Het project
Hoofdstuk 1 Blz. 1
Hoofdstuk 2 Blz. 2
Hoofdstuk 3 Blz. 3
Hoofdstuk 4 Blz. 4
Hoofdstuk 5 Blz. 4
Hoofdstuk 6 Blz. 5
Hoofdstuk 7 Blz. 5
Hoofdstuk 1 het project
Meestal komt een project voort uit de behoefte om iets in de omgeving te veranderen. Een project
ontstaat door het probleem van het verschil tussen doel en werkelijkheid. Het kan ook zijn dat
iemand de behoefte heeft om een doel te verwezenlijken. Het kan ook voortvloeien uit een beleid
van een bedrijf of instelling.
Projecten kun je op verschillende manieren van elkaar onderscheiden, er zijn dan ook veel
verschillende soorten projecten. Je hebt erg veel verschillende soorten projecten. Je kunt
onderscheid maken tussen inhoud, aard van het proces, initiatiefnemer, doelgroep, doelstelling en
het resultaat. Er wordt ook onderscheid gemaakt tussen: onderzoeksprojecten; begint met een
concrete vraag, gericht op abstrahering & ontwikkelprojecten; Gericht op het abstracte idee, gericht
op concretisering.
Bij een project moet je diagnoses kunnen stellen en op basis daarvan leren ingrijpen (interveniëren);
1. creatieve aanpak (ideevorming); een nieuw idee ontstaat of een probleem dat om oplossing vraagt
(eerste zone). De nadruk ligt op associatie, creativiteit en improviseren.
2. rationele aanpak (planvorming); je krijgt te maken met vormgevingsvragen: onderbrengen van
informatie in een plan of schema.
3. praktische aanpak (resultaatvorming); een praktische benadering is belangrijk. Veel regelen en
organiseren. Het idee wordt gerealiseerd.
4. Routinematige aanpak (functionering); het gerealiseerde product moet zijn werk doen en in stand
blijven.
5. Probleemoplossende aanpak (stagnatie); de herstelvragen komen hier aan de orde. Blijft het
originele idee wel gehandhaafd?
6. Vernieuwingsaanpak (crisis); als het herstellen niet werkt moet het basisidee vernieuwd worden.
De ontwikkelingen hebben niks meer te maken met het oude principe.
7. Stervensbegeleiding (ondergang); het gaat over de onoplosbare vraagstukken. Fundamentele
vernieuwingen zijn niet mogelijk/haalbaar.
Projecten kunnen op verschillende manieren ontstaan, op eigen initiatief of in opdracht.
Bij een productgeoriënteerde benadering, begin je met een product en daarna pas de doelgroep. Er
zijn verschillende startsituaties te onderscheiden; Op eigen initiatief: vanuit de initiatiefnemer of op
een latente vraag is de omgeving. In opdracht: de concrete vraag van de opdrachtgever.
In de startsituatie van het project moet je de grenzen van het project bepalen, en afvragen welke
benadering het beste is. In de voorbereidende stappen moet je de alternatieve oplossingen
inventariseren, en daaruit moet je een keuze maken voordat je de echter aanpak kunt toepassen.
1
, Een klus kun je projectmatig aanpakken, dit houdt in dat je een tijdelijke organisatie kunt opzetten.
Dit doe je alleen als er een definieerbaar begin en einde is, het veel nieuwe elementen bevat, het
eenmalig en resultaatgericht is, het organisatorisch ingewikkeld is , erg onzeker is, er moet één
centraal punt zijn en het moet één opdrachtgever bevatten.
Voordelen van een projectmatige aanpak; het is risicoreducerend door de stap-voor-stapmethode, je
hebt flexibiliteit door de routinematige aanpak, je werkt doelgericht en het is innoverend. Het heeft
echter ook nadelen: je moet veel zaken speciaal uitwerken of opzetten, het is daardoor niet altijd
efficiënt en duurder, er treden minder leereffecten op binnen de organisaties, het is moeilijker om te
werken aan gerichte ontwikkelingen en het werken in projecten is erg complex en risicovol.
Hoofdstuk 2 structureren en faseren
Bij het projectproces, begin je bij een idee of probleem, en het eindigt bij het bereiken van het doel.
Het wordt onderscheiden in trajecten (activiteiten die duren van begin tot eind) en fasen (gedeelte
van het proces).
De vier trajecten:
1. Productgerichte/inhoudelijke traject; alle activiteiten te realiseren. Alle doelstellingen die
gerealiseerd moeten worden. Er bestaan deelprojecten (zelfstandige deelresultaten) en
ondersteunende projecten (maken deel uit van het hoofdresultaat).
2. Marketing en communicatietraject; Project en projectresultaat. Hierbij horen alle activiteiten die
voortvloeien uit de noodzakelijke afstemming van het project op zijn omgeving – externe
communicatie.
3. Beheersgerichte traject: Bewaken van de zakelijke randvoorwaarden (Kwaliteit, organisatie,
faciliteiten, tijd, informatie en geld: KOFTIG) Je maakt hierbij gebruik van de beheercyclus. 1. Plannen:
Voor elk aspect stel je een uitgangspunt. 2.Uitvoeren: Je gebruikt de aspecten; geld, tijd etc. 3.
Meten: je meet de voortgang van het werk. 4. Vergelijken: je toetst de gemeten feiten, hou je je aan
de planning? 5. Herplannen: Aanpassen van de uitgangspunten. 6. Bijsturen: kan je doen ipv 5. Je
stuurt de uitvoering van de uitgangspunten zo bij dat je het wel gaat halen.
4. Besluitvormingstraject; besluitvorming op basis van beslisdocumenten. Een beslisdocument maak
je aan het eind van een fase die is afgerond, je legt het voor aan de opdrachtgever: projectvoorstel,
projectplan, uitvoeringsprogramma, functioneringsprogramma en evaluatieverslag.
Faseringen: Lineaire fasering: je splitst het proces vooraf in fasen en eindig je met een beslismoment.
Interactieve fasering: je weet bij de start van het project nog niet hoe je het eindresultaat bereikt. Je
moet hierbij alle aspecten van het project tegelijk volgen en sturen.
In een ontwikkelplan komt de lineaire fasering allereerst aan de orde. Het begint met een idee en
wordt een product, om dit goed te sturen moet je het opdelen in fasen. In het fasemodel figuur 2.7
op blz. 40 staat elke fase, en daarbij het resultaat waarmee je de fase afsluit. Je spreekt van parallelle
fasering als je door een andere doorlooptijd de fasen parallel laat verlopen.
Lineaire fasen van een ontwikkelplan:
1. Initiatieffase (globaal beeld): Je analyseert het projectinitiatief. Je moet vaststellen op wie je moet
gaan richten en met welk doel. Je moet denken aan het budget, tijd, faciliteiten en opzet. Ook moet je
de haalbaarheid(-sfase) en risico’s onderzoeken. Uiteindelijk maak je een projectvoorstel. Als er een
overeenkomst is kun je van start gaan en maak je een basisconcept. Dit zijn alle inhoudelijke
2