conclusie toe te laten.
Wat is ‘meertaligheid’ bij kinderen?
Muysken, 2002: Kinderen die in het dagelijks leven afwisselend meer dan één taal gebruiken
zijn meertalig.
Wat is taal gebruiken?
Een taal volledig gebruiken bestaat niet alleen uit spreken, maar ook uit begrijpen, lezen en
schrijven. Maar ook op fonologie, morfosyntaxis, semantiek en pragmatiek.
Meertaligheid heeft betrekking op:
Spreken
Begrijpen
Lezen
Schrijven
Maar ook op:
Fonologie
Morfosyntaxis
Semantiek
Pragmatiek
Op welke manier kan een kind meertalig zijn?
Simultane taalverwerving = meertalige eerste taalverwerving. Je leert 2 talen tegelijkertijd
(voor 2,5 jaar oud)
Sequentiële (of successieve) taalverwerving. Tweede taal vanaf de differentiatiefase (2,5 –
5 jr.)
Vroege tweede taalverwervers < 6 jr.