Bijz. Ovk. – uitwerking jurisprudentie
Week 1 – koop en consumentenkoop
HvJ-EU 04-06-2015, C-497/13 (Faber)
- Essentie
o Termijn klachtplicht
o ambtshalve toepassing of sprake is van consument?
- Feiten
o Faber koopt in mei 2008 een auto bij Autobedrijf Hazet. De koopovk heeft de titel
‘koopovk particulier’. In 18 september 2008 brandt de auto tijdens een rit volledig uit
en daarna afgevoerd naar Hazet. Op verzoek van Hazet is de auto naar een
demontagebedrijf afgevoerd om het daar te laten bewaren volgens de geldende
milieutechnische regels.
o Faber betoogt, wat Hazet betwist, dat partijen bij die gelegenheid de schade en
eventuele aansprakelijkheid van Hazet hebben besproken.
o Begin 2009 (langer dan 2 maanden) hebben partijen telefonisch contact waarin Faber
aangeeft te wachten op het politierapport van de brand, welke, zo later blijkt, niet is
opgemaakt.
o 8 mei 2009 is het betrokken voertuig gedemonteerd, Hazet is hiervan op voorhand in
kennis gesteld. Op 11 mei 2009 stelt Faber Hazet aansprakelijk voor de schade die zij
heeft geleden (auto + aanwezige voorwerpen).
o Op 26 oktober 2010 heeft Faber Autobedrijf Hazet gedagvaard voor de Rechtbank
Arnhem. Ter ondersteuning van haar beroep heeft Faber erop gewezen dat het
voertuig afweek van het overeengekomene en dat er derhalve sprake was van non-
conformiteit in de zin van artikel 7:17 BW. Zij heeft echter niet gesteld dat zij dat
voertuig als consument had gekocht.
o Autobedrijf Hazet heeft zich verweerd door te betwisten dat er sprake was van non-
conformiteit en te betogen dat Faber niet tijdig had geklaagd, waardoor zij op grond
van artikel 7:23, lid 1, BW al haar rechten had verspeeld.
o De rechtbank oordeelt dat het beroep van Autobedrijf Hazet op het bepaalde in
artikel 7:23, lid 1, BW slaagde omdat het eerste (telefonische) contact tussen partijen
pas begin 2009 en derhalve meer dan drie maanden na de brand aan het voertuig
had plaatsgevonden. Die rechter heeft voorts geoordeeld dat in het midden kon
blijven of Faber als consument had gehandeld.
▪ Faber gaat bij het instellen van hoger beroep niet in op dit laatste oordeel
(wel of geen consument)
- Rechtsvraag
o of op grond van het effectiviteitsbeginsel de nationale rechter bij wie een geding
aanhangig is over de garantie die door de verkoper aan de koper is verschuldigd op
grond van een koopovereenkomst inzake een roerende lichamelijke zaak, verplicht is
ambtshalve te onderzoeken of de koper een consument is, ook al heeft die partij zich
niet op die hoedanigheid beroepen.
o Maar ook de vraag of -> Verzetten het effectiviteitsbeginsel, dan wel het met richtlijn
1999/44 beoogde hoge niveau van consumentenbescherming binnen de Unie, dan
wel andere bepalingen of normen van Unierecht zich tegen het Nederlandse recht ten
aanzien van stelplicht en bewijslast van de consument-koper met betrekking tot de
plicht tot (tijdige) kennisgeving van het veronderstelde gebrek van een afgeleverd
goed aan de verkoper?
,- Rechtsregel
o T.a.v. ambtshalve toetsing consument
▪ dat de nationale rechter bij wie een geding aanhangig is over een
overeenkomst die binnen de werkingssfeer van die richtlijn kan vallen,
wanneer hij over de daartoe noodzakelijke gegevens, feitelijk en rechtens,
beschikt of daarover op eenvoudig verzoek om verduidelijkingen kan
beschikken, verplicht is om na te gaan of de koper als consument in de zin van
die richtlijn kan worden aangemerkt, ook al heeft de koper zich niet op die
hoedanigheid beroepen.
o T.a.v. tijdig klachtplicht
▪ Derhalve moet op de vijfde vraag worden geantwoord dat artikel 5, lid 2, van
richtlijn 1999/44 aldus moet worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen
een nationale regel volgens welke de consument de rechten die hij aan die
richtlijn ontleent niet kan uitoefenen dan wanneer hij de verkoper binnen
bekwame tijd op de hoogte brengt van het gebrek aan overeenstemming, op
voorwaarde dat die consument voor die kennisgeving beschikt over een
termijn van ten minste twee maanden na de datum waarop hij dat gebrek
heeft vastgesteld, de kennisgeving die hij moet doen alleen op het bestaan
van dat gebrek betrekking heeft en voor die kennisgeving geen bewijsregels
gelden die het voor die consument onmogelijk of uiterst moeilijk maken om
zijn rechten uit te oefenen.
- Overwegingen
o In verband met het effectiviteitsbeginsel,
▪ Aangaande de vraag of de nationale rechter in die context verplicht is
ambtshalve te onderzoeken of de koper als een consument moet worden
aangemerkt, zij eraan herinnerd dat bij gebreke van harmonisatie van de
procedureregels, de procedureregels voor vorderingen die worden ingediend
ter bescherming van de rechten die de justitiabelen aan het Unierecht
ontlenen, tot de interne rechtsorde van de lidstaten behoren, op voorwaarde
echter dat zij niet ongunstiger zijn dan de procedureregels die voor
vergelijkbare nationaalrechtelijke situaties gelden
(gelijkwaardigheidsbeginsel) en de uitoefening van de door het Unierecht aan
de consumenten verleende rechten niet in de praktijk onmogelijk of uiterst
moeilijk maken (effectiviteitsbeginsel).
o In verband met ambtshalve toetsing
▪ In dit verband moet ervan worden uitgegaan dat het in beginsel aan de
nationale rechter staat de door partijen tot staving van hun aanspraken
aangevoerde feiten en handelingen juridisch te kwalificeren, om vast te
stellen welke rechtsregels van toepassing zijn op een bij hem aanhangig
geding.
▪ Die juridische kwalificatie vormt een noodzakelijke voorafgaande voorwaarde
indien, zoals in het hoofdgeding, de garantie op het verkochte goed waarop
verzoekster zich beroept, door verschillende regels kan worden geregeld,
afhankelijk van de hoedanigheid van de koper.
▪ Een dergelijke kwalificatie betekent op zich niet dat de rechter een
beoordelingsbevoegdheid ambtshalve uitoefent, maar alleen dat hij het
bestaan nagaat en vaststelt van een wettelijke voorwaarde die de
toepasselijke rechtsregel bepaalt.
o Het effectiviteitsbeginsel vereist daarentegen dat de nationale rechter bij wie een
geding aanhangig is over een overeenkomst die binnen de werkingssfeer van die
richtlijn kan vallen, wanneer hij over de daartoe noodzakelijke gegevens, feitelijk en
rechtens, beschikt of daarover op eenvoudig verzoek om verduidelijkingen kan
, beschikken, nagaat of de koper als consument kan worden aangemerkt, ook al heeft
de koper zich niet uitdrukkelijk op die hoedanigheid beroepen. 47 Hieraan moet
worden toegevoegd dat het voor die conclusie geen verschil uitmaakt of de
consument wordt bijgestaan door een advocaat.
HR 05-04-2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8101 (Lundiform/Mexx)
- Essentie
o Uitleg ovk (Haviltex)
o Uitleg overeenkomst gesloten tussen commerciële partijen; maatstaf; taalkundige
betekenis bewoordingen contract; Haviltex-criterium; voorshands oordeel omtrent
uitleg; (tegen)bewijs; stelplicht; ‘entire agreement clause’
- Feiten
o Deze zaak betreft de uitleg van een overeenkomst tussen twee commerciële partijen.
Eiseres tot cassatie, Lundiform, heeft van verweerster in cassatie, Mexx, nakoming
gevorderd van de aanvankelijk mondeling en op 27 november 2007 schriftelijk
vastgelegde overeenkomst, met dien verstande dat Mexx gehouden zal zijn de orders
(tot inrichting van Mexx-winkels bestemde ‘hardware’) die Lundiform op grond van
de overeenkomst in productie heeft genomen af te nemen en Lundiform daarvoor €
1.891.751 te betalen alsmede afname volgens de overeenkomst door Mexx van
zogenaamde ‘slow/non movers (zijnde eerder in voorraad genomen, tot de inrichting
van Mexx-winkels bestemde goederen, die Mexx nog slechts zelden of helemaal niet
meer afnam).
- Rechtsregel
o HR heeft hier weer duidelijk gemaakt wat geldt bij uitleg overeenkomst met
commerciële partijen
▪ Uitgangspunt – grammaticale uitleg -> maar ook omstandigheden geval en
partijbedoeling (Haviltex) -> betekenis die partijen op basis van wederzijdse
verklaringen uit de ovk hebben mogen afleiden.
▪ Omstandigheden die hier rol speelden
• Lundiform had bij totstandkoming geen juridische bijstand gehad
• Ovk is opgesteld door juristen Mexx
o Uitgangspunt = partijbedoeling – wat partijen over en waar van elkaar mogen
verwachten obv gedane mededelingen.
o Wanneer het gaat over commerciële/professionele partijen dan is het idee dat deze
zich hebben laten bijstaan voor die onderhandeling en dus wordt daar meer gewicht
gegeven aan hetgeen taalkundig kan worden afgeleid uit de overeenkomst. Toch
moet er wel rekening gehouden worden met alle omstandigheden van het geval.
Rechter mag dus uitgaan van taalkundige uitleg, maar wanneer één der partijen
betoogd dat die taalkundige uitleg niet overeenstemt met de bedoeling, dan wordt
deze in de gelegenheid gesteld dit toe te lichten.
- Rechtsoverwegingen
- Hof
o Het hof heeft overwogen dat uitgangspunt moet zijn dat het om een commerciële
overeenkomst gaat, gesloten tussen professioneel opererende partijen die over de
inhoud van de overeenkomst hebben onderhandeld, terwijl de overeenkomst ertoe
strekt de wederzijdse rechten en verplichtingen nauwkeurig vast te leggen en dat
onder die omstandigheden aan de taalkundige betekenis van de gekozen
bewoordingen van de overeenkomst grote betekenis toekomt.
o Met betrekking tot door Lundiform gestelde toezeggingen van Mexx voorafgaand aan
het sluiten van de schriftelijke overeenkomst overwoog het hof dat deze zijn
vervallen in verband met art. 9.1 van de overeenkomst, dat luidt dat “This Agreement
constitutes the entire agreement between the parties and supersedes any earlier
, written or oral agreements and agreements made between the parties.” Het hof
merkte daarbij op dat zijn hiervoor geformuleerde uitgangspunt impliceert dat
partijen ook aan een dergelijke ‘entire agreement clause’ gebonden zijn. Ten aanzien
van de ‘slow/non movers’ overwoog het hof dat het niet inzag waarom eerder
gemaakte afspraken met betrekking tot de verouderde voorraden buiten het begrip
‘earlier (…) agreements (…) between the parties’ zouden vallen.
- HR
o De toepasselijkheid van het uitgangspunt in het gegeven geval is onvoldoende
gemotiveerd in het licht van de door Lundiform aangevoerde stellingen, (i) dat
partijen niet over de schriftelijke overeenkomst hebben onderhandeld,(ii) dat
Lundiform bij de totstandkoming van de overeenkomst niet werd bijgestaan door een
jurist, en (iii) dat het modelcontract was opgesteld door het ‘legal department’ van
Mexx. Indien deze stellingen juist zijn, vervalt daarmee de door het hof genoemde
reden om bij de uitleg van de overeenkomst groot gewicht toe te kennen aan de
taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen.
- Ook indien bij de uitleg van een overeenkomst groot gewicht toekomt aan de taalkundige
betekenis van de gekozen bewoordingen — zoals tot uitgangspunt kan worden genomen
als het om een commerciële overeenkomst gaat, gesloten tussen professioneel opererende
partijen die over de inhoud van de overeenkomst hebben onderhandeld, terwijl de
overeenkomst ertoe strekt de wederzijdse rechten en verplichtingen nauwkeurig vast te
leggen — kunnen de overige omstandigheden van het geval meebrengen dat een andere
(dan de taalkundige) betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden
gehecht.
- Beslissend blijft immers de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer
redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien
redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
- De vrijheid om als uitgangspunt groot gewicht toe te kennen aan de meest voor de hand
liggende taalkundige betekenis van de omstreden woorden van de overeenkomst, stelt de
rechter in staat om, vooralsnog zonder een inhoudelijke beoordeling van de stellingen van
partijen, te komen tot een voorshands gegeven oordeel aangaande de uitleg van de
overeenkomst. Vervolgens zal de rechter evenwel dienen te beoordelen of de partij die een
andere uitleg van de overeenkomst verdedigt, voldoende heeft gesteld om tot bewijs dan wel
tegenbewijs te worden toegelaten.
- Indien dit laatste het geval is, is de rechter gehouden deze partij in de gelegenheid te stellen
dit (tegen)bewijs te leveren.
o Een ‘entire agreement clause’ kan een relevante omstandigheid zijn bij de uitleg van
een overeenkomst waarvan deze clausule deel uitmaakt. Welke betekenis aan een
dergelijke clausule toekomt, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval,
waaronder de bewoordingen van de clausule, de aard, de inhoud, de strekking en de
mate van gedetailleerdheid van de overeenkomst waarvan de clausule deel uitmaakt,
en de wijze waarop de clausule tijdens de onderhandelingen ter sprake is gekomen
en onderdeel van de overeenkomst is geworden. De clausule heeft naar Nederlands
recht niet zonder meer een bijzondere betekenis en staat niet zonder meer eraan in
de weg dat voor de uitleg van de in de overeenkomst vervatte bepalingen betekenis
wordt toegekend aan verklaringen die zijn afgelegd dan wel gedragingen die zijn
verricht in het stadium voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst.
HR 11-10-2013, ECLI:NL:HR:2013:CA3765 (Vano/Foreburghstaete)
- Essentie
o Niet-nakoming en remedies
o Schadevergoeding