Week 1, Les 1 – Opbouw zenuwstelsel.
De regeling van activiteiten van alle orgaanstelsels wordt gedaan door het zenuwstelsel en
het hormoonstelsel.
Hormoonstelsel Zenuwstelsel
Via de zenuwbanen. Via bloedcirculatie.
Snel. Langzamer.
Korte prikkels. Effecten houden langer aan.
Lichaamshouding, oogbewegingen, reflexen Energieverbruik, groei, volwassen worden.
en waarnemingen.
De functies van het zenuwstelsel zijn: Meet het interne en externe milieu.
Integreert informatie van zintuigen.
Coördineert gewilde en ongewilde reacties van
orgaanstelsels.
Indeling van het zenuwstelsel:
- Het centraal zenuwstelsel bestaande uit de hersenen en het ruggenmerg.
- Perifeer zenuwstelsel bestaande uit zenuwweefsel buiten het CZS.
- Afferente/sensorische informatie is informatie dat de sensorische neuronen de
sensorische impulsen van zintuigen naar het CZS brengen. -> Van orgaan naar CZS.
- Efferente/motorische informatie is informatie is informatie dat vanuit het CZS naar de
spieren gaan door motorische zenuwen. -> Van CZS naar spieren.
Reflex behoort tot het somatisch zenuwstelsel.
Centraal zenuwstelsel – Informatie verwerking.
Perifeer zenuwstelsel – Sensorische informatie binnen
afferente gedeelte, Motorische impulsen binnen efferente
gedeelten -> Somatisch zenuwstelsel of autonoom
zenuwstelsel -> Parasympatisch en sympathisch
zenuwstelsel.
Zintuigen – somatische zintuigen: Registreert
gewaarwordingen van de buitenwereld en onze positie
daarin. Viscerale zintuigen: Registreert gewaarwordingen
inwendige omstandigheden en de toestand van andere
orgaanstelsels.
Afferent – (aanvoer) van spieren en klieren naar de
hersenen toe.
Efferent – (exit) van hersenen naar de spieren en klieren toe.
Het zenuwweefsel heeft 2 soorten cellen:
- Neuronen: de zenuwcellen -> Neuronen kunnen bij celdood
zich niet vermenigvuldigen omdat ze geen centriolen hebben.
- Neuroglia: Ondersteunende cellen (steunweefsel).
Een neuron heeft 3 verschillende varianten:
- Multipolair neuron -> Dit zijn de motorische neuronen: Heeft 2
of meer dendrieten en 1 axon.
- Unipolair neuron -> Dit zijn de meeste sensibele neuronen:
Dendrieten en axon loopt in elkaar over. Cellichaam ligt aan
een zijde.
, - Bipolaire neuronen -> Komen alleen voor in speciale zintuigen, zien, ruiken en horen:
Hebben twee uitlopers, 1 dendriet en 1 axon.
Sensibele/afferente neuronen hebben twee typen receptoren: Somatische zintuigen en
Interne/viscerale receptoren. Onder de Somatische zintuigen vallen Externe receptoren
(zintuigen) en Proprioceptie die de positie en beweging registeren. De interne/viscerale
receptoren registreren activiteiten van het orgaanstelsel en gewaarwording van druk of pijn.
Motorische/efferente neuronen hebben twee typen neuronen: Somatische motorische
neuronen (behorende tot somatische CZS) en de Viscero motorische neuronen (behorende
tot autonome ZS).
Schakelcellen of associatieneuronen:
- Hersenen en ruggenmerg.
- Verbinden andere neuronen.
- Hoe complexer de reactie, hoe groter het aantal schakelingen.
- Spelen ook een rol bij geheugen, plannen en leren.
De Myeline oftewel Schwann cellen zorgen voor: -> Demyelinisatie is het verlies van
myeline.
- Isolatie.
- Voeding.
- Minder energie.
- Verhoogde prikkelgeleidingssnelheid (tot 150 meter per seconde).
De cellichamen van neuronen bevatten lichaampjes van Nissl (organellen). Deze
lichaampjes zorgen voor de grijze kleur -> De Grijze stof in de hersenen en het ruggenmerg.
De zenuwbanen/axonen door de myeline vormen de Witte stof in de hersenen en het
ruggenmerg.
Neuroglia hebben als functie: Voeding, Bescherming en steun van neuronen.
De Neuroglia: hebben een eigen netwerk.
Zijn talrijk en kunnen werken als fagocyten (eten van ziektemakers).
Zijn veel kleiner van de neuronen en zijn wel in staat zich te delen.
Maken de helft van het volume in het zenuwstelsel uit.
In het Centraal zenuwstelsel vallen onder neuroglia:
- Astrocyten -> zijn hetzelfde als de satellietcellen van PZS.
- Oligodendrocyten -> zijn hetzelfde als de Schwann cellen van PZS.
- Microgliacellen (fagocyten).
- Ependymcellen.
In het Perifeer zenuwstelsel vallen onder Neuroglia:
- Schwann-cellen.
- Satellietcellen.
De Schwann cellen en Oligodendrocyten zijn de cellen waarvan de myeline schede is
gemaakt.
De Astrocyten en satellietcellen 1. Bewaken de bloed-hersenbarrière (in CZS) 2. Vormen
raamwerk voor CZS 3. Verrichten reparaties (CZS en PZS).
De Microgliacellen in het CZS vormen de bescherming. Ze sluiten ziekteverwekkers in.
Les 2 – Prikkelgeleiding en de actiepotentiaal.
Depolarisatie, Repolarisatie en hyperpolarisatie.
Zenuwen gebruiken actiepotentialen om met elkaar te communiceren. Potentiaal betekend
verschil tussen ladingen. Intracellulair bevinden zich meer Kalium ionen dan natrium ionen
en extracellulair bevinden zich meer natrium ionen dan kalium ionen. Door diffusie van
, intracellulaire ionen en extracellulaire ionen (natrium en kalium) ontstaat Ionenflux:
verplaatsing van ionen. Hoeveel ionen zich verplaatsen bij de ionenflux heeft te maken met
het concentratie verschil en de permeabiliteit. De ionenflux zorgt voor de potentiaal. Door
homeostase zal er telkens door de Na+/K+ pomp 3 Na+ extracellulair en 2 K+ intracellulair
worden gepompt.
De rustpotentiaal is -70 mV -> Intracellulair is relatief negatiever geladen dan extracellulair.
Bij een actiepotentiaal gaat er Na+ in de cel en gaat K+ eruit. Na+ kan bij een actiepotentiaal
heel gemakkelijk door het celmembraan omdat het potentiaal effect heeft op de
permeabiliteit.
De drempelwaarde is -60 mV. Hierbij wordt de permeabiliteit van de celwand groter
waardoor Na+ gemakkelijker de cel in kan. Bij +30 mV gaan de K+ ionen reageren waardoor
Natrium zal afnemen en de actiepotentiaal zal afnemen.
Bij refractaire periode kan een zenuwcel niet opnieuw worden geprikkeld door een nieuw
impuls.
Hoe ontstaat en verloopt een actiepotentiaal?
Rustpotentiaal (-70 mV), Na+ gaat de cel in en K+ de cel uit, Bij de drempelwaarde van -60
mV gaat de permeabiliteit van de celwand omhoog waardoor Na+ gemakkelijker de cel in
kan. Na+ blijft de cel in stromen tot +30 mV. Bij +30 mV gaat de Kalium reageren waardoor
de potentiaal terugloopt. Dan komt de herstelfase en het rustpotentiaal weer.
Op welke wijze vindt impulsoverdracht plaats?
Bij de synapsspleet. Impuls komt aan bij de synaps aan het einde van de axon. Ca2+ wordt
afgegeven. Synaptische blaasjes versmelten met het membraan. Neurotransmitters komen
in de synapsspleet terecht. De neurotransmitters binden met de receptoreiwitten in het post-
synaptisch membraan. Na+ ionen gaan de volgende cel binnen.
Wat zijn de belangrijkste neurotransmitters en wat is hun effect?
Acetylcholine, Adrenaline, Dopamine, Endorfine, GABA, Glutamaat, Noradrenaline en
Serotonine.
Door naar -90 omdat kalium poortjes langzamer sluiten bij hyperpolarisatie.
Refractaire periode.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper AstridTimmermans. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,49. Je zit daarna nergens aan vast.