1. Wat is het verschil tussen psychopathologie en psychiatrie?
A. De psychopathologie richt zich traditioneel meer op kinderen en jeugdigen, de
psychiatrie meer op volwassenen.
B. De psychopathologie vat psychische stoornissen op als 'aangeleerd gedrag'; de
psychiatrie vat stoornissen meer op als ziekten.
C. De psychopathologie richt zich meer op de theorie van stoornissen, de psychiatrie
meer op de praktijk van de hulpverlening.
2. Hoe is de ontwikkelingspsychopathologie het beste te typeren?
A. Als een integratieve benadering van meerdere wetenschappen.
B. Als een toepassing van nieuwe kennis uit hersenonderzoek.
C. Als een nieuwe wetenschap.
3. Hoe vat men binnen de ontwikkelingspsychopathologie een psychische stoornis op?
A. Als een relatief vaststaand kenmerk van een kind.
B. Als een scheefgegroeide ontwikkeling van een kind.
C. Als een niet volbrachte ontwikkelingsopgave.
4. Wat is een uitgangspunt van de ontwikkelingsgerichte benadering van psychische
stoornissen?
A. Kinderen groeien vrij makkelijk over psychische stoornissen heen.
B. Sommige psychische stoornissen zijn normaal omdat ze bij een bepaalde
levensfase horen.
C. Om te kunnen vaststellen of gedrag van een kind afwijkend is, moet je weten in
welke levensfase een kind verkeert.
5. Als je hebt vastgesteld dat een kind een psychische stoornis heeft, wat moet dan de
leidraad zijn van je handelen?
A. Dat er in de ontwikkeling van het kind één factor is op te sporen die de stoornis
heeft veroorzaakt.
B. Dat ook (een van) de ouders een psychische stoornis heeft/hebben.
C. Beseffen dat het kind, ondanks de stoornis, een uniek individu is.
6. Op welke wijze heeft cultuur invloed op de psychopathologie?
A. Een cultuur kan de kans dat kinderen een psychische stoornis ontwikkelen zowel
bevorderen als verminderen.
, B. Een cultuur beïnvloedt hoe volwassenen het gedrag van kinderen beoordelen en
daarmee de vaststelling of er sprake van een stoornis is.
C. Zowel uitspraak a als uitspraak b is juist.
7. Wat betekent het als er sprake is van een internaliserende stoornis?
A. Dat de stoornis veroorzaakt wordt door neurologische - interne - factoren.
B. Dat het gezin van het kind met de stoornis de problematiek intern oplost.
C. Dat de stoornis en het lijden van het kind weinig opvalt.
8. Waarvan is een gedragsstoornis een voorbeeld?
A. Een emotionele stoornis.
B. Een externaliserende stoornis.
C. Een ontwikkelingsstoornis.
9. Wat is het grote voordeel van het vaststellen van risico- en beschermingsfactoren van
een stoornis?
A. Als de stoornis is ontstaan bieden deze factoren richtlijnen voor de behandeling.
B. Deze factoren geven, al op jonge leeftijd, richtlijnen voor preventief handelen.
C. Eenmaal vastgesteld illustreren deze factoren de unieke uitingsvorm van een
stoornis bij een specifiek kind.
10. Wat blijkt uit recent onderzoek over de invloed van erfelijkheid en omgeving op het
ontstaan van psychische stoornissen?
A. De invloed van erfelijkheid en omgeving samen, is groter dan de optelsom van
deze invloeden.
B. Zowel erfelijkheid als omgeving beïnvloeden het ontstaan van stoornissen, je kan
deze invloeden bij elkaar optellen.
C. Onderzoek wijst uit dat de invloed van erfelijkheid bij vrijwel alle stoornissen van
doorslaggevend belang is.
,Hoofdstuk 2 – Classificatie, diagnostiek en epidemiologie
1. Als een hulpverlener of wetenschapper zichzelf de vraag stelt hoe een stoornis
ontstaan is, met welke activiteit is hij dan bezig?
A. Classificeren.
B. Diagnosticeren.
C. Epidemiologie.
2. Als je een psychische stoornis indeelt met behulp van het DSM-systeem, wat maak je
dan?
A. Een classificatie.
B. Een diagnose.
C. Een medisch vignet.
3. De Child Behavior Checklist (CBCL) is een vragenlijst waarmee de onderzoeker...
A. categoriale classificaties maakt.
B. dimensionale classificaties maakt.
C. diagnoses van de oorzaken maakt.
4. Co-morbiditeit is een begrip dat slaat op...
A. de ernst van de stoornis.
B. de mate van functioneren van een persoon voordat een stoornis manifest werd.
C. het tegelijkertijd voorkomen van stoornissen.
5. Als je dimensionaal classificeert, waarover doe je dan een uitspraak?
A. De mate waarin iemand een stoornis heeft.
B. De mate waarin stoornissen samenhangen met andere factoren.
C. Of iemand wel of geen stoornis heeft.
6. Waarom moet het gezin zo veel mogelijk betrokken worden bij het onderzoek naar
stoornissen bij een kind?
A. Omdat er een grote mate van interactie is tussen het gezinsfunctioneren en het
functioneren van het kind.
B. Omdat de ouders toezicht moeten blijven houden op de hulpverlening omdat zij
eindverantwoordelijk zijn.
, C. Omdat de ouders de meest betrouwbare informanten zijn als het gaat om het
vaststellen van het functioneren van het kind.
7. Wat betekent de vaststelling dat een stoornis betrouwbaar is vastgesteld?
A. Dat de stoornis epidemiologisch is vastgesteld.
B. Dat de stoornis nauwkeurig is vastgesteld.
C. Dat de stoornis valide is vastgesteld.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper chantalharsevoort1. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.