KENNISBASISTOETS NEDERLANDS
SPELLING
Waarom schrijven we woorden zoals we ze schrijven?
- Fonologisch principe klank/gehoor
o Je schijft het woord zoals je hem hoort: maan m/aa/n/
- Morfologisch principe vorm;
o Regel van gelijkvormigheid (je schrijft een woord steeds op dezelfde
manier: hond-honden)
o Regel van overeenkomst (als woorden op dezelfde manier worden
gevormd, worden ze ook op dezelfde manier geschreven: grootte-lengte)
- Etymologisch principe herkomst
o De geschiedenis van een woord is bepalend voor de schrijfwijze. We maken
in onze schrijftaal verschil tussen ij en ei omdat er vroeger
uitspraakverschillen bestonden.
- Syllabisch principe klankdeel;
o Verenkelingsregel (poot-poten)
o Verdubbelingsregen (pot-potten)
Spellingsstrategieën
- Directe spellingsstrategie
- Indirecte spellingsstrategie:
o Fonologische strategie (luisterwoorden)
o Woordbeeldstrategie (weetwoorden)
o Regelstrategie (regelwoorden)
o Analogiestrategie (net-alswoorden)
o Hulpstrategie
Sheet voortgezet spellen
,Spellingscategorieën
- Criteria voor het ordenen van leerstof:
o Frequentie van woorden
o Moeilijkheid van woorden
o Indeling in spellingscategorieën (groepen woorden met dezelfde
spellingsmoeilijkheid)
- Veranderlijke woorden (loop-liep)
- Onveranderlijke woorden (brand-brandde)
Een indeling in een kleiner aantal veelomvattende spellingscategorieën levert het
Expertisecentrum Nederlands:
Clusters van medeklinkers (schr-, -rnst)
Specifieke spellingspatronen (-uw, -eeuw, -oei, -nk)
Woorden met historisch afgeleide schrijfwijzen (ei/ij, au/ou, c/k)
Woorden met open en gesloten lettergrepen (bomen – bommen)
Samenstellingen (inclusief tussen -n en -s: pannenkoek, stationsstraat)
Meervouden en verkleinwoorden (schip-schepen, duim-duimpje)
Achtervoegsels (gevaarlijk-heerlijk, aardigheid-volledigheid)
Woorden met apostrof (komma’s, thema’s)
Woorden met deelteken (trema) en koppelteken (ideeën, Noord-Brabant)
Taalregels op verschillende niveaus:
1. Fonologisch niveau:
Hierbij letten we op de klankaspecten. Fonemen brengen betekenisverschil tussen
de woorden te weeg. Maan heeft twee fonemen, man heeft één foneem. Ook
assimilatie is van invloed op de fonologie. Hierbij heeft de ene klank invloed op de
andere klank, zo spreken wij nestje uit als nesje. Daarnaast hebben het
woordaccent, de klemtoon, de zinsaccent en de zinsmelodie invloed op de
fonologie.
2. Morfologisch niveau:
Hierbij wordt gekeken naar hoe de woorden zijn opgebouwd. Het houdt zich bezig
met morfemen. Er zijn vrije en verbonden morfemen. Morfemen zijn de kleinste
betekenis dragende eenheden in een woord. Fietsbel heeft twee vrij morfemen
fiets en bel. Jongens of prachtig is een gebonden morfeem, de s van jongens en de
ig van prachtig zijn geen betekenis dragende eenheden, hierdoor zijn dit
gebonden morfemen.
Ook wordt er gekeken naar samenstellingen, afleidingen, verbuigingen en
vervoegingen.
o Samenstellingen: twee betekenis dragende woorden die samen een nieuw,
betekenisvol woord vormen. Fietsbel = fiets + bel
o Afleiding: een woord dat is ontstaan uit een ander woord weigering,
weigering is ontstaan uit het woord weigeren
o Verbuiging: een verandering van de uitgang van het woord volgens de
grammatica groot-grote, hoog-hoge
o Vervoegingen: verbuiging van een werkwoord
, 3. Syntactisch niveau:
Hierbij wordt er gekeken naar de opbouw van de zinnen. Er wordt hierin een
onderscheid gemaakt in woordsoorten, woordgroepen en zinsdelen. Ook wordt er
gekeken naar de zinstypen. Deze zijn te onderscheiden in drie verschillende
zinstypen:
o De mededelende zin: hierbij deel je iets mee
o De vragende zin: hierbij vraag je iets
o De gebiedende zin: hierbij geef je een bevel of opdracht
Ook wordt er gekeken naar de actieve/bedrijvende zinnen en passieve/lijdende
zinnen. Daarnaast ook naar de directe reden (pak die pen op) en indirecte reden
(zij zei, dat ik die pen moest pakken).
4. Semantisch niveau:
Hierbij kijken we naar de betekenis van de woorden. Er wordt hierbij gekeken naar
antoniemen. Antoniemen zijn woorden met een tegengestelde betekenis (licht-
donker). Ook wordt er gekeken naar synoniemen (auto-wagen). Dan wordt er ook
gekeken naar homoniemen, dezelfde worden met verschillende betekenissen
(bank). Ook wordt er gekeken naar hyponiemen, woorden of een woordbegrip
(echtgenoot is een hyponiem van man, rood is een hyponiem van kleur). Als
laatste wordt er gekeken naar polysemie, een woord met meerdere betekenissen
(steen kei, edelsteen of steen op graf).
5. Pragmatisch niveau:
Hierbij gaat het om de taalgebruiksregels. Het taalgebruik wordt beïnvloed door
verschillende dingen. Het kan zijn door de spreektaal vs de schrijftaal. Door het
onderwerp waar het over gaat, op school, op werk of een alledaags gesprek. Ook
hangt het taalgebruik af van de sekse en de tekstsoort, een twitterbericht of een
sollicitatiegesprek.
6. Orthografisch niveau:
Hierbij wordt gekeken naar het schrift. Hierbij is de spelling belangrijk. Het
orthografisch niveau hangt samen met de andere niveaus van taal. Er wordt
gekeken naar homofonen en homografen. Homofonen zijn woorden die hetzelfde
klinken, maar je anders schrijft ( moed en moet). Homografen zijn woorden die
hetzelfde klinken en die je ook hetzelfde schrijft ( bank en bank).