DOELSTELLINGEN EN
AANTEKENINGEN ACUTE ZORG
Blok 1, leerjaar 2, Hogeschool Viaa
Laura
, Inhoudsopgave
Week 1 ..................................................................................................................................................... 2
Week 2 ................................................................................................................................................... 26
Week 3 ................................................................................................................................................... 32
Week 4 ................................................................................................................................................... 48
Week 5 ................................................................................................................................................... 61
Week 6 ................................................................................................................................................... 69
Week 7 ................................................................................................................................................... 72
Week 8 ................................................................................................................................................... 88
OWG PGO .............................................................................................................................................. 88
, Week 1
College 1: Introcollege Acute Zorg
De student kan:
1. de definitie van acute zorg benoemen;
- Zorg die snel/ in korte tijd van karakter kan veranderen
2. aan de hand van voorbeelden uitleggen dat acute zorg binnen verschillende zorgsettingen
voorkomt;
- In elke situatie kan dit voorkomen (reanimatie, agressie, pob, wonden, etc)
3. benoemen welke casuïstiek er wordt behandeld dit blok;
- N.v.t.
4. uitleggen welke grote lijnen met bijbehorende opdrachten er dit blok behandeld worden;
- N.v.t.
5. benoemen bij wie hij/zij terecht kan met vragen omtrent de organisatie van dit blok.
- N.v.t.
College 2: Hartinfarct
De student kan:
1. de normale anatomie en fysiologie van de tractus circulatorius beschrijven (zie ook de
doelstellingen over de tractus circulatorius uit het Basissemester);
Wat is de Tractus Circulatoris?
Het hart en de vaten vormen samen de Tractus Circulatoris. De tractus Circulatoris is opgebouwd uit:
- Een buizensysteem → de bloedvaten
- Gevuld met vloeistof → bloed
- Voortgestuwd door stroming → pompsystemen
Doelstellingen
De student kan
o De drie kernonderdelen van de tractus circulatorius (te weten: de bloedvaten, het bloed en de
pompsystemen) beschrijven naar bouw en functie.
Bloedvaten
Wat is het?
Bloedvaten hebben een verschillende structuur, omvang en functie.
- Arteriën (slagaders) en hun kleinere takken (arterioles) dragen bloed weg van het hart.
Arterioles vertakken zich in enorme netwerken van capillairen (dunwandige haarvaten)
die kleine uitwisselingsvaten zijn, waardoor voedingsstoffen, water en zuurstof in de
weefsels kunnen circuleren en celafval, zoals kooldioxide, in de bloedbaan terecht komt
en afgevoerd wordt. De capillairen smelten samen tot kleine venulen, die op hun beurt
weer samensmelten tot grote aders (venen), die het bloed terugvoeren naar het hart.
- Hoewel de structuur van de wanden van slagaders en aders aanzienlijke verschillen
vertoont die de verschillende functies weerspiegelen, bevatten beide 3 lagen weefsel:
1. Tunica Adventitia, een buitenste laag van vezelig weefsel, die het bloedvat
beschermt en ondersteunt.
2. Tunica Media, een middelste laag die variabele hoeveelheden glas spier en elastisch
weefsel bevat.
3. Tunica intima, oftewel endotheel, een gladde binnenlaag die slechts één cel dik is.
, Functie
- Venen vervoeren zuurstofarm bloed en afvalstoffen van de organen naar het hart toe.
- Arteriën brengen zuurstofrijk bloed en voedingsstoffen naar de organen toe.
- Capillairen zijn haarfijne bloedvaatjes waarin de rode bloedcellen zuurstof en kooldioxide
afgeven of opnemen.
De aorta is de grootste arterie in het lichaam. De twee grootste bloedvaten, de vena superior
en vena inferior, voeren bloed van alle lichaamsdelen terug naar het hart.
Bloed
Wat is het?
Het bloed is een vloeibaar verbindend bindweefsel. Het circuleert voortdurend rond het
lichaam en wordt voortgestuwd door de pompende werking van het hart. Het bloed
vervoert: zuurstof, voedingsstoffen, hormonen, warmte, antilichamen en cellen van het
immuunsysteem, stollingsfactoren en afvalstoffen.
Waar bestaat het uit en functie
Bloed bestaat uit een doorzichtig, strokleuring, waterig vocht dat plasma heet, met daarin
verschillende soorten bloedcellen in suspensie. Het bloedvolume bestaat gewoonlijk voor
55% uit plasma en de resterende 45% uit de cel fracties. De functie van het bloed is
transportmedium (in vloeistof opgeloste cellen en moleculaire deeltjes, zoals zuurstof,
kooldioxide, voedingsstoffen, brandstoffen en afvalstoffen), afweer, bloedstelping en
bloedstolling
De cel fracties bestaan uit:
- Rode bloedcellen (erytrocyten): hun functie is het vervoer van gassen, voornamelijk
zuurstof, maar ook een beetje koolstofdioxide. Ze hebben geen kern, waardoor ze niet
kunnen delen. Ze zijn flexibel, waardoor ze nauwe capillairen kunnen passeren en
bevatten geen intracellulaire organellen, zodat er meer plaats is voor hemoglobine, het
grote gepigmenteerde eiwit dat verantwoordelijk is voor het gastransport. Door hun
afgeplatte vorm kunnen ze zich als borden in de bloedsomloop opstapelen, waardoor er
minder turbulentie optreedt.
- Witte bloedcellen (leukocyten): deze cellen spelen een belangrijke rol bij de verdediging
en immuniteit. Zij ontdekken vreemd of afwijkend (antigeen) materiaal en vernietigen
het door een aantal afweermechanismen. Leukocyten zijn de grootste bloedcellen, maar
vormen 1% van het bloedvolume. Ze bevatten een kern en in het cytoplasma bevinden
zich soms korrels (granulen). De belangrijke 2 soorten zijn: granulocyten en
agranulocyten.
- Trombocyten (bloedplaatjes): dit zijn zeer kleine, schijfvormige cel fragmenten,
ontsproten aan het cytoplasma van megakaryocyten in het rode beenmerg. Ze hebben
geen kern, maar hun cytoplasma is wel gevuld met granulen die tal van stoffen bevatten
die de bloedstolling bevorderen en zorgen voor hemostase (het stoppen van de
bloedstroom).
Het hoofdbestanddeel van plasma is water (90-92%) met daarin een reeks opgeloste en
zwevende stoffen, zoals:
- Plasma-eiwitten: vormen 7% van het plasma en ze zijn grotendeels verantwoordelijk
voor de osmotische bloeddruk, waardoor het plasma binnen de bloedcirculatie blijft.
- Anorganische zouten (elektrolyten)
- Voedingsstoffen, voornamelijk uit verteerd voedsel: ze zijn essentieel voor de celgroei en
-stofwisseling. De voedingsstoffen zijn onder andere glucose, aminozuren en vitaminen.
