Samenvatting Onderneming en Recht
Week 1
Literatuur: H1 & H2 Kern van het ondernemingsrecht
Jurisprudentie: Hof Arnhem 14 april 2009, ECLI:NL:GHARN:2009:BJ2178, NJF 2009/310
(The Lord’s Choir: informele vereniging)
Hoofdstuk 1
Dit eerste hoofdstuk geeft een globaal overzicht van de rechtsvormen die het Nederlandse
ondernemingsrecht kent. Het gaat om de naamloze vennootschap (nv), de besloten
vennootschap (bv), de coöperatie, de maatschap, de vennootschap zonder firma (vof) en de
commanditaire vennootschap (cv). Ook gaan wij in op de vereniging en de stichting.
1. Bv
Een veel in Nederland gebruikte ondernemingsvorm is de besloten vennootschap. Bv’s
worden ingezet voor velerlei activiteiten, bijvoorbeeld om een bakkerij met twee werknemers
te drijven. Niet alle bv’s zijn erop gericht om een onderneming in stand te houden. Zo kunnen
zij bijvoorbeeld worden ingezet om op fiscaal voordelige wijze een pensioen op te bouwen.
De bv wordt dan niet als een ondernemingsvorm gebruikt, maar als niet meer dan een
spaarpot.
Art. 2:175 BW geeft een omschrijving van de bv. Kenmerkend voor een bv is o.a. dat deze
een in een of meer overdraagbare aandelen verdeeld kapitaal heeft. Men kan slechts
deelnemen in een bv d.m.v. een aandeel in haar kapitaal. Dit is de reden waarom bv’s
kapitaalvennootschappen worden genoemd. Er dient bij oprichting in ieder geval een
aandeel te worden uitgegeven. Dit kan ook maar 1 euro zijn. Meerdere aandelen mogen in
handen zijn van dezelfde persoon. De eenpersoons-bv is een legaal verschijnsel.
De functies van de aandelen:
1. Voor de bv is het een middel om vermogen aan te trekken (in de statuten staat het
nominale bedrag voor een bepaald soort aandelen);
2. Aan het aandeel is gewoonlijk stemrecht in de aandeelhoudersvergadering verbonden
art. 2:228 BW. Dit noemen we de zeggenschapsfunctie;
3. De winstverdelingsfunctie (art. 2:216 BW): een aandeel geeft recht op een gedeelte van
de winst. Men noemt de winstuitkering op de aandelen ook wel dividend.
4. Het aandeel is voor de aandeelhouder een vermogensobject waardoor het voor
overdracht vatbaar is.
De beslotenheid van de bv houdt in dat de door haar uitgegeven aandelen op naam staan en
overdracht ervan in beginsel niet vrijelijk kan plaatsvinden. Een aandeelhouder in een bv die
zijn aandelen wil overdragen dient in beginsel zijn over te dragen aandelen aan de
medeaandeelhouders aan te bieden (art. 2:194 jo. 195 lid 1 BW).
De bv is in Nederland de meest populaire rechtsvorm. De oorzaak hiervan is vooral dat de
aandeelhouders (en de bestuurders) in beginsel niet aansprakelijk zijn voor hetgeen in naam
van de bv is verricht. De wet drukt dit belangrijke beginsel voor de aandeelhouder als volgt
uit: een aandeelhouder is niet persoonlijk aansprakelijk voor hetgeen in naam van de
vennootschap wordt verricht en is niet gehouden boven het bedrag dat op zijn aandelen
behoort te worden gestort in de verliezen van de vennootschap bij te dragen (art. 2:175 BW).
De bv heeft dus een voor de aandeelhouders gunstig aansprakelijkheidsregime.
De bv wordt geregeerd door haar statuten. Dit zijn door de oprichters/aandeelhouders van de
bv zelf opgestelde regels voor haar organisatie. Het zijn ‘eigen interne regels van specifieke
aard’. Zie artikelen 2:177 jo. 2:180 lid 1 BW. Een belangrijke bron van wettelijk bv-recht is
bovendien het recht van de Europese Unie.
,2. Nv
Deze rechtsvorm, de naamloze vennootschap, is vooral geschikt voor grote ondernemingen.
Dit hangt samen met de omstandigheid dat grote ondernemingen voor het aantrekken van
vermogen vaak van de diensten van de effectenbeurs Euronext Amsterdam gebruik maken.
Via Euronext kan een nv aandelen doen verhandelen. Dit is alleen mogelijk als de nv een
beursnotering heeft. Het minimumkapitaal van een nv bedraagt 45.000 euro (2:67 lid 2 BW).
Dit maakt deze rechtsvorm voor kleine ondernemingen minder aantrekkelijk.
Een nv kent een in aandelen verdeeld maatschappelijk kapitaal (2:64). Voor de bv is dit
kapitaal facultatief.
Net als de bv is de nv een kapitaalassociatie. Het aandeel vervult bij een nv dezelfde functies
als bij een bv. Zie art. 2:80, 2:105, 2:118 BW.
Bij een nv hoeven aandelen niet op naam te luiden. Een nv mag ook aandelen aan toonder
uitgeven die door hun aard vrij overdraagbaar zijn. De namen van de aandeelhouders wordt
dan niet in het register opgenomen. Als gevolg hiervan kan bij een nv gemakkelijk de situatie
bestaan dat zij niet weet wie haar aandeelhouders zijn. Vandaar de benaming naamloze
vennootschap. Zie ook de artikelen 2:64 – 164 BW.
3. De maatschap en de vennootschap onder firma
De maatschap is een obligatoire, wederkerige overeenkomst tot samenwerking van twee of
meer personen. De maatschap is gericht op het door middel van samenwerking behalen van
vermogensrechtelijk voordeel dat aan de vennoten ten goede komt. De maatschap heeft
dus, evenals de bv en de nv, een winstverdelingsdoel. Bij een maatschap wil men
samenwerken voor gemeenschappelijke rekening tot een gemeenschappelijk doel. Iedere
vennoot moet iets inbrengen, wat vervolgens verdeeld kan worden. Dit kan bijvoorbeeld een
gebouw of arbeid zijn. Zie voor de maatschap boek 7a BW.
Als een maatschap onder gemeenschappelijke naam (onder een firmanaam, dus als een
eenheid) een onderneming of een bedrijf uitoefent noemen we de maatschap een
vennootschap onder firma (vof). Het aansprakelijkheidsregime bij een vof is minder streng.
Over het samenwerkingsvereiste in de maatschap en de vof het volgende: de vennoten
dienen op voet van gelijkheid samen te werken. Zo mag een vennoot niet in een positie van
ondergeschiktheid verkeren ten opzichte van een andere vennoot want dan zou veeleer op
het bestaan van een arbeidsovereenkomst wijzen. Het samenwerkingsvereiste onderstelt
een duurzame relatie. Men zegt dan ook wel dat het ituitu personae (omwille van de
persoon; hoogstpersoonlijk) wordt aangegaan. Een vennootschapsovereenkomst sluit men
niet met een willekeurig iemand af. Men noemt om deze reden de maatschap en de vof wel
personenassociaties.
Maatschappen kunnen gebruikt worden voor de gezamenlijke uitoefening van een beroep.
Een voorbeeld hiervan is de familie Moskowicz. De inbreng bestaat in zo’n geval vooral uit
arbeidskracht en is niet beperkt tot geld zoals bij een bv het geval is.
De verschillen tussen de maatschap en de vof komen in het bijzonder tot uiting op twee
punten:
a. bij de vof ontleent iedere vennoot aan de wet (art. 17 lid 1 K)
vertegenwoordigingsbevoegdheid. Dit betekent dat ieder van de vennoten in beginsel
,bevoegd is namens de vof te handelen. Het is mogelijk in de vennootschapsovereenkomst
de vertegenwoordigingsbevoegdheid te beperken, bijvoorbeeld: hij mag slechts transacties
tot een bepaald bedrag aangaan. Bij een maatschap daarentegen mag een vennoot in
beginsel slechts namens de andere vennoten optreden indien deze hem daartoe een
volmacht hebben gegeven (art. 7a:1679 BW). De reden voor dit verschil is dat de wetgever
de maatschap als een meer intern gerichte samenwerkingsvorm beschouwt die minder
gericht is op het afsluiten van profijtelijke transacties met derden. Daarom zou er bij de
maatschap minder behoefte zijn aan een vertegenwoordigingsbevoegdheid van rechtswege.
b. voor schulden van de vof zijn alle vennoten hoofdelijk verbonden (18 K). Het
aansprakelijkheidsregime voor de maatschap is in vergelijking met de vof minder streng: art.
7a:1679 en 1680 BW bepalen dat de vennoten van een maatschap in beginsel slechts voor
gelijke delen verbonden zijn voor vennootschapsschulden. Zie ook art. 29 K.
Voor het functioneren van de maatschap en de vof is -naast de relevante wettelijke bepalen-
vooral het contract van belang. De betrekkingen tussen de vennoten worden geregeerd door
de overeenkomst van vennootschap die zij hebben afgesloten.
4. Verschillen tussen nv/bv enerzijds en de maatschap en de vof anderzijds
We wijzen op een paar verschillen tussen nv en bv enerzijds en de maatschap en de vof
anderzijds. Bij een nv en een bv zijn de aandeelhouders in beginsel niet aansprakelijk voor
hetgeen in naam van de nv of de bv is verricht. Wij hebben gezien dat voor de vennoten van
een maatschap en een vof strengere aansprakelijkheidsregel gelden.
De nv en de bv moeten een jaarrekening opmaken, vaststellen en openbaar maken (titel 9
van boek 2 BW). De jaarrekening bevat een overzicht van het vermogen en het resultaat van
de nv of de bv. De financiële stand van een nv of een bv is door de openbaarmaking voor
eenieder in te zien. De verplichting om een jaarrekening op te maken, vast te stellen of
openbaar te maken geldt niet voor de maatschap en de vof.
Een aandeelhouder kan de kapitaalvennootschap niet opzeggen; een vennoot van een
personenvennootschap heeft wel een mogelijkheid de vennootschap te verlaten.
Het laatste verschil heeft betrekking tot de door de wetgever opgelegde organisatiestructuur
van de nv en de bv. De wetgever schrijft voor dat de nv en de bv steeds twee organen
dienen te hebben, te weten de aandeelhoudersvergadering met bepaalde in de wet en de
statuten genoemde bevoegdheden en het bestuur met andere bevoegdheden. Daar kunnen
andere organen aan worden toegevoegd. Bij de maatschap en de vof geldt niet het
uitgangspunt van een duale organisatiestructuur. Zie ook art. 2:140/250 BW.
5. Tussenvormen: commanditaire vennootschap en coöperatie
Het Nederlandse ondernemingsrecht kent enkele rechtsvormen die zich bevinden tussen de
maatschap en de vof enerzijds en de nv en de bv anderzijds.
De commanditaire vennootschap
Een commanditaire vennoot is niet meer gehouden tot het bedrag van inbreng (art. 20 lid 3
K). In dit opzicht lijkt de positie van de commanditaire vennoot op die van de aandeelhouder.
Ook de aandeelhouder is immers tot niet meer verplicht dan het fourneren van het bedrag
van de door hem genomen aandelen (art. 2:81/192 BW). Een commanditaire vennoot is een
partij in de cv. Een deelnemer dus. Dit betekent dat hij recht heeft op een gedeelte van de
winst. Belangrijke artikelen voor de cv zijn: art. 19, 20 en 21 K.
De coöperatie is ook een rechtsvorm die gesitueerd kan worden tussen de maatschap en de
vof en de nv en de bv. Zie art. 2:53-63j BW. De coöperatie is opgezet als vereniging. Doordat
de coöperatie wel winst mag uitkeren is zij geschikt als ondernemingsvorm.
,Art. 2:53 lid 3 BW stelt dat coöperaties ook contracten met anderen mogen aangaan. Lid 4
voegt hieraan toe dat deze contracten niet van ondergeschikte betekenis mogen zijn.
Zie ook art. 2:21 lid 3 BW.
Het aansprakelijkheidsregime van de coöperatie is mild. Art. 2:55 BW bepaalt weliswaar dat
de leden van de coöperatie in geval van ontbinding aansprakelijk zijn tegenover de
coöperatie voor haar leden tekort, maar deze aansprakelijkheid kan in de statuten geheel of
gedeeltelijk worden weggeschreven (art. 2:56 lid 1 BW). Het aansprakelijkheidsregime van
de coöperatie lijkt in de praktijk op dat van de nv en de bv.
6. Combinatievormen: concern
Soms worden verschillende rechtsvormen gecombineerd om een onderneming te drijven.
Het komt voor dat een nv de meerderheid van de aandelen in een aantal bv’s houdt. De nv
noemt men in zo’n geval moedermaatschappij of moedervennootschap. De bv’s worden de
dochter genoemd. Het geheel van deze rechtsvormen noem je het concern. Het concern
vormt 1 onderneming.
7. Rechtspersoon
Boek 2 is aan de rechtspersonen gewijd. Rechtspersoon zijn o.a. de bv, de nv en de
coöperatie (zie art. 2:3 BW). Personenvennootschappen zijn geen rechtspersonen, maar
bijzondere typen van overeenkomsten.
Rechtspersoonlijkheid heeft als belangrijkste gevolg dat de rechtspersoon zelf drager van
rechten en plichten kan zijn. Een rechtspersoon is rechtssubject. Hij kan eigenaar van een
auto, huis etc. zijn. Ook kan hij vermogensrechtelijke handelingen verrichten. Een
rechtspersoon staat met een natuurlijk persoon gelijk (art. 2:5 BW). Zie voor de
personenvennootschappen titel 7 van Boek 3.
Wij kennen een gesloten systeem van rechtspersonen. Dit betekent dat alleen de typen in
boek 2 genoemd kunnen voorkomen.
8. Eenmanszaak
Een natuurlijk persoon kan een onderneming ook drijven zonder dat hij gebruik maakt van
deze ondernemingsvormen. Zo’n natuurlijk persoon drijft zijn eigen onderneming en is
aansprakelijk voor de schulden die namens of door hem zijn aangegaan. Er is in dat geval
geen onderscheid tussen privé- en zakelijke schulden. Een eenmanszaak dient in het
handelsregister te worden ingeschreven. Bij een eenmanszaak kunnen werknemers
werkzaam zijn. Een synoniem voor eenmanszaak is handelszaak.
9. Vereniging en stichting
De vereniging en de stichting zijn minder geschikt als ondernemingsvorm, omdat ze geen
winstuitkeringen mogen doen (zie art. 2:26 lid 3 BW en 2:285 lid 3 BW). Voor een stichting
geldt nog een aanvullend bijzonder voorschrift: deze mag slechts uitkeringen doen aan
anderen dan haar oprichters en degenen die deel uitmaken van haar organen, voor zover
deze uitkeringen een ideële strekking hebben.
De stichting is een rechtsvorm die voor maatschappelijke activiteiten wordt ingezet. Betaald-
voetbalclubs, omroepen, zorginstellingen, musea, scholen, ziekenhuizen etc. Het voordeel
van een stichting boven een vereniging is dat de stichting geen leden en dus ook geen
ledenvergadering kent (art. 2:285 lid 1 BW). Het probleem van een ledenvergadering bij een
vereniging is vaak dat door geringe belangstelling van de leden het slecht functioneert.
Doet de vereniging of stichting toch een winstuitkering? Dan kan de rechtbank de
,desbetreffende organisatie ontbinden door middel van art. 2:21 lid 3 BW.
10. Handelsregister
Het handelsregister is een soort burgerlijke stand voor ondernemingen en rechtspersonen.
Het is een volledig geautomatiseerde databank. De belangrijkste wettelijke regels hierover
zijn in de Handelsregisterwet 2007 te vinden en in het Handelsregisterbesluit 2008. In art. 2
van dit besluit staat de definitie van een onderneming, waar al vrij snel sprake van is. Er is
geen sprake van een onderneming als sprake is van een lege rechtspersoon, of als de
omvang van de activiteiten heel gering is. Zie ook art. 6 en 7 van het Handelsregister. De
gegevens van het handelsregister zijn in beginsel openbaar (artikel 21 en 22). Voor de
inschrijving in het handelsregister dient de ingeschrevene jaarlijks een bedrag te betalen aan
de Kamer van Koophandel die het desbetreffende handelsregister in stand houdt.
11. Wet op de ondernemingsraden
Iedere ondernemer die 50 of meer werknemers in dienst heeft, moet een ondernemingsraad
instellen. Zie art. 2. Lid 1 Wet op de ondernemingsraden. Dit geldt ook voor natuurlijke
personen. Het begrip onderneming in de Wet op de ondernemingsraden is ruimer dan die
van het handelsbesluit. Het begrip in de zin van de Wet op de ondernemingsraden dekt alle
mogelijke organisaties af waarin arbeid wordt verricht bijvoorbeeld scholen, uitgeverijen,
overheidslichamen, advocatenkantoren en fabrieken.
De leden van de ondernemingsraden worden op grond van art. 6 lid 1 WOR door de
werknemers gekozen. Zie ook art. 25, 26 en 27 WOR.
12. Verschillende typen nv’s en bv’s
Nv’s en bv’s komen in vele varianten voor. Allereerst kennen wij het gewone regime van de
nv en de bv. Onder dit regime berust het recht om bestuurders te benoemen en te ontslaan
bij de algemene vergadering (art. 2:132/242 en art. 2:134/244 BW). Als een organisatie
minstens 16 miljoen verdiend, wordt dit echter toebedeeld aan een raad van
commissarissen.
Een ander bijzonder type nv of bv is de zogenaamde eenpersoons-nv of bv. Dit is een nv of
bv waarin een persoon alle aandelen houdt (of alle aandelen tot een huwelijksgemeenschap
behoren). Hiervoor gelden bijzondere regels. Zo wordt verlangd dat de naam van de enig
aandeelhouder in het handelsregister worden opgenomen. Ook moet daar de woonplaats
van de betrokkene(n) te vinden zijn.
Een andere bijzondere regel voor de eenpersoonsvennootschap is art. 2:137/247 BW. Dit
artikel eist transacties tussen de nv of de bv en de enig aandeelhouder op straffe van
vernietigbaarheid schriftelijk wordt vastgelegd. De eis van schriftelijke vastlegging geldt niet
als de desbetreffende transacties tot de gewone bedrijfsvoering van de vennootschap
behoren. Voorbeeld: de aankoop van een pak suiker in een zelfbedienings-bv door haar
enig aandeelhouder hoeft niet te worden vastgelegd. Maar de aankoop van het winkelpand
waaruit de bv wordt gedreven en dat in eigendom aan de bv toebehoort wel.
Bv’s en nv’s worden ook verschillend behandeld op grond van grootte. Zo kent het
jaarrekeningenrecht uiteenlopende inrichtings-en openbaarmakingsregimes.
,13. Belangenpluralisme
De Nederlandse wetgeving en rechtspraak gaan ervan uit dat een nv of bv bij haar handelen
het belang van alle bij de vennootschap betrokkenen in aanmerking dient te nemen. Tot die
betrokkenen worden aandeelhouders, werknemers en schuldeisers van de vennootschap
gerekend. Een Nederlandse vennootschap mag bij haar handelen dus niet uitsluitend het
belang van de aandeelhouders behartigen, zij dient telkens een pluraliteit van belangen in
aanmerking te nemen. Dit kenmerk maakt het nemen van besluiten in de vennootschap
soms tot een gecompliceerde aangelegenheid.
Onder andere het gevolg van deze belangenpluralisme is dat het nv- en bv-recht een aantal
spanningen kent waarvan het handig is deze te onderkennen: er kunnen conflicten over het
te volgen beleid ontstaan tussen bestuurders en aandeelhouders; deze kunnen hierop een
verschillende kijk hebben.
Hoofdstuk 2
In dit hoofdstuk wordt de oprichting van de verschillende ondernemingsvormen besproken.
De kern is dat privaatrechtelijke rechtspersonen in beginsel bij notariële akte dienen te
worden opgericht. Een uitzondering is de vereniging. Die kan ook zonder notariële akte
bestaan.
1. Nv en bv
De nv ende bv worden bij notariële akte opgericht. In deze akte moeten de eerste statuten
worden vastgelegd (zie ook art. 2:66/177 en art. 2:93/203 lid 4 BW). Men noemt het in de
akte van oprichting opstellen van verplichtingen voor de op te richten nv of bv directe
binding. De notaris moet bij de oprichting van een nv opletten dat voldaan is aan het
minimumkapitaalvereiste van art. 2:67 lid 2 en 3 BW. Ook moet er een bankverklaring zijn
(art. 2:93a BW).
Het handelen voor het moment van oprichting noemen we preconstitutief handelen en ligt
verankerd in art. 2:93/203 BW. Het aangaan van verplichtingen voor een op te richten
vennootschap heeft tot veel procedures aanleiding gegeven. Daarbij ging het vooral om
verplichtingen die namens bv’s in oprichting waren aangegaan. Er wordt in de
oprichtingsfase nogal eens slordig gehandeld.
Inschrijving in het handelsregister is geen voorwaarde voor het ontstaan van een nv of bv.
Wel is het belangrijk voor een geordend rechtsverkeer en voor de toezichthouding. De wet
verbindt daarom een sterke aansprakelijkheidssanctie aan schending van de inschrijvings-
en deponeringsverlichtingen. Zie art. 2:69/180 lid 2 BW.
2. Coöperatie
Een coöperatie moet worden opgericht door een meerzijdige rechtshandeling bij notariële
akte (art. 2:53 lid 1 BW en art. 2:54 lid 1 BW). Dit betekent dat een coöperatie niet door 1
persoon kan worden opgericht. Zie ook art. 2:53a jo. 2:27 BW. De coöperatie moet in het
handelsregister ingeschreven worden.
,3. Vereniging en stichting
De stichting dient bij notariële akte te worden opgericht (art. 2:286 BW). Een bijzonderheid is
dat de stichting ook kan worden opgericht bij uiterste wilsbeschikking. De notariële akte
waarmee stichting wordt opgericht, is in dat geval een testament. De akte bevat de statuten
van de stichting.
De wetgever eist niet dat een vereniging bij notariële akte wordt opgericht. Een vereniging
kan bij een vormvrije, meerzijdige rechtshandeling tot stand worden gebracht (art. 2:26 lid 2
BW). De wet laat echter wel toe dat een vereniging bij notariële akte wordt opgericht (art.
2.27 BW). Deze vereniging noemt men dan de formele vereniging. De vereniging zonder
notariële akte noemt men een informele vereniging.
4. Niet-bestaande rechtspersonen
Neem eens aan dat een groep personen de naam coöperatie gebruikt. Zij hebben echter
geen coöperatie bij notariële akte opgericht. Er is sprake van een niet-bestaande, pseudo-
coöperatie. Voor dit soort gevallen is een oplossing in art. 2:4 BW gevonden. Er bestaat in
zo’n geval geen rechtspersoon.
Art. 2:21 BW, die eerder is besproken, heeft betrekking op een oprichtingsgebrek. Art. 2:4
BW heeft betrekking op een ontstaansgebrek.
5. Preconstitutief handelen bij andere rechtspersonen dan een nv of een bv
Aan het oprichtingen van een nv of een bv kan een lange periode van plannenmakerij
voorafgaan. Hoe moet dat dan als iemand alvast rechtshandelingen heeft verricht namens
een op te richten coöperatie, vereniging of stichting?
De Hoge Raad heeft deze vraag beantwoord in het arrest Stichting Diva. In dit arrest heeft
de HR art. 2:93/203 lid 1 BW van overeenkomstige toepassing verklaard op andere
rechtspersonen.
6. Maatschap, vof en cv
Bij een maatschap, vof en cv is sprake van een meerpartijenovereenkomst (zie ook art. 15 K
en denk aan de gelaagde structuur van het BW!). Het uitgangspunt in het
overeenkomstenrecht is dat het aangaan van een overeenkomst niet aan vormvereisten is
gebonden. Dit geldt ook voor de personenvennootschappen. Zo kan een
personenvennootschap dus mondeling tot stand komen. Zie ook art. 22 K.
Let op: dit artikel zegt dus niet dat een vof of cv bij een akte moet worden aangegaan! Het
gaat om een bewijsvereiste. Het bewijsvereiste is echter niet meer van onze tijd. Wij menen
dat de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid art. 22 K buitenwerking stellen.
,Week 2
Literatuur: H1 + H2 Kern ondernemingsrecht (zie voor de samenvatting week 1), paragraaf 1
t/m 5 Inleiding Personenvennootschappen
Jurisprudentie: HR Astense dierenartsenpraktijk
Personenvennootschap is de aanduiding voor een samenwerkingsovereenkomst die de
volgende drie vormen kan aannemen:
1. De maatschap;
2. Vennootschap onder firma (hierna: vof);
3. De commanditaire vennootschap (hierna: cv).
De wettelijk regeling van de personenvennootschappen is verdeeld over twee wetboeken.
De maatschap ligt verankerd in Boek 7A en de vof en het cv liggen verankerd in het Wetboek
van Koophandel.
Personenvennootschappen zijn samenwerkingsovereenkomsten tussen partijen die
vennoten of maten heten, waarbij de vof en de cv gekwalificeerde maatschappen zijn en de
cv soms ook nog een bijzondere VOF is. Dit betekent dat de regeling over de vof
aanvullende en/of afwijkende bepalingen bevat voor de vof die dan voorgaan. Dat betekent
ook dat de maatschapsbepalingen van toepassing zijn. De partijen bij een overeenkomst van
maatschap, vof of cv kunnen zowel natuurlijke personen als rechtspersonen zijn, of een
combinatie van natuurlijke personen en rechtspersonen.
Maatschap art. 7a:1655 BW
Vof art. 16 WvK
Cv art. 19 lid 1 WvK
Algemene karakterisering van de personenvennootschappen
In het personenvennootschappenrecht spelen twee categoriseringen een belangrijke rol: het
verschil tussen beroep en bedrijf, en de uitoefening van dat beroep of bedrijf die stil (niet
publiekelijk) gebeurt en de uitoefening van dat beroep of bedrijf die wel publiekelijk gebeurt.
De stille uitoefening van een beroep of bedrijf is een maatschap, en de openbare uitoefening
van een beroep is ook een maatschap. Alleen de openbare uitoefening van een bedrijf is een
vof of een cv. Zolang de samenwerkingen binnen de personenvennootschap stil gebeurt (dus
ze brengen hun samenwerkingsverband niet onder een naam naar buiten), is het
samenwerkingsverband dus een maatschap. Als ze wel onder een naam naar buiten treden,
ontstaat er een verschil: wordt in het samenwerkingsverband een beroep uitgeoefend dan
blijft de personenvennootschap een maatschap, maar wordt er een bedrijf uitgeoefend dan is
de personenvennootschap een vof of een cv. Een belangrijke aanwijzing dat er beroep wordt
uitgeoefend is het bestaan van ereregels en tuchtrecht (bijvoorbeeld bij advocaten).
Bij het overige is sprake van bedrijfsuitoefening.
,De elementen van een maatschap zijn volgens het hof:
- Overeenkomst
- Samenwerking; gelijkheid/gelijkwaardigheid
- Verdeling van voordeel
- Inbreng
-Gerichtheid op voordeel voor alle deelnemers
Een personenvennootschap is en overeenkomst en niet een als rechtspersoon opgerichte
naamloze vennootschap of besloten vennootschap. De partijen die de overeenkomst
aangaan moeten overeen komen samen te werking op voet van gelijkheid en
gelijkwaardigheid. De samenwerkingsovereenkomst op voet van gelijkheid en
gelijkwaardigheid moet zijn gericht op het behalen van voordeel en op de onderlinge
verdeling van dat voordeel. Daarbij moet ‘voordeel’ niet al te letterlijk worden opgevat: de
gerichtheid op het behalen van voordeel kan bestaan uit het streven naar winst, maar ook uit
het streven naar het beperken van kosten of het streven naar het beperken van verlies. Van
dat voordeel moet een winstdoel proberen te bereiken doordat alle vennoten iets in het
samenwerkingsverband inbrengen. Volgens art. 7a:1662 lid 1 BW kan dit bestaan uit geld,
goederen, genot van goederen en arbeid. Ten slotte moet de samenwerkingsovereenkomst
alle deelnemers ten goede komen.
De overeenkomst mag geen ‘leeuwenmaatschappij’ (societas leonina) zijn, wat betekent dat
het niet zo mag zijn dat alle voordelen slechts aan een of enkele vennoten toekomen die
daardoor (de inbreng van) de andere vennoten als het ware ‘opeten’, zodat uiteindelijk al met
al de ‘affectio societatis’, dat is de vennootschappelijke overtuiging, centraal staat in de
onderlinge verhouding tussen de vennoten.
Het feit dat de personenvennootschap een gekwalificeerde overeenkomst is, houdt drie
dingen in: de omstandigheid dat de partijen bij een overeenkomst hun rechtsbetrekking zelf
de naam maatschap, vof of cv geven betekent niet dat hun rechtsbetrekking inderdaad een
personenvennootschap is (de rechtsbetrekking kan bijvoorbeeld een arbeidsovereenkomst
zijn), de omstandigheid dat de partijen bij een overeenkomst hun rechtsbetrekking een
andere naam dan maatschap, vof of cv geven (bijvoorbeeld een arbeidsovereenkomst) sluit
niet uit dat hun rechtsbetrekking toch een personenvennootschap is, en zelfs de
omstandigheid dat personen in een relatie tot elkaar staan waarin zij zich er niet bewust van
waren dat hun rechtsbetrekking een personenvennootschap zou kunnen zijn sluit niet uit dat
hun rechtsbetrekking wel een personenvennootschap is. Het is uiteindelijk de rechter die
erover beslist.
Het samenwerkingselement maakt het mogelijk om de personenvennootschappen te
onderscheiden van sommige andere overeenkomsten. Zo is geen sprake van een
personenvennootschap wanneer twee of meer personen wel iets inbrengen maar niet meer
doen dan de opbrengsten of de verliezen van de inbreng delen.
De VOF
Over de vof bepaalt art. 22 WvK dat ‘de vennootschappen onder eene firma moeten worden
aangegaan bij authentieke of bij onderhandsche akte, zonder dat het gemis eener akte aan
derden kan worden tegengeworpen’’. Hier gaat de wetgever ervan uit dat een vof bij een
schriftelijke overeenkomst moet worden aangegaan, maar tegelijkertijd heeft het ontbreken
van een schriftelijke overeenkomst geen gevolgen naar buiten toe. Het
schriftelijkheidsvereiste is alleen maar een bewijsmiddel in de verhoudingen tussen de
vennoten onderling. Art. 29 WvK gaat over de situatie dat de vennoten van een vof de
personenvennootschap in zijn geheel niet in het handelsregister hebben ingeschreven. In dat
geval worden derden beschermd. Met name aan een contractuele wederpartij kan niet
worden tegengeworpen dat de vennoot die met haar een overeenkomst sloot onbevoegd
handelde omdat de overeenkomst buiten het doel van de vennootschap viel, omdat de
, vennootschap voor onbepaalde tijd was aangegaan en de overeenkomst was gesloten na
die tijd, of omdat de vennoot die de overeenkomst sloot anderszins niet
vertegenwoordigingsbevoegd was.
De CV
Een cv wordt aangegaan tussen een gewone vennoot en een of meer commanditaire
vennoten of tussen meerdere gewone vennoten en een of meer commanditaire vennoten.
Het gaat in beide gevallen om de uitoefening van een bedrijf onder gemeenschappelijke
naam. Wanneer er een gewone vennoot is en een of meer commanditaire vennoten, is de cv
tevens een maatschap. Wanneer er meerdere gewone vennoten zijn en een of meer
commanditaire vennoten, is de cv tevens een maatschap en een vof (zie art. 19 lid 2 WvK).
Een commanditaire vennoot is een vennoot die verplicht is tot inbreng maar zich slechts
beperkt met de cv mag bemoeien (‘commanditer’ betekent ‘financieren’). Omdat die inbreng
vaak de vorm heeft van geld noemt het Wetboek van Koophandel een commanditaire
vennoot ook een vennoot ‘bij wijze van geldschieting’. Met betrekking tot een commanditaire
vennoot heeft het samenwerkingselement dus maar een beperkte betekenis. Zie ook art. 20
lid 1 en lid 3 WvK.
Arrest: Astense dierenartsenpraktijk
Feiten: tussen een aantal dierenartsen die samenwerkingen in een praktijk, ontstaat
onenigheid. Sommigen vorderen ontbinding er vanuit gaande dat er sprake is van een
maatschap. Anderen menen dat er sprake is van langlopende opdrachtverhoudingen.
Rechtsvraag: kan er een maatschap ontstaan indien men hier niet van bewust is?
Hof: het hof oordeelt dat er inderdaad sprake is van een maatschap . De Hoge Raad gaat
hierin mee.
Rechtsregel: temeer waar schriftelijk contract ontbreekt, kan totstandkoming van een
overeenkomst, ook die tot een vorming van een maatschap, mede worden afgeleid uit een
tussen partijen op enig moment bestaande feitelijke situatie.
Relevante artikelen: art. 7a:1655 BW.