Het is een samenvatting van een deel van het boek Bouwkunde deel 1 en het gehele boek Bouwkunde deel 2. Het is een samenvatting van het vak Bouwkunde A, wat onderdeel uit maakt van de minor Makelaardij.
Bouwkunde deel 1 H1
Geschiedenis
Paragraaf 1.1 Het ontstaan van de voorschriften
Het neerzetten van bouwwerken was in de middeleeuwen al aan voorschriften gebonden. Meestal
was dit gericht op stedebouwkundige orderning en de brandveiligheid. Het jaar 1874 was het jaar van
de Vestingwet. De steden hadden de verplichting hun verdedigingswerken in stand te houden, of, als
men de stad ging uitbreiden, nieuwe verdedigingswerken aan te leggen. Woningen werden massaal
gebouwd, vaak van slechte kwaliteit. Een aantal juristen heeft toen een rapport geschreven over dit
probleem. Daardoor kwam er in 1901 de Woningwet. In 1902 werd deze van kracht. Deze wet regelde
in grote lijnen de volgende onderwerpen:
1. Eisen betreffende de gemeentelijke bouwverordening;
2. Voorschriften omtrent sloop, gebruik en onderhoud van gebouwen;
3. Voorschriften omtrent tijdelijke bebouwing;
4. Controle van het bestaande woningbestand;
5. Voorschriften omtrent verbeteren van bestaande woningen;
6. Onbewoonbaarheid van woningen;
7. Subsidiëring van woningen (woningwetwoningen);
8. Regelgeving omtrent de volkshuisvesting;
9. De taken van het gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht.
Bouwverordening
Voortaan was het de burger niet meer toegestaan om naar willekeur te gaan bouwen of te
verbouwen zonder een bouwvergunning van het college van burgemeester en wethouders. Ook
kreeg dit college de bevoegdheid verbeteringen of reparaties aan bestaande huizen af te dwingen
d.m.v. een aanschrijving. Aan de basis hiervan lag de gemeentelijke bouwverordening. Tegelijk met de
woningwet werd de Gezondheidwet van kracht.
De overheid is vrijwel voortdurend bezig met de wet- en regelgeving en dat blijkt ook wel uit de vele
tussentijdse herzieningen op de Woningwet van 1901. Met name op stedenbouwkundig en
planologisch gebied schoot de wet tekort. Daarom werd in 1962 een nieuwe bouwwetgving van
kracht die enerzijds bestond uit de Wet op de Ruimtelijke Ordening en anderzijds uit de Woningwet
1962. Deze wet verplichtte de gemeenten tot het baststellen van een geheel nieuwe
bouwverordening. Dit was de Modelbouwerorderning 1965. In 1989 is er een tweedeling onstaat die
bekend is geworden als het bouwbesluit.
Bouwbesluit
Het Bouwbesluit bevat:
1. De niet-technische voorschriften (MBV 1992). Hier staan regels in m.b.t:
a. Het aanvragen van een bouwvergunning
b. Het intensiever en actiever beleid voeren ten aanzien van de welstand
c. Het gescheiden afvoeren van bouw- en sloopafval
d. Onderzoek naar bodemverontreiniging.
2. De technische voorschriften.
a. Afmetingen van trappen
b. Eisen waaraan installaties moeten voldoen etc.
,Met ingang van augustus 2001 is het huidige Bouwbesluit van kracht geworden. Hierin zijn de
voorschriften vastgesteld m.b.t het bouwen van bouwwerken uit het oogpunt van veiligheid,
gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu.
Paragraaf 1.2 geschiedenis van het bouwen
De resten van de oudste huizen die in ons land gevonden werden, dateren van ongeveer 4000 voor
onze jaartelling. Het huis dat toen het meest gangbaar was, was het “hallenhuis”. Omstreekt het
begin van onze jaartelling ontwikkelde zich een driebeukig hallenhuis. Maar de palen die toen in de
grond gestoken wrden rotten echter boven het grondwater weg en braken spoedig af. Dat probleem
werd ongeveer in het jaar 1000 opgelost door de staanders op poeren of neuten te plaatsen.
Kenmerkend voor de periode van de renaissance is de combinatie van de heldere rode bakstenen
muren, aangevuld met zandsteen voor alle sierende details. In de 17e eeuw kwam in Europa de Barok
sterk in opkomst. In Nl werd dat geremd door strenge calvinistische opvattingen. Daarom wordt deze
bouwstijl ook wel het Hollands Classicisme genoemd. In de 18e eeuw wordt het bouwen minder.
Rond 1860 kwam ook in Nl de industrilaisatie goed op gang. Daardoor begon de economie er ook
weer bovenop te komen. Gevolg was dat er vele mensen van het platteland naar de steden trokken
waardoor er te weinig woningen waren. Gevolg was toen weer de zogenoemde ‘revolutiebouw’. De
wijken kregen lange, rechte smalle straten, zonder groenvoorziening. Pas na 1850 kwam er een
wezenlijke versndering in de bouw. Rond 1900 werden bijvoorbeeld de eerste
centraleverwarmingsinstallaties geplaatst. De verschillen tussen arm en rijk waren in de 19e eeuw
schrijnend. De WO1 veroorzaakte een schaarste aan grondstoffen. Het woningtekort nam toe en de
overheid greep in door het uitkeren van subsidies voor huren. Er werden overal opdrachten verstrekt
voor het bouwen van grote aantallen woningen. Er was sprake van massaproductie. Dit kon bereikt
worden door rationeler te gaan bouwen en bijvoorbeeld beton toe te passen. Ook het comfort werd
in deze tijd verbeterd. Na de eerste jaren van WO2 ontstond er een enorme woningnood, maar
helaas ook een tekort aan bouwmaterialen. Veel woningen hadden schade opgelopen en toen kwam
herstel en nieuwbouw een beetje op gang. in het jaar 1973 was er de oliecrisis. Wat de
energiehuishouding betreft zijn er drie hoofdgroepen te onderscheiden in bouw:
1. Bouwwerken moeten zo weining mogelijk warmteverlies hebben;
2. Gebruik van alternatieve energie moet mogelijk zijn;
3. Gebruikmaken van warmteterugwinning.
Paragraaf 1.3 bouwstijlen
De belangrijke bouwstijlen zijn:
- Romaanse stijl (1100 – 1200) - 20e eeuw
- Gotische stijl (1100 – 1500) - Amsterdamse School (1910 – 1930)
- Renaissance (1400 – 1650) - De Stijl, Kubisme (1910 – 1930)
- Barok (1600 – 1750) - Moderne Bouwkunst
- 19e eeuw a. Structuralisme (1960 – 1980)
- Judendstil (1890 – 1930) b. High Tech (1980)
Romaanse stijl
Er zijn drie centra te onderscheiden:
1. Zuid Limburg
2. Utrecht
3. Friesland en Groningen
,De bouwkunst werd in deze tijd vooral beheerst door het kerkelijk leven. Het werd vooral uitgevoerd
door monniken. Zij bouwden eigenlijk alleen religieuze gebouwen van steen. Romaanse bouwwerken
kenmerkten zich door een duidelijke plattegrond met een geometrische vorm. Vaak had het een
vierkant als basis. Het uiterlijk was te herkennen aan strakke contouren en zware muren.
Lichtopeningen waren klein, en afgewerkt met een rondboog. In Groningen en Friesland vindt je een
karakteristieke baksteenbouw. Dat had te maken met het feit dat er veel klei te vinden was. Uit de
romaanse bouwstijl ontstond de Gotische Bouwstijl.
Gotische stijl
Bouwkundig gezien kwam er een functieverdeling. Dat wil zeggen dat de
drukkrachten van de gewelven op enkele punten geconcentreerd worden. tussen
deze punten kon men grote ramen construeren. De vierkante plattegrond maakte
plaats voor een rechthoek. De spitsboog veheerst de vormgeving. Gotiek is vooral
een kerkstijl, maar ook in de burgerlijke bouw wordt deze stijl toegepast.
Renaissance
Dit betekent wedergeboorte. De Hollandse renaissance is meer een
ornamentenstijl, waarbij kleur en ornament aan de gevels hun karakteristieke
uiterlijk geven. het zijn smalle, met de topgevel naar de straat gekeerde panden
die het straatbeeld hiermee beheersen. Karakteristiek zijn de kruisvensters,
trapgevels en de afwisseling tussen natuur- en baksteen.
Barok
De Barokstijl wordt ook wel een classicistische bouwstijl genoemd, omdat in
ons land een strenge (protestantse richting werd gevolgd). Het frivole
verdween en maakte plaats voor een grauwe, met natuursteen beklede, gevel.
Kenmerkend zijn de klassieke gevelvormen met pilasters over de volle
gevelhoogte. Er kwamen ook zolders. Het ging om smalle huizen.
Bouwkunst in de 19e eeuw
Er traden grote veranderingen op. er werd een nieuw materiaal toegepast:
het ijzer. Ondanks alle vernieuwingen bleef het classicisme zich handhaven
en werden zelfs klassieke bouwwerken gekopieerd. Er ontstaat de Neo-
stijlen.
Jugendstil
Dit heeft in NL niet veel opgang gemaakt. Er ontstond de reactie op het uitbundig
decoreren van gebouwen. Het kenmerkt zich door sierlijk metselwerk, met
verschillende gevelafwerkingen, inpandige balkons en verschillende
boogconstructies.
Bouwkunst in de 20e eeuw
Berlage was de eerste Nl architect die de moderne bouwkunst vorm gaf.
, Amsterdamse school (jaren 1920)
Expressionisme was nauw verwant met deze kunstvorm. Er werd
hoofdzakelijk met baksteen gewerk.
Moderne bouwkunst (vanaf 1930)
Met het ontstaan van de amsterdamse school ontstond de stijlgroep.
Men werkte met witte vlakken en de primaire kleuren.
Bekende architecten van nu zijn: Aldo van Eyck, Herman Hertzberger,
Wim Quist en Pieter Blom.
Paragraaf 1.4 woningtypen
Het aantal woningtypen is na de WO2 sterk uitgebreid. Er zijn 3 hoofdgroepen:
1. Laagbouw (vrijstaande woningen en geschakelde woningen)
2. Etagebouw (portiekwoningen)
3. Hoogbouw (flats etc)
Laagbouw
Vrijstaand woningen zijn: bungalows, villa’s, land- en herenhuizen en vrijstaande eengezinswoningen.
Geen vrijstaande woningen zijn: twee-onder-1-kap, rijenhuizen, boven- en benedenwoningen,
duplexwoningen en drive-inwoningen.
Bungalows komen in vele vormen voor. Het is 1 woonlaag met een dak. En semi-bungalow heeft wel
no geen extra verdieping. Ook een patiowoning is een voorbeeld van een bungalow. Het is zo
gemaakt dat er een binnenplaats ontstaat. Verschil tussen een villa en een landhuis is dat een
landhuis in een vrije omgeving staan. Duplexwoningen zijn vlak na de oorlog veel gebouwd. Dit is een
tijdelijke boven- en benedenwoning. Ze hebben 1 gezamenlijke voordeur. Achter de voordeur
bevinden zich dan weer 2 deuren. Drive-in-woningen hebben op de begane grond een garage en zijn
eengezinswoningen.
Hoogbouw
Een portiekflat bestaat uit een trappenhuis waarin bordestrappen zijn aangebracht. Bij 4 woonlagen
horen dus 8 toegangsdeuren. Bij een galerijflat zijn veel woningen via de galerij bereikbaar. Splitlevel-
woningen hebben verdiepingen die telkens een niveauverschil hebben van een halve verdieping.
Maisonnettes zijn eigenlijk eengezinswoningen die op elkaar gestapeld zijn. verdieping 1 is het
woongedeelte en een ‘verdieping’ hoger bevind zich het slaapgedeelte.
Paragraaf 1.5 soorten woningen
Woningen worden naar hun plattegrond ingedeeld in een aantal soorten. De bekendste zijn:
1. Kamer en suite
2. Doorzonwoning
3. Z-woning
De woning met een kamer en suite dateert van voor de WO2. De woning bevat een voorkamer en
achterkamer, gescheiden door een of twee schuifdeuren. De doorzonwoning is na de oorlog veel
gebouwd. De plattegrond bestaat uit een rechte kamer die loopt van de voorgevel tot de achtergevel.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper jeskezweering. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.