B.J. van Ettekoven, Finale geschilbeslechting in het omgevingsrecht
Sinds 2000 is een ontwikkeling naar tijdige en finale geschilbeslechting op gang gekomen, waarbij de
bestuursrechter tracht de beoordeling van het besluit te combineren met de beslechting van het
partijen verdeeld houdende geschil.
Voorlopige voorziening: kan worden getroffen door de bodemrechter in het kader van een
tussenuitspraak (8:80 b lid 3 en 4 Awb) en/of in een einduitspraak (8:72 lid 5) > ter voorkoming van
ongewenste ontwikkelingen tijdens de verlengde besluitvorming. Voorlopige voorziening kan ook
door de voorzieningenrechter zelf worden getroffen (in bezwaar, beroep of Hoger Beroep) > verzoek
wordt toegewezen indien sprake is van een spoedeisend belang > VV is gebaseerd op een voorlopige
rechtmatigheidsbeoordeling en/of belangenafweging > voorzieningenrechter kan via kortsluiten
(8:86) het beroep in de bodemzaak afdoen. Indien in beroep en HB wordt kortgesloten kan de gehele
rechtsgang zon 6 tot 8 maanden duren > tijdige en finale geschilbeslechting. Indien niet kan worden
kortgesloten (bvb omdat de zaak nog in bezwaar ter heroverweging voorligt) kan de
voorzieningenrechter de behandeling van het verzoek gebruiken om de regie te nemen in de
bodemprocedure.
Art 6:19 lid 1(concentratiebepaling) draagt ook bij aan finale geschilbeslechting > hoger
beroepsrechter kan in een tussenuitspraak de opdracht geven aan het BO een nieuw besluit te
nemen. Indien tijdens (hoger) beroep een wijzigingsbesluit wordt genomen, dan wordt dat besluit
meegenomen in de lopende procedure, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben > art ziet
op intrekking, wijziging en vervanging van het besteden besluit > indien de bestuursrechter oordeelt
dat het verval van instantie (gevolg van concentratie op de voet van art 6:19) nadeling is voor
belanghebbende dan kan hij de zaak terugverwijzen naar de Rb of BO.
Trechters: het kanaliseren van de discussie tussen partijen en het voorkomen dat de discussie
verbreedt of zich herhaalt > levert een belangrijke bijdrage aan tijdige en finale geschilbeslechting >
echter moeten partijen wel hun argumenten kunnen aanvoeren bij de rechter, daarom geen
grondentrechter. Wel wordt verlangd dat het object (onderdeel van het besluit) waartegen wordt
geageerd van meet af aan is besteden (6:13 onderdelentrechter). Rechtspraak over besluitonderdelen
en het ontbreken van grondentrechter is voordelig voor belanghebbenden: hun wordt niet
aangerekend dat zij een bepaalde beroepsgrond niet in de bestuurlijke voorfase naar voren hebben
gebracht, ook niet als dat eerder had gekund. Dit kan spanning opleveren met art 6:13 > zeefwerking
> BO hebben moeite met het feit dat zij inhoudelijk moeten reageren op gronden die pas in het
beroep worden aangevoerd, die in de voorfase niet ter sprake zijn gekomen. Er zit wel een grens aan
> van de rechter mag je geen nieuwe/aanvullende beroepsgronden meer aanvoeren als het in strijd is
met de goede procesorde (proceseconomie, reden voor het late aanleveren, mogelijkheid andere
partijen om adequaat te reageren en de processuele belangen).
Tussen beroep en hoger beroep hanteert de Afdeling wel een grondentrechter > als belanghebbende
kan worden verweten een argument niet bij de Rb te hebben aangevoerd, dan krijgt hij niet de kans
dat argument voor het eerst in HB aan te voeren.
Brummen: als de bestuursrechter op een geschilpunt heeft geoordeeld (uitdrukkelijk en zonder
voorbehoud) dat oordeel bindend is voor partijen en de rechter zelf (behoudens bijzondere
omstandigheden) > indien belanghebbende niet in HB gaat, oordeel is bindend voor de verlengde
besluitvorming en het eventueel daarna ingestelde HB.
Als voorbeeld kan dienen de zaak waarin de voorzieningenrechter via kortsluiting uitspraak had
gedaan, het besluit had vernietigd, maar de beroepsgrond over strijd met de welstandseisen had
verworpen. Tegen die uitspraak was geen hoger beroep ingesteld. In de procedure tegen het nieuwe
, besluit wordt dezelfde beroepsgrond over strijd met redelijke eisen van welstand niet inhoudelijk
besproken omdat deze afstuit op de Brummenlijn.
Belang van de Brummenlijn verminderd door invoering incidenteel HB > indien incidenteel HB wordt
ingesteld zal dit verlening van de procedure betekenen van enige maanden > gebeurd echter nog
weinig in het omgevingsrecht.
Bespreken van alle relevante beroepsgronden is ook een vorm van finale geschilbeslechting >
voorkomt het ‘ping-pongen’ > het geeft de partijen voldoende houvast.
Rechters moeten het geschil zoveel mogelijk definitief beslechten (8:41a) > indien Rb een steek heeft
laten vallen door niet te finaliseren, dan wordt de uitspraak in zoverre vernietigd en zal de Afdelingen
trachten het geschil finaal te beslechten.
Bestuursrechter kan de feiten aanvullen, anders dan de burgerlijke rechter (8:69 lid 3), ook kan de
rechter zelf onderzoek doen naar de feiten. Echter verlangt de rechter dat partijen de relevante feiten
aandragen. Afdeling is meer terughoudend met eigen feitenonderzoek dan de rechter in eerste
aanleg. De ratio daarvan is dat de rechter wil stimuleren dat de geëigende partij zo vroeg mogelijk in
de procedure zijn kaarten, ook over de relevante feiten, op tafel legt, zodat het bestuursorgaan daar
nog rekening mee kan houden bij de besluitvorming. Als de relevante feiten pas in beroep of hoger
beroep worden gepresenteerd en het bestuursorgaan kende die feiten niet en behoefde ze niet te
kennen, dan is de kans groot dat het beroep faalt.
Meer feitenonderzoek door de bestuursrechter zal bijdragen aan meer finale geschilbeslechting en
betere rechtspraak, in die zin dat een beter zicht op de feiten leidt tot een betere toepassing van het
recht.
Het slaan van piketpalen en het uitzetten van lijnen in de bestuursrechtspraak draagt bij aan
rechtszekerheid en dient in zoverre de finaliteit van de geschilbeslechting. Als via de jurisprudentie de
uitkomst van de procedure kan worden voorspeld, zullen de professionals betrokken bij de
bestuursrechtspraak daarop inspelen.
Mediation in het bestuursrecht kan bijdragen aan finale geschilbeslechting, ook in de fase van (hoger)
beroep. Als de mediation slaagt, wordt – al dan niet na een gewijzigd besluit – het beroep
ingetrokken. Die zaken zien we niet terug in de jurisprudentie.
Ook de wetgever draagt bij aan finale geschilbeslechting. Enerzijds door het benadrukken van het
belang daarvan, zie het enigszins symbolische artikel 8:41a Awb, en anderzijds door het aanreiken
van instrumenten zoals de bestuurlijke- en de judiciële lus. Van belang voor de finaliteit zijn tevens de
wettelijke coördinatiemechanismen, waarmee vergunningverlening en/of rechtsbescherming wordt
geconcentreerd (Wabo, Awb, Omgevingswet, KEI-wetgeving).
Uit het voorgaande blijkt dat vooral partijen een grote bijdrage kunnen leveren aan tijdige en finale
geschilbeslechting. Het bestuursorgaan allereerst door zorgvuldig onderzoek te doen naar de
relevante feiten en belangen, besluiten goed te motiveren en inspraak, zienswijzen en bezwaren
serieus te nemen. Het bestuursorgaan kan tijdige geschilbeslechting bevorderen door niet af te
wachten tot in een (tussen)uitspraak een gebrek wordt benoemd, maar het herstelwerk op te starten
zodra het van dat gebrek kennisneemt. Van (gemachtigden van) rechtzoekenden mag worden
gevraagd relevante feiten en stukken niet achter te houden en in een zo vroeg mogelijk stadium alle
kaarten op tafel te leggen. Dan kan worden voorkomen dat een besluit moet worden vernietigd op
een beroepsgrond, die niet in de bestuurlijke fase naar voren is gebracht, terwijl dat wel had gekund.