Grip op Accounting rewind:
Eigen vermogen is van de aandeelhouders/eigenaren.
Rubriek 0: EV, schulden en activa
Rubriek 1: VL. Activa, kas/bank, vlottende passiva
Rubriek 2: tussenrekeningen
Rubriek 3: voorraad grondstoffen
Rubriek 4: kostensoorten (wat voor kosten)
Rubriek 5: afdelingen kostenplaatsen (wie de kosten veroorzaakt)
Rubriek 6: fabricage omzettingsproces
Rubriek 7: voorraad gereed product
Rubriek 8: verkopen, omzet en kostprijs
Rubriek 9: samenvatten
4,5,6,7 en 9 op de RR en 1,2,3 en 8 op Balans.
Hoofdstuk 13: administratie en massaproductie
Bij massaproductie is het mogelijk normen te ontwikkelen en aan deze normen een
taakstellend karakter toe te kennen.
- Vaststelling normen
Bij massaproductie heb je steeds hetzelfde productieproces en daarom kan je er normen bij
ontwikkelen. Die normen laten bijvoorbeeld zien hoeveel arbeidsuren, machine-uren, etc.
worden gebruikt. Bij de vaststelling moet rekening worden gehouden met afval (verloren
grondstof) en uitval (afgekeurde producten). Zodra de normen zijn opgesteld spreek je van
een standaardkostprijs.
- Verschillenanalyse
Door de normen wordt getoond hoeveel uren, grondstoffen, etc. in een productieproces zit.
Uiteindelijk zullen er verschillen in geld komen tussen de werkelijke en toegestane
hoeveelheden, dit noem je het efficiencyverschil.
Bij massaproductie is de standaardcalculatie hetzelfde als de voorcalculatie. Door
efficiency/prijsverschillen wordt het verschil tussen de werkelijke kosten en toegestane
kosten.
- Efficiencyverschillen
Basisformule: efficiencyverschil = standaardhoeveelheid x calculatieprijs = werkelijke
hoeveelheid x calculatieprijs/standaardprijs of (standaardhoeveelheid – werkelijk
hoeveelheid) x calculatieprijs/standaardprijs
- Prijsverschillen
Werkelijke hoeveelheid x calculatieprijs = werkelijke hoeveelheid x werkelijke prijs of
(calculatieprijs – werkelijke prijs) x werkelijke hoeveelheid
De verschillen op grondstoffen worden bij de administratie op VVP geboekt.
13.2 – voorbeeld onderneming Damsteegh BV
,Is een onderneming met massaproductie, de standaardkostprijs is als volgt opgebouwd:
- Grondstofkosten (10 kg a $16 per kilo) 160
- Directe loonkosten (4u a $50 per uur) 200
- Toeslag indirecte fabricagekosten (5u a $28 per uur) 140
- Totaal 500
Dit betekent dat grondstofkosten een vvp hebben van 16 euro.
Wat je nu doet:
Je berekent met de gegevens die je hebt de voorcalculatie van alles dus
Grondstofkosten - 1500 x 160 = 240.000
Loonkosten - 200 x 1500 = 300.000
Toeslag indirecte fabricagekosten – 140 x 1500 = 210.000
Totaal - 750.000
Nu ga je boekingen maken van de werkelijke verbruiken
Grondstofverbruik – 232.000
A, voorraad grondstoffen – 232.000
Indirecte lonen – 58.125
Betaalde directe lonen – 296.875
A, te betalen sociale lasten – 34.760
A, tussenrekening lonen – 320.240
Toeslag indirecte fabricagekosten – 204.400
A, dekking afdeling fabricage – 204.400
Directe lonen – 312.500
A, dekking afdeling fabricage – 312.500
Nu vergelijk je de verschillen en ga je die analyseren via de formules van 13.1
Omschrijving Maand
Nacalculatie Voorcalculatie Verlies Winst
Grondstoffenverbruik 232.000 240.000 - 8000
Directe lonen 312.500 300.000 12.500
Toeslag indirecte 204.400 210.000 5600
fabricagekosten
Efficiencyresultaat 748.900 750.000 1100
Prijsverschillen 296.875 312.500 15.625
directe lonen
Totaal 1.045.775 1.062.500 16.725
Het verschil boek je af
Overboekingsresultaat – 16725
A, fabricageresultaat - 16.725
, De nacalculatie gaat via verschillenanalyse
Efficiencyverschil = (toegestaan – werkelijk verbruik) x prijs = 500 x 16 = 8000
Tempoverschil = toegestaan – werkelijke aantal arbeidsuren) x uurloon = 250 x 50 = 12.500
Tempoverschil = toegestaan – werkelijke machine uren) x uurloon = 200 x 28 = 5600
Loonniveauverschil = standaard – werkelijk tarief) x arbeidsuren = 2,50 x 6250 = 15625
13.3 producten in bewerking
Er kan ook een situatie voorkomen waar er aan het einde van de periode nog producten in
bewerking zijn. De vaststelling hiervan is steeds constant en daarom is de omvang en
samenstelling van het onderhanden werk bekend. Inventarisatie als controlefactor is niet
nodig. Als de registratie zich richt op gerede producten, dan is het noodzakelijk om de niet
gerede productie te inventariseren. Omdat het product niet gereed is kan je aannemen dat
de helft van de kosten aan elk eenheid is besteed.
- Waardering
De waardering van producten in bewerking is niet altijd eenvoudig. Bij de waardering moet
je werken in bewerkingsfases, een product moet er 3 doorlopen. De standaardkostprijs is de
kosten van de 3 bewerkingsfases bij elkaar opgeteld.
Materiaal materiaal materiaal
Loon+ loon+ loon+
Indirecte kosten+ indirecte kosten+ indirecte kosten+
Kostprijs t/m fase 1 = 180 kostprijs t/m fase 2 = 120 kostprijs t/m fase 3 = 100
Standaardkostprijs = 400
Fase 1 = 100 eenheden. 100 x (0,5 x 180) = 9000
Fase 2 = 120 eenheden. 120 x (180 + 0,5 x 120) = 28.800
Fase 3 = 110 eenheden. 110 x (300 + 0,5 x 100) = 38.500
Deze moeten nog gesplitst worden in de elementen van de standaardkostprijs
Materiaal Loon Indirect
Fase 1, 100 5000 2500 1500
eenheden
Fase 2, 120 15.600 8.400 4.800
eenheden
Fase 3, 110 17.600 12.100 8.800
eenheden
Totaal 38.200 23.000 15.100
Boeking is als volgt:
Voorraad producten in bewerking – 76.300
A, grondstoffen producten in bewerking 38.200
A, directe lonen in bewerking 23.000
A, toeslag indirecte fabricagekosten in bewerking 15.100