Tentamen II&I Groepsprocessen
Artikelen:
1. Baumeister, R. F., & Leary, M. R. (1995). The need to belong: Desire for
interpersonal attachments as a fundamental human motivation.
Psychological Bulletin, 117, 497–529. DOI: 10.1037/0033-2909.117.3.497
2. Ellemers, N. (2012). The group self. Science, 336, 848-852. DOI:
10.1126/science.1220987
3. Mackie, D. M., Devos, T., & Smith, E. R. (2000). Intergroup emotions:
Explaining offensive action tendencies in an intergroup context. Journal of
Personality and Social Psychology, 79, 602–616. DOI: 10.1037/0022-
3514.79.4.602
4. Zebel, S., Pennekamp, S. F., Van Zomeren, M., Doosje, B., Van Kleef, G. A.,
Vliek, M. W., & Van der Schalk, J. (2007). Vessels with gold or guilt:
Emotional reactions to family involvement associated with glorious or
gloomy aspects of the colonial past. Group Processes and Intergroup
Relations, 10, 71–86. DOI: 10.1177/1368430207071342
5. Lount, Jr., R. B. (2010). The Impact of Positive Mood on Trust in
Interpersonal and Intergroup Interactions. Journal of Personality
and Social Psychology, 98, 420–433. DOI: 10.1037/a0017344
6. Tajfel, H., & Turner, J. C. (1986). The social identity theory of intergroup
behavior. In S. Worchel & W. G. Austin (Eds.), Psychology of
intergroup relations. Chicago: Nelson-Hall.
7. Scheepers, D., Ellemers, N. (2005). When the pressure is up: The
assessment of social identity threat in low and high status groups.
Journal of Experimental Social Psychology, 41, 192-200. DOI:
10.1016/j.jesp.2004.06.002
8. Steele, C. M., & Aronson, J. (1995). Stereotype threat and the intellectual
test performance of African Americans. Journal of Personality and
Social Psychology, 69, 797-811. DOI: 10.1037/0022-3514.69.5.797
9. Dovidio, J. F., Gaertner, S. L. & Kawakami, K. (2003). Intergroup contact:
The past, present and future. Group Processes and Intergroup
Relations, 6, 5-21. DOI: 10.1177/1368430203006001009
10. Kanas, A., Scheepers, P., & Sterkens, C. (2017). Positive and negative
contact and attitudes towards the religious out-group: Testing the contact
hypothesis in conflict and non-conflict regions of Indonesia and the
Philippines. DOI: 10.1016/j.ssresearch.2016.09.019
11. Marx, D. M., Ko, S. J., & Friedman, R. A. (2009). The “Obama effect”: How a
salient role model reduces race-based performance differences.
, Journal of Experimental Social Psychology, 45, 953-956. DOI:
10.1016/j.jesp.2009.03.012.
12. Sijtsema, J. J., Veenstra, R., Lindenberg, S., & Salmivalli, C. (2009). Empirical
Test of Bullies’ Status Goals: Assessing Direct Goals, Aggression, and
Prestige. Aggressive Behavior, 35, 57-67.
13. Veenstra, R., Lindenberg, S., Munniksma, A., & Dijkstra, J. K. (2010). The
Complex Relation Between Bullying, Victimization, Acceptance,
and Rejection: Giving Special Attention to Status, Affection, and Sex
Differences. Child Development, 81, 480–486.
,Artikel 1: Baumeister & Leary
The Need to Belong: Desire for Interpersonal Attachments as a Fundamental
Human Motivation
Belongingness hypothese
Mensen hebben de fundamentele drang om een minimaal aantal waardevolle,
duurzame, significante interpersoonlijke contacten te hebben.
- Ten eerste is er het belang van frequente, positieve interactie
- Ten tweede moeten deze interacties volstaan binnen een context van
stabiele en voortdurende affectieve interesse in het andere individu.
Wanneer niet aan deze basis wordt voldaan zijn interacties onvoldoende voor de
behoefte van toebehoren (the need for belongingness). Onvoldoende behoefte
van toebehoren kan bovendien leiden tot nadelige gevolgen voor de zelf (a
variety of ill effects).
Fundamental Motivations
Baumeister en Leary stellen dat er aan een aantal criteria voldaan moet worden
voordat een psychologisch construct (zoals de behoefte aan toebehoren) voordat
het geldt als een fundamentele behoefte. Een construct dat dus ten grondslag ligt
aan gedrag.
Een fundamentele motivatie:
a) Geldt onder alle omstandigheden, zonder uitzonderingen. Hoe breder het
effect, des te groter is de claim als fundamenteel aspect van motivatie.
b) Heeft affectieve consequenties. Een fundamenteel proces heeft gevolgen
voor de gemoedstoestand, als dit niet zo is, is de claim onterecht.
c) Heeft directe cognitieve processen. Een fundamenteel proces heeft een (in
ieder geval soms) cognitieve verwerking wanneer doelen nagestreeft
worden.
d) Leidt tot nadelige gevolgen (ill effects). Wanneer aan een fundamentele
behoefte niet tegemoet kan worden gekomen kan dit leiden tot meer dan
tijdelijke stress en psychopathologie.
e) Leidt tot gedrag gericht op het vervullen van de behoefte van toebehoren.
Wanneer aan de behoefte voldaan is, kan de drang af nemen. Dan is er
sprake van verzadiging (satiation). Daarnaast is er sprake van
substitution, relaties zijn veranderlijk en kunnen de ander vervangen,
maar niet ineens.
f) Is universeel. Gedrag komt voort uit de fundamentele behoefte van
toebehoren, dit geldt voor alle mensen in alle culturen, onder alle
omstandigheden.
g) Is niet onderdeel van een ander fundamenteel proces. Wanneer de
behoefte van toebehoren voort zou komen uit een ander proces, zou het
niet kunnen gelden als fundamenteel.
, h) Heeft invloed op een groot aantal gedragingen. Hoe groter het scala aan
gedragingen dat het beïnvloed, des te groter de claim als fundamenteel
proces.
i) Heeft implicaties die verder gaan dan direct psychologisch functioneren.
Hiermee wordt bedoeld dat de fundamentele processen tevens in het licht
van economie, geschiedenis en sociologie beschouwd kunnen worden.
Review of Emerical Findings
Forming Social Bonds
Mensen zijn erg gericht op het vormen van sociale banden. Deze worden
ongeacht situatie, zonder randvoorwaarden of andere motieven gevormd.
- Vriendschappen en groepsgevoelens ontstaan spontaan zonder voordelen
zoals toename in materiele zaken, of gelijkenissen tussen personen.
- Daarnaast wordt er veel tijd besteed aan het vormen en onderhouden van
banden. Bedreiging of onzekerheid lijkt de toename in het vormen van
stevige interpersoonlijke banden te versterken.
Not Breaking Bonds
Ondanks metodologisch beperking/zwakte trekken Baumeister en Leary de
voorzichtige conclusie dat het verbreken van sociale banden veelal
tegengehouden wordt.
Cognition
Zorg en aandacht voor de behoefte tot toebehoren lijken sterk aanwezig in de
menselijke gedachtengang. Mensen interpreteren situaties en evenementen in
het kader van implicaties binnen relaties en interacties, en denken hier diep over
na.
Emotion
Sterke emoties (positief en negatief) die mensen ervaren zijn gelinkt aan de
behoefte tot toebehoren. Een algemene conclusie is dat geaccepteerd worden
leidt tot positieve gevoelens, en afgestoot worden leidt tot negatieve emoties.
Hoewel niet voor alle emoties stevig bewijs is, is voor vele emoties (positief en
negatief) een duidelijke link met relatiestatus. Tot slot concluderen Baumeister
en Leary dat een basisfunctie van emotie, het reguleren van gedrag is, in het
taken van vormen en onderhouden van sociale banden.
Consequences of Deprivation
Onthouding van stabiele, goede relaties is gelinkt met een breed scala aan
(aversieve) en pathologische gevolgen. Mensen die lijden aan een gebrek aan
gevoel van toebehoren hebben een hogere mate van mentale en fysieke