Samenvatting Territories – David Storey (2012) 2nd Edition
H1 Introduction
Territorium = administratieve scheiding meestal in de vorm van een jurisdictie zoals bijvoorbeeld een
staat meest voorkomende en logische vorm van een territorium op aarde.
Een territorium kan ook geografische ruimte zijn die is geclaimd of bezet door een persoon of een
groep.
Territoria komen voor op micro- en macroschaal en zijn sterk met elkaar verbonden. Macro
wereldwijd, micro bijv. op werkniveau of in je eigen huis.
Territoria komen ook in verschillende vormen van dimensies voor waarbij er vaak een verband
bestaat tussen ruimte en macht, maar ook tussen machtigen en minder machtigen.
H2 Territory and territoriality
Het huidige denken over terriorialiteit richt zich op twee soorten theorieën:
A Biologische/genetische verklaringen voor terriorialiteit: Terriorialiteit is een kenmerk van alle
levende wezens, het is een vorm van natuurlijk gedrag en daarom ook biologisch bepaald
B Territoriaal gedrag ontstaat vanuit sociaal-politieke omstandigheden
A Biologische en genetische benaderingen
2 verschillende opvattingen:
1 deterministisch: het verkrijgen van territorium is een natuurlijk fenomeen het is biologisch bepaald
2 adaptieve, behaviouristische theorie: men bepaalt uiteindelijk zelf over terriorialiteit
1 Agressie is een natuurlijk fenomeen en dat kan gebruikt worden om een bepaald territorium te
krijgen, vervolgens zal het verdedigd worden.
Gedragspatronen zijn genetisch bepaald, zo ook de behoefte aan een territorium en de verdediging
daarvan. Dit geldt voor zowel het individuele als het groepsniveau (verdediging tegen groepen
mensen) (Ratzel).
Territoriaal gedrag is meer een gevolg van ons evolutionair verleden dan van cultuur.
Maar hier is kritiek op:
-Het is slechte wetenschap: Er is te weinig empirisch bewijs, de voorbeelden zijn te selectief en er
wordt verondersteld dat menselijk gedrag geëxtrapoleerd kan worden vanuit het gedrag van dieren.
Er is echter geen aandacht voor de cognitieve verschillen en menselijke capaciteiten als cultuur en
taal.
-Tegenstrijdige argumenten: Bewijs van gedrag is nog geen bewijs dat dit gedrag biologisch bepaald
is. Het kan ook geconditioneerd wezen.
-Door biologische verklaringen ontstaat er een rechtvaardiging van geweld.
,2 Mensen maken uiteindelijk zelf de keuzes. Biologie geeft mogelijkheden en geen beperkingen.
B Sociaal-politieke theorieën
In plaats van de aangeboren behoefte aan een territorium wordt deze behoefte bepaald door
economische, sociale politieke en culturele factoren: aangeleerde zaken (dit hoofdstuk gaat eigenlijk
over het nature-nurture debat).
Gottman: Er is een relatie tussen een politiek georganiseerde groep en de geografische ruimte.
Terriorialiteit is geografische ruimte onder gezag van een bepaalde groep, er is dus een scheiding van
andere groepen. Het is een vorm van macht.
Er zijn twee redenen voor terriorialiteit:
1. -veiligheid
2. -ruimte kan zo economisch georganiseerd worden
Sach: Terriorialiteit is de reflectie van macht. Door controle over geografische ruimte kan een groep
macht uitoefenen over mensen en verschijnselen. Het is een geografische expressie van sociale
macht. Dit geldt ook op individueel niveau.
Op kaarten wordt territorialiteit duidelijk: kaarten zijn niet altijd neutraal, ze worden vaak politiek
gebruikt.
In werkelijkheid is het zo dat zowel biologische als sociale factoren een rol spelen bij terriorialiteit.
Mensen willen zich vaak identificeren mat een territorium. Het is belangrijk voor de identiteit.
Mensen hebben gevoelens ten opzichte van een plaats.
Hoofdstuk 3 The territorial state
Natie: een collectie van mensen, verbonden door een bepaald gevoel of door solidariteit,
gemeenschappelijke cultuur en gezamenlijke geschiedenis; meestal komt dit tot uiting in een
verbondenheid aan een bepaald gebied of thuisland (sociale samenhang).
Staat: rechtskundige en politieke organisatie met macht over zijn inwoners (mensen die binnen de
grenzen leven)
Een staat is ’s-werelds meest dominante vorm van politieke organisatie; men ziet indeling in staten als
iets vanzelfsprekends dat niet verandert. Echter, (het aantal en de) aard van staten verandert
voortdurend.
Origine van staten: een menselijke creatie, bestaat al erg lang; staten groeiden en verdwenen ook
weer door de geschiedenis heen.
Twee theorieën over staat-formatie en evolutie:
1. ‘Developmentalist’ (ontwikkelingstheorie)
2. ‘Functionalist’ (functioneel)
, 1. Developmentalist 2. Functionalist
Staat: organisme dat territorium nodig heeft Hartshorne (1950): staten staan onder twee
(Ratzel), breidt zich uit om grootte en macht te soorten druk:
vermeerderen en heeft een natuurlijke behoefte
aan meer territorium (Lebensraum), die 1. Centrifugale krachten: deze ‘trekken’ de staten
koloniale uitbreiding overzee rechtvaardigt (vgl. uiteen; in-stabiliseren de staat. (Bijv: te grote
Hitler’s Nazi-ideologie). staten, regionale ongelijkheden, etnische
diversiteit, taalverschillen, etc.)
Van Valkenburg (1939): staten doorlopen een
aantal fasen (jeugd, adolescent, volwassenheid 2. Centripetale krachten: binden de staat samen
en bejaard) => staten veranderen in de tijd, en werken stabiliserend. (Bijv.
worden sterker, stabieler en veerkrachtiger. gemeenschappelijke taal, zelfde religie, geen
regionale ongelijkheden, etc.)
Kritiekpunten:
Beide theorieën gaan uit van een bestaande politieke realiteit en stellen voorop wat gebeurd zou
kunnen zijn. Ze leggen dus niet uit waarom bijzondere politieke gedaanten/ formaties eerder
verrijzen dan anderen.
Ontwikkelingstheorie (development): houdt geen rekening met andere staten en dat uitbreiding van
de ene staat vaak ten koste gaat van één of meerdere andere staten.
Relatieve machtsverhoudingen moeten meegenomen worden om de evolutie van het wereld-staten-
systeem te begrijpen => staten zijn elementen in een breder kapitalistisch systeem in plaats van een
geïsoleerd iets.
Staten zijn ruimtelijke entiteiten, bestaande uit 4 essentiële kenmerken:
1. Territorium/ gebied
2. Mensen
3. Grenzen (zijn veranderlijk) => Door een opgelegde grens ontstaan economische,
sociale en culturele verschillen aan weerszijden van de grens, ook verschillen in
overheidsbeleid hebben hier invloed op.
4. Soevereiniteit => Onafhankelijkheid, herkenning door anderen/ andere staten
Staten zijn niet statisch, maar dynamisch en veranderlijk; gevormd en hervormd door de interactie
van menselijke politieke-/ beleidsactiviteiten.
Functie van een staat: staat zorgt voor een wettelijk raamwerk, infrastructuur en service waarvan de
inwoners gebruik kunnen maken. De taken van een staat:
1. Economie reguleren
2. Zorgen voor publieke goederen (gezondheidszorg, transportdiensten)
3. ‘Raamwerk’ dat het gedrag van de inwoners stuurt.