BREIN, BEWEGING & GEDRAG
SAMENVATTING SKILLSLAB
,Inhoud
Algemeen: ............................................................................................................................................... 2
Ortho: voet en enkel ............................................................................................................................... 9
Ortho: knie en heup .............................................................................................................................. 28
Ortho: shouder, elleboog en pols.......................................................................................................... 55
Ortho: wervelkolom .............................................................................................................................. 82
Neuro: introductie ................................................................................................................................. 92
Neuro: hersenzenuwen ....................................................................................................................... 104
Neuro: pijn in het been ....................................................................................................................... 116
Neuro: CVA patiënt.............................................................................................................................. 119
Neuro: bewustzijnsstoornissen ........................................................................................................... 120
Werklab: ortho/neuro heharling ......................................................................................................... 123
1
,Algemeen:
bewegingsapparaat = orgaansysteem waardoor de mens zich kan voortbewegen
- Passieve bewegingsapparaat skelet en bindweefselkapsels, die steun bieden en door
middel van gewrichten bewegingen mogelijk maken
- Actieve bewegingsapparaat skeletspieren, die door samen te trekken de beweging
veroorzaken
Speciële anamnese = fase waarin gevraagd wordt naar de modaliteiten van de klacht
- Ontstaanswijze
- Provocatie
- Verloop van de klacht in de tijd
- Aanleiding tot verbetering of verslechtering
- Begeleidende symptomen
- Uitstraling
Lichamelijk onderzoek van bewegingsapparaat omvat;
Inspectie
Basisfunctieonderzoek:
o Actief bewegings(functie)-onderzoek
o Passief bewegings(functie)-onderzoek
o Spiertests
Palpatie
Speciële tests
Omvangsmeting
Neurologisch en vasculair onderzoek
Inspectie
Letten op vier apsecten:
Vormaspecten / contourafwijkingen vorm wordt hoofdzakelijk bepaald door botten,
gewrichten, spier- en vetweefsel
Huidaspecten kleur, beharing, littekens, venentekening en andere aspecten. Deze geven
vaak belangrijke informatie over de onderliggende aandoeningen of afwijkingen
Standaspecten hiermee wordt al datgene bedoeld wat te maken heeft met de statiek (e.g.
stand van onderbeen t.o.v. bovenbeen (genua vara/valga)).
Raadzaam om eerst in spontaan aangenomen uitgangshouding te onderzoeken en in tweede
instantie pas in de anatomische stand.
Bewegingsaspecten Willekeurige en onwillekeurige bewegingen. Spontane bewegingen
(pulsaties, fasciculaties, tics, ademhalingsbewegingen). De willekeurige bewegingen worden
beoordeeld tijdens bijvoorbeeld het lopen en het actief bewegingsonderzoek. Links-
rechtsverschillen bepalen de mate van symmetrie en komen tot uiting in vorm en/of stand
en beweging.
Soms noodzakelijk om bij inspectie waargenomen structuren door palpatie te bevestigen.
2
,Deelonderzoek Uitvoering Geteste structuren
Actief De patiënt voert de bewegingen uit Contractiele (spier, pees) en
bewegingsonderzoek De arts geeft alleen instructies niet-contractiele structuren
Passief De patiënt laat iedere spieractiviteit achterwege, volledig Niet-contractiele structuren
bewegingsonderzoek ontspannen (e.g. ligamenten, kapsel, disci en
De arts voert de beweging uit menisci)
Spiertesten De patiënt geeft weestand tegen de druk van de arts. Er Contractiele structuren
mag geen beweging optreden in onderzochte gewricht en
aangrenzende gewrichten. De arts biedt weerstand
Actief en passief bewegingsonderzoek
Bewegingsonderzoek kan actief worden verricht (de patiënt voert zelf de beweging uit) of passief (de
onderzoeker voert de beweging uit bij de patiënt die zijn spieren ontspannen houdt).
Actief bewegingsonderzoek alle anatomische structuren die deel uitmaken van het onderzochte
deel van het bewegingsapparaat kunnen, indien ze gelaedeerd zijn, klachten veroorzaken tijdens
actief bewegingsonderzoek.
Het geeft dan ook een hint in welke richting de oorzaak van de klacht gezocht moet worden en geeft
niet aan welke structuur gelaedeerd is.
Indien in een bepaalde bewegingsrichting geen afwijkende bevindingen zijn gevonden, is het niet
noodzakelijk deze bewegingsrichting bij het passief bewegingsonderzoek te toetsen (zelfde geldt
voor isometrische spiertesten). Er zijn echter 2 uitzonderingen!
1. Wanneer hypermobiliteit vermoed wordt geeft passief onderzoek wel extra informatie.
Dit is wanneer de gewrichtsbanden en pezen te soepel zijn.
2. Wanneer geringe musculotendinogene laesie vermoed wordt, die bij actieve beweging nog
geen klachten veroorzaakt (e.g. een lichte tendinitis) dan kunnen de spiertesten en het
passief bewegingsonderzoek wel extra informatie geven
Het passief bewegingsonderzoek wordt normaal gesproken alleen uitgevoerd in die
bewegingsrichtingen waarin bij het actief bewegingsonderzoek symptomen van pathologie werden
aangetroffen, of indien een hypermobiliteit of geringe musculotendinogene laesie wordt vermoed.
In principe betreft het alleen de niet-contractiele structuren (e.g. ligamenten, kapsel, disci en
menisci). Daarnaast kan de lengte van afzonderlijke spieren / spiergroepen worden
beoordeeld, zodat een eventuele contractuur (verkorting van de spier) kan worden
opgespoord.
Aspecten waar je op moet letten bij actief en passief bewegingsonderzoek;
Actief bewegingsonderzoek Passief bewegingsonderzoek
Maximale bewegingstraject; te meten/schatten in Maximale bewegingstraject; fysiologisch of
graden vanuit de anatomische nulstand beperkt (e.g. bij een contractuur)
Pijn; is er pijn bij de eindstand of bestaat er een Bewegingsverloop; soepel of gestoord (e.g.
painful arc? Of is het gehele traject pijnlijk? blokkade bij meniscus-inklemming)
painful arc = pijnlijk bewegingstraject voorafgegaan
en gevolgd door een pijnloos bewegingstraject
Steeds vragen naar aard, lokalisatie en eventuele
uitstraling
3
, Bereidwilligheid tot bewegen (i.v.m. de pijnklachten) Optreden van pijn
Bewegingsverloop Actief spierverzet (antalgisch); het passief
onderzoek is dan niet meer passief
Compensatoire bewegingen Crepitaties, knarsen, knappende geluiden
Crepitaties, knarsen, knappende geluiden Links-rechtsverschillen
Links-rechtsverschillen
Verschil tussen (oriënterende) palpatie bij inspectie en palpatie als deelonderzoek.
- Oriënterende palpatie bij inspectie bij structuurherkenning, houdingsafwijkingen en
symmetrie
- Palpatie als deelonderzoek onderzoek van (punctum maximum van) pijn, spiertonus,
zwelling, temperatuur, asdrukpijn en abnormale structuren
Tendinopathie = peesblessure, kwaliteitsverlies in het peesweefsel
4
, Interpretatie van de weerstandstest;
Kracht Pijn Interpretatie
Normaal Geen pijn Geen afwijking
Normaal Pijn Kleine laesie musculotendinogene apparaat
Geringe Pijn Partiële ruptuur spier / pees
Acute tendinitis
Fractuur, metastase
Geen / gering Geen pijn Parese / paralyse
Totale ruptuur musculotendinogene apparaat
Geen / gering Alle weerstandstests pijnlijk Fractuur, metastase
Acute bursitis
Psychogeen
Normaal Pijn bij herhaling Arteriële stoornis
1ste stadium musculotendinogene aandoening
Spiertests = Isometrisch onderzoek. Vraag de patiënt weerstand te geven tegen de druk die de
onderzoeker in een bepaalde bewegingsrichting geeft.
In de bewegingsrichtingen waarin tijdens het actief bewegingsonderzoek symptomen van een laesie
aanwezig waren of, indien een lichte musculotendinogene laesie wordt vermoed, in de richting
waarin de betreffende spier en pees actief zijn.
Het gaat er niet om dat de patiënt de onderzoeker in kracht overtreft en weg drukt !
Onderzoek bewegingsapparaat Neurologisch onderzoek
Primair letten op Pijn Kracht
Uitvoering Isometrisch Dynamisch
Uitgangspositie Middenstand Maximale contractie
Treedt er pijn op dan wijst dit veelal in de richting van een musculotendinogene oorzaak.
Het isometrisch onderzoek test dus alleen spiergroepen die gezamenlijk een beweging uitvoeren.
Wanneer bij het testen van de diverse spiergroepen pijnklachten ontstaan, dient de onderzoeker (na
links met rechts te hebben vergeleken), indien mogelijk de diverse spieren ook nog zo selectief
mogelijk te testen.
Spiertest is positief indien pijn kan worden vastgesteld.
6 regelmatig voorkomende praktijksituaties:
1. Actief en passief bestaat er een beperking in een of meerdere bewegingsrichtingen en er
treedt pijn op in dezelfde bewegingsrichting(en). De spiertests zijn negatief.
Mogen concluderen dat we te maken hebben met;
a. Een laesie van een niet-contractiele structuur
b. Een pijnlijke verkorting van een contractiele structuur
Mogelijke lokalisaties van de laesie zijn:
o Intracapsulair (e.g. artrose)
o Capsulair (e.g. artritis)
o Extracapsulair (e.g. cyste, ligamentaire adhaesie, bursitis, haematoom)
5