Samenvatting Psychologie I
Interculturele psychologie
Hoofdstuk 1
Subjectief aspect: verwijst naar normen, waarden en opvattingen.
Objectief aspect: verwijst naar observeerbare producten van mensen zoals
boeken of gebouwen.
Meest gebruikte definitie van cultuur is van Herskovits: ‘the man-made part of
the enviroment’. cultuur omvat niet alleen immateriële zaken zoals
schoolregels of tafelmanieren maar ook materiële zaken zoals een moskee en
bordelen.
Cultuur is een door een gemeenschap gedeeld systeem van waarden, normen,
ideeën, attitudes, gedragingen, communicatiemiddelen en de producten ervan,
die van generatie op generatie worden overgeleverd.
Cultureel-relativistisch: een cultuur is niet minderwaardig ten opzichte van een
andere cultuur.
Etnocentrisme: de eigen omgeving, het eigen volk of de eigen cultuur is bewust
of onbewust de maatstaf om de rest van de wereld te beoordelen.
Voorbeelden van gemeenschappen: stammen, naties, organisaties en
bevolkingsgroepen
Voorbeelden van producten: instituties, gebouwen, wetten, woordenboeken,
social media.
Cultuur wordt niet door iedereen in een gemeenschap -in gelijke mate- gedeeld.
Er zijn individuele verschillen in de mate waarin leden van een gemeenschap een
cultuur aanhangen. Er zijn verschillen in hoe zij cultuur verwerken, beoordelen,
interpreteren en opslaan. De hechtheid van een cultuur verwijst naar de mate
waarin er sterke sociale normen bestaan binnen die cultuur en of er sancties zijn
als deze worden overschreden. Geïntroduceerd door Pablo, hij kwam tot
ontdekking dat traditionele gemeenschappen hierin van elkaar verschillen.
Kenmerken van hechtheid: gemeenschappen waarin afstamming plaatsvindt
hechter, dichtbevolkte gebieden hechter, agrarische gemeenschappen hechter.
Cultuur beïnvloedt het gedrag van de leden van een gemeenschap, maar
omgekeerd hebben ook mensen invloed op de cultuur.
Cultuur is geen gegeven. Cultuur beïnvloedt het gedrag van mensen, maar
bepaalt dit niet. Geert Wilders heeft in Nederland politieke invloed gehad.
Cultuur is niet statisch, maar past zich aan.
Cultuur richt zich naar ecologische en economische omstandigheden. De cultuur
past zich aan, aan de maatschappelijke ontwikkelingen.
Overdracht van cultuur vindt plaats door enculturatie en socialisering
Enculturatie = het leren van cultuurelementen. Zowel formele als informele
processen.
Socialisering = een gerichte, normatieve vorm van enculturatie. Bijv.
asielzoekers krijgen inburgeringscursussen.
Cultuur en ras zijn geheel verschillende zaken
Ras = fysieke kenmerken.
,Als er binnen een groep met overeenkomstige fysieke kenmerken ook
belangrijke cultuurelementen gedeeld worden, is een groep tevens een culturele
groep.
Cultuur en etniciteit zijn meer met elkaar verwante begrippen
Cultuur kan als basis dienen voor bepalen etnische groep. Het belangrijkste
kenmerk is eigen identificatie met de groep. Etniciteit is niet hetzelfde als
nationaliteit; een natie bestaat vaak uit verschillende etnische groepen.
Cultuur is niet hetzelfde als nationaliteit
Nationaliteiten zijn vaak gevormd op basis van een gemeenschappelijke cultuur.
nationaliteiten vaak homogeen samengesteld. Nationaliteiten verschillen doordat
men leeft in een gebied met een bepaalde klimaat en staatkundige structuur en
economie. Dit beïnvloedt het gedrag en denken van mensen.
Cultuur is het resultaat van een reeks aanpassingen van een gemeenschap aan
de ecologische omgeving. Eco-cultureel model van Triandis om invloed van
cultuur op gedrag te beschrijven:
Ecologie cultuur enculturatie individuele eigenschappen gedrag
Invloed van ecologie op menselijk gedrag vormt het verband tussen het klimaat
in een land en menselijk gedrag. Menselijk gedrag kan de natuurlijke omgeving
beïnvloeden.
4 dimensies waarmee je nationale culturen kunt onderscheiden. Geert Hofstede
1. Machtsafstand
Verwijst naar ongelijkheid van mensen in een bepaalde samenleving.
Ongelijkheid kan voorkomen op allerlei gebieden: mentale en fysieke
kenmerken, status, rijkdom, macht, wetten en regels. Nederland kent een
machtige machtsafstand
2. Onzekerheidsvermijding
Geeft de behoefte aan zekerheid in een bepaalde samenleving weer. Zwak
= accepteren het leven makkelijker zoals het komt en waagt zich eerder in
een onbekende situaties. Nederland heeft een middenpositie.
3. Individualisme en collectivisme
Gaat om hoe sterk de band is tussen het individu en andere groepen
(familie, werk etc.) in een samenleving. Individueel = banden zijn los,
iedereen moet zijn eigen belangen opkomen. Collectivistisch = iemand
dient op te komen voor de belangen van een groep.
4. Masculiniteit en femininiteit
Gaat om de sociale rollen die de twee seksen in een samenleving
vervullen.
Masculien = mannelijke gerichtheid op assertiviteit, prestaties, succes en
geld verdienen.
Feminien = verwijst naar rol van zorg voor anderen en de
leefomstandigheden, naar bescheidenheid, intuïtie en emoties.
Dit is niet in elk land gelijk. In masculiene landen is het verschil tussen
man/vrouw rolpatronen erg groot Japan. In feminiene landen verschillen
de seksen nauwelijks in normen, waarden en handelingen en is de zorg
voor leefomstandigheden groter Zweden en Nederland.
Bij de dimensies gaat het om basisvragen die de inrichting van elke samenleving
beïnvloeden. (man-vrouw verhoudingen, omgang met autoriteit, verhoudingen
, individu en groep, aanpak van agressie). Ook school, onderneming, leger, kerk
kunnen invloed hebben op je manier van denken, voelen en handelen. Het zijn
fundamentele waarden. Deze dimensies hangen samen met economische
indicatoren. Individualismewelvaart, enige dimensie die hier niet mee
samenhangt is masculien/feminien. Nadeel van Hofstedes dimensies : gebaseerd
op voornamelijk mannelijke IBM- medewerkers + hij gaat ervan uit dat
medewerkers uit verschillende landen per definitie nationale verschillen
opleveren. En gegevens al meer dan 50 jaar oud.