HOORCOLLEGE
AANTEKENINGEN
JEUGDRECHT
Kimberley Drent
NIET DOORSTUREN!
,Inhoud
Hoorcollege 1 – Civiel Jeugdrecht en Minderjarigheid ........................................................................... 2
Ontwikkeling van het Jeugdrecht ........................................................................................................ 2
Minderjarigheid bij de geboorte, daarvóór en daarna ....................................................................... 4
Gezag en beperking handelingsbekwaamheid ................................................................................... 7
Processuele handelings(on)bekwaamheid ....................................................................................... 10
Verjarings- en vervaltermijnen.......................................................................................................... 11
Hoorcollege 2 – Kind en scheiding ........................................................................................................ 12
Het huwelijk en het geregistreerd partnerschap .............................................................................. 13
De echtscheidingsprocedure............................................................................................................. 15
Participatierecht van kinderen .......................................................................................................... 16
Het ouderschapsplan ........................................................................................................................ 17
Gezag en formele scheiding .............................................................................................................. 18
Levensonderhoud ............................................................................................................................. 20
Omgang en informatie ...................................................................................................................... 22
Hoorcollege 3 – Gedwongen jeugdzorg ................................................................................................ 24
Gedwongen jeugdbeschermingsmaatregelen .................................................................................. 24
Wetgeving ......................................................................................................................................... 24
De meest voorkomende beschermingsmaatregelen ........................................................................ 25
Gezagsbeëindigende maatregel ........................................................................................................ 25
De ondertoezichtstelling ................................................................................................................... 27
De uithuisplaatsing............................................................................................................................ 30
De voorlopige voogdij ....................................................................................................................... 33
De tijdelijke voogdij ........................................................................................................................... 34
Rechtspraak ....................................................................................................................................... 35
Hoorcollege 4 – Gastcollege .................................................................................................................. 36
Hoorcollege 5 – Inleiding jeugdstraf(proces)recht & IVRK .................................................................... 40
Hoorcollege 6 – Jeugdstraf(proces)recht .............................................................................................. 45
Hoorcollege 7 – Jeugdstrafrecht ........................................................................................................... 52
1
,Hoorcollege 1 – Civiel Jeugdrecht en Minderjarigheid
Ontwikkeling van het Jeugdrecht
Jeugdrecht
Het jeugdrecht omvat alles wat verdrag en wet regelt ten aanzien van minderjarigen en
jongmeerderjarigen en soms ten aanzien van meerderjarigen tot 23 jaar.
Samenvattende terugblik op ontwikkeling
De ontwikkeling van het jeugdrecht begint eigenlijk eind 19e, begin 20e eeuw. Het ging dan om het
verwaarloosde kind. De gedachte was dat als het kind uit een verwaarloosde situatie wordt gehaald,
het dan niet gaat criminaliseren. Die gedachte kwam vanuit de jeugdrechtbank, Juveniele Courts, aan
het eind van de 19e eeuw in Amerika. Die ging uit van de gedachte dat de overheid moet ingrijpen op
het moment dat ouders hun kind verwaarlozen. Dat ingrijpen was gestoeld op de strafrechtelijke
context. In die tijd was dat niet anders in Nederland, maar wel in deze tijd. Als je het nu hebt over
een kinderbeschermingsmaatregel of jongerenproblematiek, dan ziet dat op de situatie hoe kinderen
omgaan met moeilijke situaties in hun leven. Dat is een wezenlijk andere problematiek.
Maar de wijze waarop wij dat juridisch vertalen en hoe wij ingrijpen is eigenlijk niet veranderd in de
afgelopen eeuw. Als je dan kijkt naar die invloed dan moeten de paren patriae waken over de
afhankelijke, hulpbehoevende en onaangepaste jeugd. Dus het gaat niet zozeer uit compassie, maar
om de samenleving te beschermen tegen het voorkomen van criminaliteit. Die invloed is heel groot
geweest en dat zien we terug in de wetgeving. Onder andere de zogeheten ‘Kinderwet’ begin 19e
eeuw.
Invloed Amerikaanse juveniele courts
Dus het is de invloed van wat in Amerika aan gedachten en opvattingen is ontwikkeld, die mede
verklaart dat de wetgeving van in de eind 19e eeuw begin 20e eeuw zich richt op het beëindigen en
beperken van het ouderlijk gezag. Illustratief is de invoering van de maatregelen van de “ontheffing
en ontzetting” uit het “vaderlijk gezag” in 1901 en bijvoorbeeld de beperking van dat gezag door de
“toevertrouwing” en bijvoorbeeld de dissertatie van J.A. Versleur, “Kinderrechtbanken”, dissertatie,
Utrecht 1912, p. 277 ee.v. Daarin wordt gepleit voor een “speciale kinderrechter die ambtshalve
bevoegdheden en de leiding krijgt over de ondertoezichtstelling. Wat leidt tot de wet van 5 juli 1921
waarin die kinderrechter er komt en zo ook de ondertoezichtstelling die het gezag over kinderen
beperkt.
Tweede helft van de vorige eeuw
Als je kijkt wat voor ons belangrijk is, waar ons jeugdrecht vandaan komt, moet je kijken naar de
tweede helft van de vorige eeuw. Het is de samenleving die heel snel verandert. Er is een
spanningsveld tussen een overheid die meer grip krijgt op het leven van individuen. Dat zie je terug
in wetgeving die schrijft over rechten en verplichting van ouders, naamswijziging, rechten en
verplichtingen van het alimentatierecht. Die toegenomen grip van de overheid (vanaf 1960/1970)
leidt tot een tegenreactie van de jeugd. In de eerste plaats gaat het om de hippiecultuur die zich richt
tegen een kapitalistische samenleving, die wordt ervaren als gericht op geld verdienen en die leidt
tot minder vrijheid en onderdrukking van gevoel. Die tegencultuur mondt uit tot meer mondige
burgers met een kritische houding. Dat leidt tot een sterk veranderd denken over gezag, hiërarchie
(emancipatie van kinderen), institutie en maatschappelijke verhoudingen in het algemeen. Dat heeft
allemaal een wezenlijk invloed gehad op de ontwikkeling van het jeugdrecht en het denken over de
positie van kinderen.
2
, Invloed van het EVRM en EHRM
Die tegengas vanuit de samenleving heeft geleid tot de opkomst van het EVRM en EHRM gericht op
de begrenzing van de toenemende invloed van de overheid. Als je denkt aan het gezinsleven denk je
aan art. 8 van het EVRM en de ontwikkeling van het EVRM. Echter, er is geen bepaling in het EVRM
die specifiek gericht is op kinderen. De tekst van het EVRM is niet gericht op kinderen. Dat is niet gek,
want het verdrag is geschreven in 1950. Toen dachten wij nog niet aan kinderen als rechtssubjecten
of dergelijke. Toch is het EVRM allesbepalend voor de rechtsontwikkeling geweest. Dat zit hem niet in
de tekst van het EVRM, maar in de rechtspraak van het EHRM. De rechtspraak van het EHRM geeft
een interpretatie van de bepalingen uit het verdrag. In de jurisprudentie zie je terug dat in de
afgelopen 70 jaar de positie van de kinderen sterk is versterkt. Dat wordt nog krachtiger met de
inwerkingtreding van het IVRK in 1995 (mondiaal internationaal verdrag). Daarin staan alleen maar
kind-specifieke bepalingen. Dat verdrag heeft net als het EVRM directe werking, dat wil zeggen dat
eenieder in Nederland zich daarop kan beroepen. Het IVRK werkt door doordat het EHRM de
bepaling van het EVRM uitlegt aan de hand van het IVRK. Als je kijkt naar het voorrecht van kinderen,
inspraak van kinderen of dat kinderen zelf naar de rechter mogen gaan, is allemaal een interactie
geweest van art. 6 en 8 EVRM op basis van bijv. art. 12 IVRK. Het jeugdrecht wordt dus uitgebreid,
wordt breder en omvat meer aspecten van algemene regelgeving.
Ontwikkelingen van deze eeuw
Nu is het Jeugdrecht niet meer zo zeer gericht op de begrenzing van de overheid, maar op de
maatschappelijke ontwikkelingen. Het is een heel dynamisch rechtsgebied geworden vanaf het jaar
2000. Daarvan getuigt veel relatief recente en aankomende wetgeving, zoals de Wet lesbisch
ouderschap (2014); Jeugdwet, (2015); Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen (2015); Wet
tegengaan van huwelijksdwang (2015); Wet zorg en dwang en Wet verplichte ggz (2020);
Ontwerpwetsvoorstellen draagmoederschap en deelgezag, de voorstellen voor nieuw naamrecht
(gecombineerde naam) en de Transgenderwet.
Deze eeuw wordt dus gekenmerkt door veel politieke wetten die aansluiten op de brede
opvatting van de samenleving, die heel makkelijk van kleur verschillen, maar die ook maken dat recht
niet meer een vanzelfsprekend samenhangend geheel is maar waarbij ook traditionele
uitgangspunten worden meegenomen (hoe ontwikkelt een kind zich, wat wil een kind wel en wat
niet).
Internationale normen
Je moet goed voor ogen houden dat het IVRK een mondiaal internationaal verdrag is. Het gaat in het
IVRK niet alleen om de burgerlijke en politieke rechten, maar ook om de economische, sociale en
culturele rechten van kinderen. Dan hebben we nog het EVRM (sinds 1998), waarin nog steeds hele
belangrijke bepalingen instaan. Met name de bepaling art. 1 EVRM jo. art. 1 Eerste Protocol, 2, 6 en 8
EVRM zijn heel belangrijk. Dan gaat het om respect voor het (privé)leven, familie-en gezinsleven,
woning en correspondentie, toegang tot de rechter, verbod op discriminatie, restrictief en proactief
overheidsingrijpen en bescherming eigendom.
De verhouding tot de nationale wetgeving is gegeven in art. 93, 94 en 120 Gw. Dat brengt
met zich dat beide verdragen directe werking hebben en iedereen zich daar ten overstaan van de
rechter op kan beroepen.
Het IVRK
Het IVRK geldt dus in Nederland sinds 8 maart 1995. Het bevat eenieder verbindende bepalingen en
gaan voor nationale wetgeving (art. 93 en 94 Gw), met name: art. 3, 5, 7 t/m 9, 12 t/m 14, 16, 37 en
40 lid 2 IVRK. Zie bijv. art. 3 IVRK: het belang van het kind vormt bij maatregelen betreffende
kinderen altijd de eerste overweging. Dus het belang van het kind staat altijd voorop. Met deze
bepaling heeft Nederland moeite om het te erkennen als een directe werking-bepaling, omdat het
3