!
Samenvatting van de theorie uit werkcollege 1-5 en uit het eerste deel van de reader voor de eerste schriftelijke toets van de cursus Statistische Methoden.
Inleiding
Empirisch onderzoek:
1. Voorbereidingsfase
2. Empirische fase
3. Rapportage
Aselecte steekproef: inductieve statistiek, als er geen sprake is van een aselecte
steekproef moeten we ons beperken tot beschrijvende statistiek.
Betrouwbaarheid= de nauwkeurigheid van de meting. Als we naar leeftijd vragen is
dit betrouwbaar, iedereen weet zijn eigen leeftijd. Maar als we naar netto inkomen
vragen doen mensen een schatting en weten het niet precies. Hierdoor ontstaan
toevallige meetfouten.
Geldigheid= de juistheid van het meetinstrument. Is het rapportcijfer een valide
instrument voor het meten van intelligentie? Of is er een betere manier? Sommige
begrippen zijn moeilijk te operationaliseren, zoals sociale cohesie of
milieubewustheid, dit noemen we constructen.
Hoofdstuk 1
Beschrijvende statistiek= houdt zich bezig met het ordenen en presenteren van
gegevens in overzichtelijke tabellen en grafieken. En met het samenvatten van deze
gegevens door middel van statistische maten.
meestal maak je eerst een frequentiepolygoon, om het vervolgens te analyseren of
samen te vatten in statistische maten (centrum, spreiding en scheefheid). Dan kan
ook nog statistische samenhang onderzocht worden in een kruistabel.
Inductieve statistiek= als de hele onderzoeksgroep of populatie te groot is om in
zijn geheel te onderzoeken, gebruiken we een steekproef. Er moet sprake zijn van
een aselecte steekproef, zodat het een representatieve afspiegeling van de populatie
is.
door middel van statistische toetsing onderzoeken we of de steekproefuitkomsten
significant zijn voor de hele populatie. We kunnen met een statistische toets ook
schatten door het betrouwbaarheidsinterval uit te rekenen.
Verzamelde onderzoeksgegevens worden vaak weergegeven in een datamatrix. De
matrix bestaat uit:
Onderzoekseenheden/cases= de groep waarvoor we in het onderzoek
uitspraak willen doen. Afgebakend door één of enkele gemeenschappelijke
kenmerken.
Variabelen= de kenmerken of eigenschappen van de onderzoekseenheden.
Waarden= de waarden die gemeten zijn in het onderzoek (man/vrouw, leeftijd
tussen 0 en 110).
Let bij het maken van een tabel altijd op titel en bronvermelding!
, Meetschalen: geeft informatie over het type gegeven en bepaalt welke statistische
technieken gebruikt mogen worden.
1. Nominaal= beperkt aantal categorieën die allesomvattend en wederzijds
uitsluitend zijn. Alle categorieën zijn gelijkwaardig. (geslacht, bedrijfstype).
2. Ordinaal= net als nominaal allesomvattend en wederzijds uitsluitend, maar ze
staan in een zinvolle volgorde (rangnummers, bedrijfsgrootte).
3. Interval= de meetwaarden zijn getallen. De verschillen tussen de getallen
liggen vast en hebben een kwantitatieve betekenis. GÉÉN absoluut nulpunt en
ze kunnen dus NIET op elkaar gedeeld worden (geboortejaar, temperatuur)
4. Ratio= net als interval zijn de meetwaarden getallen, maar er hier WEL sprake
van een absoluut nulpunt.
= Kwalitatief
= Kwantitatief
Door interval of ratiogegevens in te delen in klassen maak je er ordinale gegevens
van!
Andere indelingen:
Nominaal en ordinaal kunnen ook wel categorisch genoemd worden. Interval
en ratio kunnen numeriek genoemd worden.
Dichotome/binaire variabelen zijn variabelen met maar 2 categorieën
(man/vrouw, jong/oud). Het aandeel van een categorie wordt een proportie of
fractie genoemd.
Discrete variabelen zijn variabelen die slechts een beperkt aantal waarden
kunnen aannemen (gehele getallen; aantal kinderen of huishoudens).
Continue variabelen zijn numerieke variabelen waarbij de mogelijke
uitkomsten een continue schaal vormen (inkomen, reistijd). Leeftijd is officieel
een continue variabele, maar omdat we vaak per jaar spreken worden ze vaak
als discreet beschouwd.
Causaliteit
Als we de afzonderlijke variabelen onderzoeken (studieuren per week) dan spreken
we van univariate analyse. Als we de samenhang tussen twee variabelen
onderzoeken spreken we van bivariate analyse. Bij meer dan twee variabelen
spreken we van multivariate analyse.
Bij causaliteit is er sprake van een oorzaak-gevolgrelatie. Oorzaak = onafhankelijke
variabele, gevolg = afhankelijke variabele.
Zie schema p.19 voor conceptueel model bivariaat(wederzijds) en multivariaat.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper md16. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,48. Je zit daarna nergens aan vast.