C&G deeltentamen 2
H8 boek
Hernineringen zijn een constructie uit:
1. Wat er is gebeurd (episodisch->temporaal kwab)
2. Met andere dingen dat zijn geberud
3. Algemene kennis hoe het meestal gebeurd (semantisch)
Autobiografisch geheugen: wat er is gebeurd in mijn leven
Prefrontale cortex-> processeren zelf
Sterk activatie geheugen, ondere andere door zelfreferentie
Vooral ‘transitie’ punten
Reminiscene bump (herinneringbult)-> het fenomeen dat bij mensen >40 , verbeterd
geheugen voor herinneringen bij adolencentie en jong volwassenheid
Drie theorieen waarom dit fenomeen is
Self-image hypothese: de gebeurtenissen die belangrijk zijn om je zelf-beeld te identificeren
(bv ik ben een moeder) gebeuren in de leeftijd rond 15-25
Cognitieve hypothese: perioden met snelle verandering (15-25) die zijn gevold door een
stabiele periode (adulthood) zorgen voor beter encoding en zo beter geheugen
herinneringen (als de snelle veranderingen later in t leven komen geen bumb of kleiner en
later)
Culturele levens script hypothese: eventen die cultureel verwacht worden om te gebeuren n
je cultuur (als huwelijk,afstuderen) kan je beter/gemakkelijker herinneren: vaak positief
Kenmerken
1. Semantisch deel, feiten , algemen kennis
2. Epsodisch, ervaringen, specifieke delen
3. Multidimensioneel
Spatiele component
Emotionele component
Sensorische componenten: bv visueel geheugen (met schade ook moeilijker
ophalen)
Ook zelf-relecte, visuele imagery: gedetailleerd
4. Sommige eventen herinner je beter dan andere
Geheugen exceptionele gebeurtenissen
Emotionel-> vooral activiteit amygdala-> amygdala versterkt activiteit hippocampus-> betere
retrieval, zorgt ook voor betere consolidatie (door cortisol)
De cortisol moet wel subsequent zijn met de stimuli (dus de stimuli moet ook emotionele
waarde hebben) (consolidatie deel)
Kan ook voor verslechtering geheugen zorgen aangezien je dan aandacht focust op één
stimuli en de rest niet herinnert (bv bij een crime scene)
Neutrale-> vooral activiteit hippocampus
,Flashbulb herinneringen
Flush bulb memories: long lastig gedetailleerde geheugen, met hoge emotionele impact, kan gaan
over het horen van event en niet specifiek het event zelf gedeeld mt een groot publiek zoals 9/11
Niet persee speciaa, je kan ze niet beter herinneren dan andere met accurratie, echter denk
je wel dat je het beter kan herinneren en jezef terug kn brengen naar dat moment
Repeated recall: de vergelijking tussen de recall van toen het net gebeurd wat en een paar jaar later
(om accuratie te meten)
Bij flashbulb, ze zijn gedetailleerd, maar minder en vaak mider accuraat, je veranderd de info
Conclusie emotie: emotie verbetert herinnering algemene kenmeren, ipv details
Narrative rehearsal hypothese: je herinnert flash bulbs niet door een speciaal mechanisme, maar
omdat het herhaaldelijk wordt geactiveert, door bv sociale media
Constructive nature= wat er is gebeurd+ attribties (kennis/ervarngen/verwachtingen)
Repeated reproductie: steeds langere ntervallen ophalen
Source monitoring: bron achterhalen van ons herinnergen/kennis/beliefs
Source monitoring error/misattribution: verkeerde bron -> onbewust
Cryptoamnesia: onbewust plagiaat van andere; mentale illusie
‘becoming famous over night’ -> misattributie source bij labelen famous mensen dat ze gw
bekend zijn en je het daarom weet (terwijl je t 24 uur geleden niet wist)
Hoe echte wereld kennis geheugen beïnvloedt
Pragmatic inference: je vult een woord in , in een zin omdat je dat woord verwacht en op basis van je
kennis, terwijl er eigenlijk een ander woord staat
Bv: van de boekenkast wankelde maak je ater de boeken kast viel om
Schema: gebruik je om dingen te herinneren op basis wat past bij de situatie(ooknal klopt t
niet altijd )
Von Restorff effect: dingen die totaal niet in je schema passen, erg onverwachts herinner je
beter.
Schema acties= script
Critical lure: je denkt iets te herinneren wat er niet was omdat dat de items verbind
Bv bed,kussen,deken -> en je herinner ook slaap
,Geheugen kn worden bewerkt door suggestie
Misinformatie effect: misleidende informatie net na een gebeurtenis, zorgt ervoor dat je het anders
herinnert, onbewust erg subtiel
Bv verschil snelheid door de vraag hoe het gesteld is bv hoger bij ‘smashed’ ipv ‘contacteren’
Twee theorieën hoe het in ze werk gaat
1) Retroactieve interferentie
2) Misattributie source monitoring: je denkt dat wat iemand tegen je zegt waar is en dat je dat
zelf heb gezien, terwijl je het eigenlijk voor het eerst hoort van diegene maar dt heb je niet
door
Valse herinneringen creëren
Doordat je iets implementeert dat je zou moeten herinneringen, eerst zeg je kan ik niet herinneren,
daarna paar dagen later wanneer er weer wordt gevraagd kan je het opeens herinneren, door
familiarity , en door source misattributie ben je ervan overtuigd dat het vanuit jou komt, terwijl het in
werkelijkheid nooit gebeurd is.
Weapon focus effect: ooggetuigen kunnen door de aandacht op het wapen geen details geheugen
over de dader (fear respone of orienting response (omdat het niet in je schema past))
Misidentificatie door familiarity
Misattriubutie source waarvan je hem kent
Post identificatie feedback effect: door de feedback die je krijgt nadat je iets heb gezegd ben je
zekerder van je zaak
, 12.3
Neurons that are near to eachother wire together
Hebbian synapse
Verhoogde effectiviteit actiepotentiaal (B) door Door samenwerking presynaptisch en
postsynaptisch neuron (A&C)
De verbinding met A en B is te zwak voor een actiepotentiaal, door A&C (sterkere connectie),
wordt de Connectie mt A en B sterker en uiteindelijk C niet meer nodig
Belangrijk klassieke conditionering
Operante conditionering en klassieke= assoviative learning
Observational learning is the process of learning by watching the behaviors of
others
Non-associative learning
Habituation: verzwakt respons herhalende stimulus, met geen andere veranderingen in andere
stimuli; verandering synaps sensorisch en motor
Voorwaarde: het levert geen voordeel/nadeel op
Sensitization: verhoogde reactie milde stimuli, door een intense stimulus ( bv als je opeens ernstige
pijn hebt ben je gevoeliger voor andere onverwachtse stimuli)
Facilitering interneuron : de vrijgelaten serotonine afgeeft aan meerdere cellen, dit blokeert
de kalium kanalen, minder snelle repolarisatie: geeft langer neurotransmitters af -> hogere
reactie
Voorwaarde: het is een schadelijke stimulus (nadeel)
Long term potentiation: doordat het neuron is gebombadeerd met stimuli is het meer sensetief voor
opeenvolgende zwakkere stimuli