Dieren EHBO
Hoofdstuk 1 Hoe herkent u een ziek dier?
Om een ziek te herkennen, moet je eerst weten wat normaal is, zodat je abnormaal kan herkennen. Bij spoedgevallen wordt het
SPAR(T)-protocol gevolgd: slijmvliezen, pols, ademhaling, reflexen en temperatuur. Doe dit echter in de volgende volgorde, want door
opwinding kunnen de pols- en ademhaling-bevindingen omhoog schieten.
1. Ademhaling
2. Pols
3. Temperatuur
4. Slijmvliezen
5. Reflexen
1 Ademhaling
Dier staat in rust en jij checkt de ademhaling door er schuin achter te staan en tellen hoe vaak de ribwand per minuut naar buiten gaat.
Volwassen dier
in rust Ademhalingen per min. Polsslag per min. Gem. temp. Opmerking
Cavia 90 260-400 38,5-39,5 Pols te snel om te meten
Hamster 30-135 300-600 37-38 Pols te snel om te meten
Konijn 39 120-140 38,5-39,5 Pols te snel om te meten
Afhankelijk van grootte
Vogels 30-110 250-450 40 Pols te snel om te meten
Kat 10-30 110-140 38-39
Hond 10-30 70-120 38-39
Schaap 12-25 70-80 38-40
Geit 12-25 70-80 38-39
Varken 8-18 60-90 38-39
Koe 12-30 60-70 38-39
Paard 8-16 32-44 37-38
Algemeen: hoe groter een dier, hoe langzamer zijn ademhaling
hoe jonger een dier, hoe sneller de ademhaling
Kenmerken ademhaling gezond dier (3 stuks):
1) normale frequentie
2) regelmatig ritme
3) costo-abdominale type (= borstademhaling wordt gecombineerd met de buikademhaling)
Oorzaken verhoogde ademhaling (6 stuks):
a) dier heeft veel beweging gehad
b) dier heeft het erg warm
c) dier is nerveus
d) dier draagt jongen
e) dier heeft pijn
f) dier heeft een longafwijking
2 Pols
Meten van de pols moet in alle rust gebeuren, omdat onrustige dieren al snel een hogere pols hebben.
Dier Polsslag per min. Waar meten?
Cavia 260-400 In de lies (wel moeilijk)
Hamster 300-600 In de lies (wel moeilijk)
Konijn 120-140 of 123-304? In de lies (wel moeilijk)
Vogels 250-450 Aan de onderkant vd vleugel
Kat 110-140 Hoog in de lies
70-130 of 80-120 of 60- Binnenkant achterbeen boven de knie met duim naar buiten en vingers naar binnen.
Hond 120? Slagader loopt van boven naar beneden als een koordje
Schaap 70-80 Aan de kop aan de binnenzijde van de kaakomslag (ivm veiligheid)
Geit 70-80 Aan de kop aan de binnenzijde van de kaakomslag (ivm veiligheid)
Varken 60-90 Aan de kop aan de binnenzijde van de kaakomslag (ivm veiligheid)
Koe 60-70 Aan de kop aan de binnenzijde van de kaakomslag (ivm veiligheid)
Paard 32-44 Aan de kop aan de binnenzijde van de kaakomslag (ivm veiligheid)
,Kenmerken pols ve gezond dier (5 stuks):
1) slagader (= arterie) is goed te voelen, ook tussen de slagen door
2) slagader heeft normale frequentie
3) slagader heeft een gelijkmatig ritme en er vallen geen slagen uit
4) iedere slag is even goed te voelen als de voorgaande en de kracht van elke slag is niet groter of kleiner dan normaal
5) iedere ictus cordis (= hartstoot tegen borstkas) wordt gevolgd door een polsslag in de slagader waar u de pols opneemt
Oorzaken hogere pols (5 stuks):
a) dier is jong
b) dier is klein (pony’s hebben een hogere polsslag dan paarden)
c) dier is geschrokken/opgewonden (psychische invloeden)
d) dier is in beweging/verricht arbeid
e) dier is ziek (heeft koorts of aandoening v/h hart zoals een ontsteking of is in shock)
3 Temperatuur
Bij de meeste dieren (honden, katten, konijnen, cavia’s en goudhamsters) opgemeten via anus. Uiteinde ve dunne koortsthermometer
insmeren met vaseline en voorzichtig draaiend inbrengen (zonder iets te beschadigen, zoals darmen), zo’n 2 cm. Bij weerstand ga niet
duwen, maar maak draaiende bewegingen.
Oorzaken hogere temperatuur (5 stuks):
a) dier is jong
b) dier is in beweging/verricht arbeid
c) dier heeft een dag- en nacht-ritme met de hoogste temperatuur om 18:00 uur en de laagste om 4 à 5 uur ‘s ochtends
d) dier is ziek (verhoging → koorts; verlaging → shock of vlak voor overlijden of bij onderkoeling
4 Slijmvliezen
Ze zijn o.a. te vinden in de mondholte, neusholte en binnenzijde ooglid, waarbij het slijmvlies aan de binnenkant v/d bek het beste
beoordeeld kan worden. Gezonde slijmvliezen zijn enigszins vochtig, glimmend en roze. Daarnaast bloeden ze niet en er zijn geen
beschadigingen (= laesies) te zien. Beoordeel de slijmvliezen ook op de CRT (= Capillary Refill Time). Dat is de tijd die de kleinste
bloedvaatjes (= capillairen) nodig hebben om zich, nadat u ze heeft dichtgedrukt, opnieuw met bloed vullen. Deze moet < 2 sec zijn.
Mogelijke kleuren (7 stuks):
a) roze: dier is gezond
b) rood: teken van stress of ontsteking
c) felrood: koolmonoxidevergiftiging
d) blauwrood: hevige ademnood/zuurstofterkort of ernstig hartgebrek
e) bleek: bij shock en bij bloedarmoede door inwendige of uitwendige bloedingen
f) geel: kan een teken van leverproblemen zijn
g) grauw: dieren zijn ernstig ziek
5 Reflexen
Beoordeel het centrale zenuwstelsel door beoordeling van bewustzijnsniveau, lichaamshouding, evt. verlammingen en reflexen (6 st.):
a) dreigreflex: als u met uw vinger richting oog gaat, zal het dier het oog dichtknijpen en de kop afwenden
b) ooglidreflex: raak ooglid aan, dier zal met dat oog knipperen -> (redelijk goed) bij bewustzijn. Deze reflex afwezig doen dan D
c) pupilreflex: bij een gezond dier vernauwen beide pupillen als er plotseling fel licht op valt. Beide pupillen moeten van gelijke
grootte zijn. Is deze reflex afwezig dan is het dier bewusteloos en moet je D uitvoeren en beoordelen
d) corneareflex: raak het hoornvlies aan. Een dier dat hier niet op reageert is diep bewusteloos. Dit reflex test je alleen als het
dier buiten bewustzijn is.
e) slikreflex: als u de tongbasis aanraakt of zachtjes in de keel knijpt, hoort het dier te slikken. Het is gevaarlijk (en vies) om deze
reflex te testen bij wakkere dieren en die in shock zijn en geeft min. info om bewustzijnsniveau in te schatten
f) hoestreflex: als u zachtjes in de luchtpijp (= trachea) knijpt, zal het dier hoesten → als dat makkelijk gebeurt dan is er sprake v
kennelhoest (behandeling daarvoor → hoestdrank). Deze reflex is verschillend bij wakkere dieren en dus niet betrouwbaar om
narcose en shocktoestanden in te schatten
Het gaat hier om cerebrale reflexen omdat ze over de hersenen lopen. Als er geen reflexen zijn, wil dat alleen maar zeggen dat de
hersenactiviteit sterk verminderd is. Slik- en hoestreflex komen ook voor bij het inbrengen van tubes → dier mag ietsjes dieper.
Embryogenese
(In het dierenrijk, de ontwikkeling vd
Orgaansystemen Specialisme Specialist
bevruchte eicel, gedurende de
eerste 7 weken na de bevruchting)
Otorinolaryngologie KNO-arts
Zintuigen
Oogheelkunde Oogarts
Ectoderm
Zenuwstelsel Neurologie Neuroloog (= buitenste kiemblad ve embryo)
Endocrien systeem
(= hormoonstelsel) Endocrinilogie Endocrinoloog
Pulmonoloog/
Luchtwegstelsel Pulmonologie/Longziekten Longarts Endoderm
Maag-darmstelsel Gastro-enterologie Gastro-enteroloog (= binnenste kiemblad ve embryo)
Urogenitaal stelsel Urologie Uroloog
Voorplantingssysteem Gynaecologie Gynaecoloog
Bewegingsapparaat Orthopedie Orthopedist Mesoderm
Hart- en vaatstelsel (= middelste kiemblad ve embryo)
Cardiologie Cardioloog
Lymfestelsel
,Hoofdstuk 2 Het benaderen en onderzoeken van een ziek dier
Filmpjes – Dieren EHBO:
– snuitbandje aanleggen met een stuk laken of verband: https://www.youtube.com/watch?v=EkJavdzLZ5M
– het inwikkelen ve konijn (zodat je het kan dwangvoeren): https://www.youtube.com/watch?v=kZaBsoeZ5yg
Doel van hulp bij spoedgevallen van paraveterinair:
toestand vh dier stabiliseren totdat een dierenarts de behandeling ter hand kan overnemen
Paraveterinair waarschuwt dus altijd dierenartswordt. Volgens de GVP (= Good Veterinary Practice) hoort een dierenarts binnen 15 min.
de behandeling van een dier met spoedeisende klachten ter hand te nemen. De paraveterinair zorgt voor het dier de 1 e 15 min.
Wettelijke bevoegdheid:
1. Wet Dieren: een ieder verleent een hulpbehoevend dier de nodige zorg. Alleen dierenartsen mogen diergeneeskundige
handelingen verrichten; paraveterinairen mogen bepaalde diergeneeskundige handelingen verrichten onder toezicht vd
dierenarts. Paraveterinairen zijn wel verplicht om in geval van nood te handelen.
2. Artikel 436 lid 1, Wetboek van Strafrecht: in geval van noodzaak mag een paraveterinair handelen op grond van kennis,
kunde en ervaring. Je bent echter wel strafbaar als je meer doet dan op grond van kennis, kunde en ervaring.
Beperkingen:
Mensen gaan boven dieren. Rijd dan ook nooit te hard met een ernstig gewond dier, want zo kan er een spelend kind
doodgereden worden. Blijf rustig nadenken, kalm en handel efficiënt –> Nee, niet als je dierenarts of paraveterinair bent.
Wij zijn advocaten voor dieren!
Gewonde dieren reageren onvoorstelbaar. Wees op je hoede en gebruik evt. dwangmiddelen ivm bijten/krabben/trappen
Houdt rekening met zoönose, zoals hondsdolheid, tetanusbacterie, coccidiën, schimmels (h/k; huidschimmel zoals ringvorm
via sporen), leptospirose, lyme disease, ornithosis, spoelwormen (h/k; in ontlasting in zandbak via wormeitjes mond binnen),
muilschurft, giardia (h/k; diarree met cyste; aanraking cyste) en kennelhoest/niesziekte (h/k; (in)direct contact via
monddruppelts mond/ogen/neus).
Wat te doen bij een gevonden gewond dier:
Stap 1 – Wie bellen bij een gewond dier door EHBO’er:
1. Politie: verkeer regelen ongelukken (spoed: 112 / geen spoed: 0900-8844)
2. Brandweer: als dieren in een gevaarlijke situatie zitten (bijv. in een sloot, hoge boom, dakgoot, sloot) (spoed: 112 / geen
spoed: 0900-0904)
3. Dierenambulance: voor het vervoer van dieren naar asiel/dierenarts of meldpunt vermist/gevonden dier (tel.: 144)
4. Vergiftigingencentrum: alleen voor hulpdiensten (incl. dierenarts) tel. beschikbaar
5. Amivedi: vrijwilligersorganisatie die vermiste en gevonden huisdieren registreert (tel.: 0900-2648334)
6. Databanken van chipnummers (chipnummer.nl of petbase.eu/nl of ndg.nl of petlook.nl etc.)
7. EHBO’ers/artsen
8. Dierenarts in de buurt
Stap 2 – Anamnese
1) Check met welk dier u te maken heeft (ivm kat meestal geen maagtorsie; een grote hond wel)
2) Check in het oog springende afwijkingen (bijv. poot in afwijkende houding
3) Vraag of eigenaar aanwezig is, zodat hij u kan helpen met het dier. Hij moet wel rustig zijn, anders geen zin. Mocht er
toestemming nodig zijn voor een behandeling kan dat gelijk gevraagd worden
4) Check of dier een penning of koker aan de halsband heeft met een naam en/of telefoonnummer. Laat iemand die persoon
benaderen als de eigenaar er niet is.
5) Stel vragen om een beeld te krijgen vh dier en de situatie (→ de uiteindelijke anamnese):
a) Vraag aan omstanders wat er gebeurd is
b) vraag aan omstanders wanneer het gebeurd is
c) vraag of er sprake is van een ongeluk of is vanzelf gebeurt
d) vraag of het misschien met een bestaande ziekte te maken heeft
e) vraag of de toestand van het dier verslechterd is, dan wel verbeterd
Stap 3 – Benaderen en fixeren
Geen algehele stelregels om een dier te benaderen, want elk soort heeft zijn eigen karakter en die verschilt ook weer. Zorg er altijd voor
rustig en resoluut over te komen en vraag omstanders zich te verwijderen. Maak een afweging hoe erg het dier er aan toe is op het
eerste gezicht en hoe dringend het hulp nodig heeft. Als het weg wilt rennen, staak de poging, wacht af totdat het gekalmeerd is en
waag nog een poging. Lukt het nog niet, wacht totdat de dierenarts er is. Ga er nooit achteraan rennen. Als het dier op de snelweg
staat, is het aan te raden om het er vanaf te krijgen, zonder dat jezelf gevaar loopt. Een dier in stress zal niet hetzelfde reageren als dat
het doet onder normale omstandigheden → onvoorspelbaar
Schuwe dieren: met meerdere personen; 1 trekt de aandacht en de anderen omsingelen het dier onopgemerkt met touw/net/deken.
Indien mogelijk laat dier zich klem lopen in een hoek. (vb: kippen/varkens/runderen).
Agressieve dieren: kenmerken: oren omhoog of naar voren; tegenstander recht aankijken; ontbloten van tanden; zelfverzekerd op je
afkomen; maken zich groter. Ze zijn vaak onvoorstelbaar (bange dieren reageren het tegenovergestelde).Waarschuw dierenambulance,
die heeft vaak goede vang/hulpmiddelen.
Ambivalent gedrag: dieren weten niet hoe te handelen door een combinatie van angst en agressie en zijn daardoor zeer
onvoorspelbaar. Zorg dat jezelf rustig bent en niet nerveus als je ze benaderd.
Autosuggestie: (= zelfsuggestie) eigen gedachten kunnen een positief of negatief effect hebben op lichamelijk/geestelijk welzijn. Sta
stevig op de grond → voel grond bewust → haal rustig adem → ontspan beenspieren → richt aandacht op vast punt → ontspan → sta
rustig en praat met een lage stem → dier zal er op reageren → benader het tot 2 m → doe dat schuin van voren → breng hand
dichterbij → wacht op reactie dier → nog dichterbij als dat kan → tenslotte stevig en kordaat pakken
Bewusteloze dieren: wees alert dat ze plotseling bij kunnen komen als u ze benadert/onderzoekt e.d.. Snuitbandje kan handig zijn.
, Paarden en runderen: grote dieren (met hoorns) die gevaarlijk zijn als ze in paniek zijn. Bel brandweer of politie. Benader
paarden/runderen vanaf links en probeer ze een halster/touw om te doen. Koeien: nader dier → leg hand op de nek vlak achter de kop
→ andere hand pakt onderkaak vast → breng halster/touw aan.
Schapen en geiten: gelijk aan paarden/runderen. Pak ze nooit vast aan hun vacht. Als rammen/bokken gaan stoten, ga plat op de
grond liggen, dan zijn de stoten minder effectief.
Fixeren schaap: Pak met je andere hand de bek van het schaap stevig vast en draai de kop van het schaap naar de schouder. Breng nu
het schaap uit evenwicht door je knie tegen het schaap te drukken en draai mee. Het schaap gaat nu bijna vanzelf op zijn kont zitten.
Pak de voorpoten van het schaap vast en zet het schaap op zijn kont.
Varkens: zijn onvoorspelbaar, agressief, paniekerig, sterk en slim. Benader ze alleen als ze er heel slecht aan toe zijn en niet zullen
aanvallen. Neem een touw mee die u om de bovenkaak vlak achter de hoektanden plaats en trek die goed aan. Jonge biggen kunt u
aan de achterpoot omhoog tillen. Nooit in nekvel pakken of aan de staart
Honden: – kleine honden/katten/dieren: zak/jas over heen gooien, inwikkelen en oppakken → toestand dier mag niet verergeren!
– rustige kleine/middelgrote honden: ene hand onder buik en andere onder borst of ene hand nekvel en andere onder buik
– grote hond: met z’n 2-en tillen: 1 doet de buik, andere de borst of bij 1 pers.: arm om voorpoten en arm onder buik (vlak voor
achterpoten)
a Vangen:
– mbv een strop om de nek → maak die vast aan een boom/muur en onderzoek de hond
– vangstok/wurgstok dat om de hals vd agressieve hond geplaatst wordt
b Fixatie:
– staande/zittende hond: zet hond tussen de benen (vast) en houdt huid vast aan weerszijden vd nek (achter de oren) en trek
iets naar achteren. Niet te ver, anders kan oogbolluxatie ontstaan bij korte snuit- en grote ogenhonden.
– zij-ligging: sta aan kant waar de rug vd hond ligt → pak onderliggende voor- en onderliggende achterpoot vast → trek iets
omhoog → elleboog rust op hals. Met zijn 2-en achterpoten met 2 handen vasthouden + voorpoten 1 hand + andere hand
nekvel. Grote honden nooit over de rug draaien ivm maagtorsie. Doe hond een halsband of riem om
Katten: benader ze rustig met zachte stem en bewegingen en pak ze resoluut vast boven in het nekvel. Als ze verplaatst moeten
worden, laat die hand in nekvel en klem met andere arm het lijf tegen de buik en houdt voorpoten vast.
Fixeren: – zij-ligging: ene hand heeft nekvel vast en trekt kop iets achterover; andere hand houdt beide achterpoten vast
– buikligging: ene hand op schouders en andere hand op het achterlijf → duw beiden stevig op grond/tafel
– zittend: sta achter het dier en pak met elke hand een elleboog vast, terwijl u het lijf wat tussen uw armen klemt
Konijnen: zijn fragiel en kunnen hun rug breken bij wild spartelen met de achterpoten. Pak met 1 hand in het nekvel → met de andere
hand ondersteunt u bovenlangs de romp → klem het dier tegen u aan. Bij verplaatsen ve konijn grijpt u weer in het nekvel en zet het op
de andere onderarm, waarbij kop in holte vd elleboog bevindt → ogen worden zo afgedekt → konijn blijft rustiger
Fixeren: 1 hand in nekvel → andere op achterlijf → druk konijn tegen de grond (geef wel iets mee met hand op achterlijf)
Cavia’s: hebben een zwakke rug; oppakken door ene hand onder de borst en andere hand ondersteunt achterlijf
Fixeren:
– voorhand schept cavia en omvat schouders –> achterhand wordt van boven vastgehouden en achterwaarts gestrekt met andere hand
– buik vrij blijven: zie hiervoor, maar dan met dezelfde greep de voorhand vastpakken
Muizen en ratten: oppakken aan de staartbasis (muv woestijnratjes). Benader ze van voren zodat ze niet schrikken en bijten.
Fixeren: 1) plaats pink/ring-/middelvinger op staart
2) pak met duim+wijsvinger dezelfde hand muis in nekvel (houdt vinger op staart)
3) draai hand om (rug hand wijst naar tafel) → muis ligt in handpalm → pink klemt staart vast
Hamsters: schep ze met de volle hand. Benader ze van voren zodat ze niet schrikken en bijten. Fixeren: Grijp ze in het nekvel
Chinchilla’s: pak ze vast aan de staartbasis. Nooit aan de vacht vastpakken want haren laten dan los (= fur slip)
Fretten: ene hand pakt de hals en de andere hand de staartbasis
Vogels: veel stress kan tot hun dood leiden. Jaag ze niet op. Vogels in hokken het beste te vangen door door ruimte te verduisteren →
vogel zal niet meer vliegen. Velen kunnen ook niet zien in blauw licht. Vang vogels in open lucht met een net, beschadig veren niet.
1) Kleinere vogels: parkieten en kanaries. Benader ze van achteren → pak kaken (niet de keel) tussen duim en wijsvinger →
draai om → rug ligt in handpalm
2) Grotere papegaaiachtigen: sterke snavels en scherpe nagels. Doe handdoek over hand en onderarm → duim en wijsvinger
gespreid (een plooi ontstaat) → benader dier van achteren → pak onderkaak met duim en wijsvinger → vouw met vrije hand
rest handdoek om vleugels zodat die stevig tegen het lichaam aan zitten met de poten naar achteren (evt. ingeval helper: glas
om kop schuiven)
3) Duiven: fixeren door achterlichaam in de handpalm te leggen → duim op rug (omvat zo staart en vleugelpunten) → pootjes
tussen wijs- en middelvinger gestrekt naar achteren
4) Kippen: wijsvinger tussen vleugel dicht tegen vogellichaam aan → duim om ene vleugel → andere vingers om andere
vleugels. Fixeren: opdezelfde manier vastpakken en dan hand omdraaien
5) Grote watervogels: ene hand pak nek aan schedelbasis vast en andere hand/arm draagt het lichaam. Vleugels en lichaam
worden zo tegen u aan geklemd. Pas op voor de kop/snavel. Evt. kop onder de arm plaatsen, zodat de vogel naar achteren
kijkt en met de andere hand de poten vasthouden
Reptielen en hagedissen: (NOOIT aan staart vast pakken, want sommigen laten los)
– grote hagedissen: kop tussen wijs- en middelvinger → andere hand onder buik en houdt zo achterpoten en staart vast
– kleine hagedis: snel benaderen → duim en wijsvinger achter de kop pakken → rest vd vingers onder de buik
– schildpadden: 2 handen aan zijkant van hun schild. Voor medicijnen toedienen is geduld nodig en snel kop pakken als die uitsteekt
– slangen: snel en zonder aarzeling bij de kop pakken → plaats wijsvinger op de kop → andere hand/arm ondersteunt lichaam. Tamme
slangen kunnen onder de buik vastgepakt worden en de andere hand pakt de staartpunt