Methoden en Technieken van
Criminologisch Onderzoek II
Universiteit Leiden
2023-2024
Inhoudsopgave
WEEK 1: introductie kwalitatief, kwantitatief en mixed-methods..........................................................2
WEEK 2: Bivariate Analyse I..................................................................................................................7
WEEK 3: Bivariate Analyse II ..............................................................................................................16
WEEK 4: Lineaire Regressieanalyse .....................................................................................................24
WEEK 5: Logistische Regressieanalyse Kennisclip .............................................................................31
WEEK 6: Logistische Regressie ............................................................................................................34
WEEK 7: Diagnostiek en schaaltechnieken ..........................................................................................43
,METHODEN EN TECHNIEKEN II
WEEK 1: introductie kwalitatief, kwantitatief en mixed-methods
Methodologische kennis criminologie:
Kenmerken criminologische onderzoeksvragen:
• Verborgen karakter → komt niet makkelijk aan de oppervlakte, dit willen daders
natuurlijk ook niet
• Selectiviteit van wat wel bekend is geworden → niet alle criminaliteit komt naar
boven
• Praktische moeilijkheden experimenteel onderzoek → is ethisch niet zo
verantwoord en praktisch niet te doen
• Verschijnselen niet normaal verdeeld→ kleinere sample/ groep
Kwantitatief onderzoek
• Beschrijven, vergelijken en toetsen cijfermatige gegevens → kwantificeren van
gegevens, N= groot
• Methoden = Surveyonderzoek, secundaire analyse, experimenteel, longitudinaal
etc.
• Datasets zoals slachtofferenquêtes, politiegegevens, CBS, WODC
• Sociale wetenschappen
Kwalitatief onderzoek
• Verschil met kwantitatief is dat kwalitatief echt de diepte in gaat. Het doel is echt
om inhoudelijke informatie te vinden die niet in cijfertjes te vinden zijn. N=klein
omdat het lastig is.
• Methoden = Etnografie, observaties, interviews
• Data is niet cijfermatig maar in woorden → bijv. transcripten, of
aantekeningen van interviews
Onderzoekseenheden kwalitatief
• Praktijken → bijv. witteboordencriminaliteit
• Episodes
• Interacties
• Rollen
• Groepen
• Organisaties
• Levensstijlen/subculturen
Kwalitatief onderzoek gaat er vanuit dat mensen zelf betekenis geven aan hun sociale
omgeving → Er is niet 1 werkelijkheid die we objectief kunnen bekijken. Mensen geven
betekenis op basis van hun ervaringen.
We gaan uit van het perspectief van de onderzochte, we zijn echt benieuwd naar hoe een
individu zich gedraagt. Bij kwantitatief gaat het meer om een grote groep in het algemeen.
Kwalitatief vs. Kwantitatief
Kwantitatief Kwalitatief
Onderwerp dat wordt De mate van optreden van sociale De aard van sociale
onderzocht verschijnselen verschijnselen
Cijfer versus woorden hangt af van de onderzoeksvraag
2
,METHODEN EN TECHNIEKEN II
Kwali. Vs kwanti onderzoeksvraag
Kwalitatief:
• Hoe...?
• Op welke manier …?
• Waarom ...?
Kwantitatief
• In hoeverre …?
• In welke mate …?
Criteria onderzoeksvraag
Beantwoord baar, relevant, helder, concreet, open vraag, precies, functioneel & bondig
Kennistheoretische verschillen
Wetenschapsfilosofische kwesties beïnvloeden de vooronderstellingen, methoden en
resultaten van onderzoek. Kunnen onderverdeeld worden in:
• Ontologische kwestie/vraag (het zijn) → Wat wordt volgens deze methode als de
werkelijkheid beschouwd
• Epistemologische kwestie/vraag (kennis) → Wat willen we weten? In wat voor
kennis zijn we geïnteresseerd
• Methodologische kwestie/vraag (meting) → Hoe komen we aan de kennis
Kwantitatief: positivisme
• Ontologie:
o Objectieve werkelijkheid
o Gaat ervan uit dat als we naar buiten kijken we allemaal dezelfde
blauwe lucht zien.
• Epistemologie: (hoe nemen we dit waar?)
o Empirische wetenschappen nemen we kennis op
• Methodologie:
o Waarneembare feiten
Kwalitatief: constructivisme
• Ontologie:
o De echte werkelijkheid (voor zover die bestaat) is niet objectief
waarneembaar
o Die betekenis geven mensen door middel van cultuur, symbolen en
taal.
• Epistemologie:
o Die betekenissen zijn gebonden aan context (tijd, plaats)
o We gaan er wel vanuit dat mensen op een collectieve manier een
betekenis geven aan die werkelijkheid. We gaan bepaalde patronen
herkennen.
• Methodologie:
o Die betekenissen zijn empirisch te bestuderen door interacties te
bestuderen.
3
, METHODEN EN TECHNIEKEN II
kwantitatief kwalitatief
Verklaren vs. Verklaren Verstehen
begrijpen Opvattingen/gedrag Begrijpen van handelen
adhv
(achtergrond) variabelen (op basis van
verbanden die je kunt toetsen)
Niet perse face-to-face In contact met
onderzochten
Perspectief onderzochten niet relevant Perspectief van de
onderzochten zelf
Kwantitatief Kwalitatief
Causaliteit vs. Causaliteit gemodelleerd naar Geen causaliteit, samengaan
verwantschap natuurwetenschap
Afhankelijke en onafhankelijke Kenmerken die elkaar
Variabelen beïnvloeden
Monocausaliteit - A heeft effect op B 'Wahlverwantschaft' (Max
Weber)
Kwantitatief Kwalitatief
Representatie vs. Representatie werkelijkheid, a 'Ideaaltypen' (Max Weber)
ideaaltype 'mirror of nature'
Model is weergave van de Sociale werkelijkheid oceaan
werkelijkheid van grijstinten
Ideaaltypen zijn artificiële
constructies
Kwantitatief Kwalitatief
Deductief vs. inductief Theorie toetsend (deductief) Theorie vormend (inductief)
Kwantitatief onderzoeksproces
Empirische cyclus die je 1x doorloopt
4