Beste (mede)student,
In dit document vindt u tweede (‘oude’) oefententamens met zowel de vragen, als de antwoorden
van het vak Strafrecht 2.
De enige manier om te controleren en zeker te zijn van het tentamen, is door het maken van
oefententamens (‘echte oude tentamens’). Alleen dan kunt u uw kennis op een goede
manier toetsen en merken wat nog ‘lastig’ is, zodat u daar nog de nodige aandacht aan kan geven
en de focus op kan leggen. Het is vooral een hele effectieve en efficiënte manier van leren,
omdat het u inzicht geeft in uw kunnen. Daarnaast krijgt u een goed beeld van wat qua
argumentatie van u wordt verwacht, wat ook érg belangrijk is. U kunt het nog zo goed weten, u
moet ook alle stappen doorlopen die de docenten willen terugzien, om alle punten voor de vragen
te behalen. Kortom, deze oefen tentamens zullen erg bruikbaar voor u zijn en u zult er erg veel
profijt van hebben. Veel succes met uw tentamen
Alvast veel succes!
1
,Tentamen vragen Strafrecht 3, 17 december 2013 (1e kans)
Motiveer uw antwoorden, zo nodig onder verwijzing naar relevante wetsbepalingen en
rechtspraak.
1. Lees onderstaand fragment van een vonnis.
Rechtbank Oost-Brabant, 5 juli 2013
…
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 31 oktober 2012 te Eindhoven als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Fakkellaan (gekomen ter hoogte van de
(T-)kruising Fakkellaan met de Vijfkamplaan), zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend,
- over genoemde Fakkellaan te rijden en/of de (T-)kruising met de Vijfkamplaan te naderen en/of
- terwijl op de Fakkellaan (in de (rij)richting van verdachte) (vlak voor de (T-)kruising) bord model G11
(Verplicht fietspad), van Bijlage I van het RVV 1990 is geplaatst en/of terwijl ter hoogte van genoemde
(T-)kruising (op/over de Fakkellaan) een fietsoversteekplaats is gelegen en/of
- terwijl zij, verdachte, zag dat een fietser de fietsoversteekplaats (gelegen op/over de Fakkellaan)
naderde,
- zonder te stoppen en/of af te remmen de genoemde fietsoversteekplaats (geheel of gedeeltelijk) op te
rijden/te passeren en/of
- (daarbij) geen voorrang te verlenen aan een op genoemde fietsoversteekplaats voor verdachte (gezien
haar rijrichting) van rechts komende fietser
- waardoor, althans mede waardoor, een aanrijding/botsing is ontstaan met/tussen het door haar,
verdachte, bestuurde motorrijtuig en laatstgenoemde fietser, waardoor de fietser (genaamd [slachtoffer])
werd gedood (art. 6 WVW 1994).
Bewijs
Inleiding
Op 31 oktober 2012, omstreeks 15:45 uur, rijdt verdachte als bestuurder in een personenauto over de
Fakkellaan te Eindhoven in de richting van de Estafettelaan. Op het kruisingsvlak met de Vijfkamplaan,
alwaar een fietsoversteekplaats is gelegen, verleent verdachte geen voorrang aan een van rechts komende
fietser waardoor een aanrijding ontstaat tussen de door verdachte bestuurde personenauto en de fietser. De
fietser, [slachtoffer], overlijdt aan de gevolgen van de aanrijding.
Met betrekking tot de schuldvraag zijn de navolgende verklaringen van belang.
Verdachte heeft bij de politie verklaard (letterlijk):
‘Op de Fakkellaan ter hoogte van de Politieschool is een kruising, met een weg van rechts. Ik rijd daar
vaker en ik weet dat daar altijd veel verkeer uitkomt en ik goed op moet letten. Ik rijd daar nooit hard. Ik
weet dat ik moet stoppen voor het verkeer wat uit deze straat komt. Ter hoogte van deze kruising keek ik
de straat in en zag op een behoorlijke afstand wel een auto aankomen. Ik zag ook een fietser aankomen;
deze fietser bevond zich op het fietspad. Ik zag dat dit een flinke man was en ik zag dat deze man zich
nog voor het kruisende fietspad bevond. Opeens hoorde ik een klap, waar ik erg van schrok. Door de klap
remde ik en heb ik mijn auto gestopt.’
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij nooit de fietser kan hebben aangereden waarover
zij bij de politie heeft verklaard en die zij heeft gezien voordat zij het kruisingsvlak opreed.
2
, Die fietser bevond zich op dat moment namelijk op circa 20-25 meter afstand van het onderhavige
kruisingsvlak op het fietspad van de Vijfkamplaan ter hoogte van de Politieschool. De fietser die
verdachte toen heeft gezien kan nimmer zo snel het kruisingsvlak op zijn gereden. Aldus moet verdachte
een andere fietser, een fietser die zij totaal over het hoofd heeft gezien, hebben aangereden.’
…
Het oordeel van de rechtbank.
Op basis van de zich in het dossier bevindende stukken valt niet uit te sluiten dat verdachte een andere
fietser heeft gezien dan degene die zij heeft aangereden en waarvan zij heeft verklaard dat zij deze níet
heeft gezien. De versie van verdachte kan bezwaarlijk als onaannemelijk terzijde worden geschoven.
Uitgaande van deze versie heeft verdachte geen voorrang verleend aan een verkeersdeelnemer die zij
voorafgaande aan de aanrijding niet heeft gezien. Uit de processtukken en het verhandelde ter
terechtzitting is niet gebleken van enig onverantwoord verkeersgedrag van verdachte kort voor de
onderhavige aanrijding. De rechtbank komt tot het oordeel dat van een aanmerkelijke mate van schuld in
de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 geen sprake is. Verdachte dient dan ook te worden
vrijgesproken.
…
Vraag 1 Heeft de rechtbank verdachte terecht vrijgesproken? (4 pt)
2. Bij een routinecontrole door de politie wordt in de auto van Tom een vat met daarin de
extreem licht ontvlambare stof methylcyclohexaan aangetroffen. De (fictieve) Wet gevaarlijke
stoffen bepaalt dat het ‘opzettelijk voorhanden hebben van methylcyclohexaan’ een misdrijf is.
Het (niet-opzettelijk) ‘voorhanden hebben van methylcyclohexaan’ is een overtreding.
Tom wordt vervolgd en de officier van justitie legt hem ten laste:
- Primair: opzettelijk voorhanden hebben van methylcyclohexaan
- Subsidiair: voorhanden hebben van methylcyclohexaan
Ter zitting voert Tom het volgende verweer: “Ik wist helemaal niet dat er methylcyclohexaan in
dat vat zat. Ik dacht dat er onschuldig spul in zat. Een vriend van me heeft een handeltje in van
alles en nog wat. Hij had me gevraagd om dat vat bij een koper af te leveren omdat ik daar toch
in de buurt kwam. Ik heb hem verder niks gevraagd. Maar ik kon toch niet weten dat het om
gevaarlijk spul ging?”
Vraag 2 Tot welke einduitspraak zal de rechter komen indien hij geloof hecht aan Toms
verklaring voor zover inhoudende dat Tom niet wist dat er methylcyclohexaan in
het vat zat? (5 pt)
3. Stel: de rechter komt tot een veroordeling ter zake van het subsidiaire feit.
Vraag 3 Dient de rechter in zijn vonnis op het verweer in te gaan? (2 pt)
3